Hugo Claus
Vlaanderen gaat een van zijn meest belovende jonge talenten ontdekken
door WOUT WELLINCK
DE Leie stroomt daar traag en zwart voorbij, even wars van elke vooruitstrevende gedachte als de uitgevreten muren van het Pand, massaal stenen reliek uit. Gents grote tijden. De buurt is vermolmd, verweerd en de nauwe steeg, die wij inslaan, moest haar lugubere krochten leiden inplaats van naar de drukke straat van het centrum. Het regent een beetje, zoals u zult begrijpen, anders komt een mens niet zo gauw op zulke gedachten. Maar als we in die steeg aanbellen aan een hoge en wat verveloze deur, gaat er na enige tijd heel hoog een raam open en een blond vrouwelijk hoofd roept met onmiskenbaar Hollandse tongval:
«Ik kom dadelijk ! »
Dat is tenminste een zonnige noot en het voorspelt alle goeds, al is het duidelijk, dat we nu moeten wachten; dat moet altijd als een vrouw gezegd heeft, dat ze dadelijk zal komen. En we wachten nog als een jonge, stevig gebouwde man met een moeilijk te regeren haardos, een schipperstrui en een paar lachende ogen om de hoek komt.
«Ik ben Hugo Claus.»
Voor hem zijn we gekomen - voor de Vlaamse dichter en toneelschrijver, die ver boven de middelmaat uitsteekt, in het buitenland triomfen heeft gevierd en, zoals gebruikelijk, in eigen land vrijwel onbekend bleef bij het grote publiek. De man, wiens «Bruid in de morgen» in Nederland opgetogen kritieken kreeg en op 11 November a.s. in de K.N.S. te Antwerpen aan de Vlaamse toneelliefhebbers zal worden voorgesteld.
Het huis is groot en oud, met zalen van kamers en sluip-door gangen, maar als we op de derde verdieping komen, waar het echtpaar Claus woont, ziet alles er vriendelijk en licht uit en bovendien komt er een zonnetje door. Als we nog klimmen over de nauwe trappen klatert jazzmuziek ons tegemoet, de moderne jazz van de jongere generatie.
«Daar houd ik van,» zegt Hugo Claus.
«Geef mij maar Dixieland,» zeg ik en dus weten we, dat althans op dat gebied de kloof niet te overbruggen is. Hij zal later, gewetensvol, nog zo'n plaat opzetten en mij dringend uitnodigen om het mooi te vinden maar ik blijf somber op mijn standpunt staan en dat hindert niet - even goede vrienden. Als we boven zijn, is mevrouw Claus ontslagen van haar belofte om dadelijk te komen en dat mag dan ook wel, want die Moderne Jonge Schrijvers kunnen zo wazig zijn als ze willen - ze hebben hun ogen blijkbaar niet in hun zak en mevrouw Claus (die we verder Elly Norden zullen noemen omdat ze het zelf ook doet) is kennelijk niet ten onrechte bij de film geraakt. Ze is een van die vrouwen, die zich alles kunnen veroorloven, zelfs trouwen met experimentele dichters. Want een dichter is Hugo Claus in de eerste plaats en experimenteel was hij al, nog voor hij ooit van de Hollandse experimentelen in, Amsterdam had gehoord. Een voorbarig jongetje is hij altijd geweest, want wie mag, zoals hij, op zijn vierde jaar eerste communie doen ? Dat heeft hem overigens niet belet om op veertienjarige leeftijd de boze wereld in te trekken; dat de politie hem binnen enkele weken terughaalde, was zijn schuld niet. De vraag rijst, hoe zo iemand tot schrijven komt. Dat gaat vanzelf. Tussen de bedrijven door. Want na dat weglopen heeft hij het geregelde leven van de brave burger er toch maar aan gegeven. Om een vluchtige indruk te bieden : hij is gevelschilder geweest te Parijs en te Gent, hij is arbeider geweest in een suikerfabriek in Noord-Frankrijk, nachtwaker in Londen, typograaf...
"Ook in Gent heb ik veel muren geschilderd," zegt hij voldaan. " Het is prettig als je met iemand door de stad wandelt en kunt zeggen : dat heb ik nog geschilderd."
De trots op het eigen handwerk is van zeer bijzondere aard en houdt zelfs stand tegenover romans, toneelstukken en letterkundige prijzen. Maar al schilderend en sjouwend en nachtwakend, in de loop van twaalf ambachten en dertien ongelukken, heeft hij gedichten geschreven en korte verhalen, die gepubliceerd worden in het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Het is geen poëzie voor de massa. Hij zoekt, zoals vele jongeren, naar nieuwe vormen van uitdrukking, hij experimenteert. Het woord experimenteel brengt spanning in de lucht. Mijn eerste kennismaking met de experimentele dichtkunst was een vers, waarin iemand zijn geliefde de lof toezwaaide dat zij «de kikvors van mijn dijen» was. Na zo iets drinkt een man haastig een borrel en zoekt vergetelheid in «Forever Amber». Maar daarmee is de zaak van de experimentele dichters niet afgedaan. Die jongens branden het hele huis van de kunst af om een tijdje met de sintels te spelen, maar daarna gaan zij toch weer iets bouwen en ziedaar, het is inderdaad iets nieuws en zeker niet waardeloos. Hugo Claus speelt met de sintels, als hij in Parijs samen met Karel Appel op een regenachtige middag een dichtbundel met illustraties in elkaar wringt. Het is een kleine, vrolijke keuken van de dichtkunst, waarin al het erkende en gewaardeerde servieswerk in scherven wordt gesmeten terwijl de schim van Paul van Ostayen duidelijk zegenend in een hoek van de kamer heeft gestaan. Maar toch: ook hier zijn al de symptomen van wat komen gaat - de kunst van deze generatie. Nadien verschijnt zijn eerste roman, niet zonder hindernissen. Claus ontmoet een man, die het driewerf onzalige plan heeft opgevat om een uitgeverij te ontketenen en wil de jonge dichter misschien een roman schrijven om met het uitgeven te beginnen ? Het moet een roman worden in Amerikaanse stijl en Claus krijgt er welgeteld 500 frank voor. Als die binnen zijn gaat de uitgever bankroet nog voor hij ook maar een brochure heeft uitgegeven en Claus krijgt zijn boek terug. Dat is jammer, want het is een goed boek: het verhaal van een Amerikaanse soldaat en een Vlaams meisje. Gelukkig dat er nog letterkundige prijsvragen zijn en zo stuurt Hugo Claus zijn manuscript in voor de Leo Krijn-prijs, die hij nog wint ook. Het boek verschijnt in Vlaanderen onder de titel «De Metsiers», het wordt vertaald, in het Engels en in het Frans. Vooral in het buitenland is het succes groot.
Hier in Vlaanderen niet?
«Neen,» zegt Hugo Claus gelaten. «Je kunt tien boekhandels in Gent aflopen zonder één van mijn boeken te zien liggen.»
Het is een feit, dat stof biedt tot vele overpeinzingen. Maar voor de 19-jarige schrijver betekent dit boek toch in zekere zin een keerpunt: voor het eerst grijpt hij naar het lezend publiek en niet zonder succes. In Parijs maakt hij kennis met Hollandse experimentelen, Simon Vinkenoog, Remco Campert, Lucebert.
«Maar van meer belang was mijn kontakt met nieuwe schilders,» zegt Hugo Claus.
Dat is aannemelijk, want men behoeft zijn poëzie slechts even te zien om te weten, dat deze bij vlagen een sterk picturaal karakter heeft. Zijn tweede roman wordt ook al bekroond. Het is « De Hondsdagen », uitgegeven in Amsterdam, vertaald in het Frans. Hij krijgt er de prijs «Bonjour Jeunesse» voor. Maar die roman is niet in Parijs geschreven.
«Parijs is een heerlijke stad,» zegt hij, «maar men werkt er niet zoveel. En in Rome, waar ik nadien twee jaar heb gewoond, werkt men nog minder. De stad is een reusachtige matras, die iedereen uitnodigt om maar te gaan liggen.»
Daar kunnen Rome en Parijs het voorlopig mee doen. Dat hij naar Rome is gegaan, houdt overigens verband met andere redenen dan letterkundige: zijn echtgenote kreeg er aanbiedingen om voor de film te gaan spelen. Het was de bedoeling, dat ze er enkele weken zouden blijven, maar het werden twee jaren. Elly Norden heeft er onder meer in «Olivia» gespeeld met Edwige Feulllère, «Barbe Bleue» met Pierre Brasseur, «La pensionnaire » met Martine Carol. Of we deze blonde Hollandse (overigens in Oostende geboren en getogen) nog in andere films zullen zien ?
«Misschien. Maar daarvoor zou ik naar Italië moeten. En we hebben nu juist dit huis gehuurd om voorlopig in Vlaanderen te blijven.»
En dan komt, na dichtbundels en romans, het toneelwerk. « Een bruid in de morgen» is wel zijn eerste, grote toneelstuk, maar voordien heeft hij al éénacters geschreven. Waarom toneel ?
«De weerklank van het boek is mij te beperkt,» zegt Hugo Claus. «Op het toneel geeft men iets te zien en er is een onmiddellijke reactie van het publiek; men weet dadelijk, of iets al dan niet inslaat. Ik zou die weerklank meer physiek willen noemen. Ook meer collectief. En dat heeft mij aangetrokken. In Rome heb ik ook filmscenario's geschreven, maar dat is verschrikkelijk werk. Er blijft niets van over. De beste films, vind ik dan ook die, waar scenario-schrijver, producer en regisseur dezelfde persoon zijn, zoals bij Chaplin, Orson Welles.»
Als ik vraag, of er ook mensen zijn onder wier invloed hij heeft gestaan, is het antwoord verrassend.
«Ik bewonder de Duitse romantici, von Kleist, Hölderlin en vooral Achim von Arnim - die in de eerste plaats. En dan natuurlijk Paul van Ostayen.»
Dat laatste is direct te begrijpen; over de invloed van deze Vlaamse pionier zal iemand nog eens een lijvig werk kunnen schrijven,.
« Nog werk onder handen ? »
« Voor het eind van het jaar verschijnt nog een korte roman, die in kringen van de music-hall speelt, in Italië. En dan ben ik al een jaar bezig aan een grote roman, maar daar valt nog niets over te vertellen.»
Nu stroomt volop zonlicht door de grote ramen en als we naar buiten kijken ziet alles er vriendelijk uit en zo door en door Vlaams : dit stadsbeeld kon nergens anders ter wereld zijn. Het is precies de goede omgeving voor deze Hugo Claus, de experimentele cosmopoliet, van alle markten en in aller heren landen thuis, maar wiens werk toch onmiskenbaar de stempel draagt van zijn eigen land. Er wordt wel eens geklaagd, dat de Vlaamse letterkunde niet veel nieuws te bieden heeft en voortdrijft op de faam van enkele welbekende figuren. Maar dat ligt dan toch in de eerste plaats aan het lezend publiek, dat in zijn conservatisme de band met Noordelijk Nederland verraadt. Tenslotte drinken we nog een glaasje calvados («beter dan cognac») op de valreep en als ik dan die vierkante jonge kerel van 26 jaar daar zie zitten, verbaas ik mij eerlijk over het vele, dat hij al gedaan heeft. En al was dan een groot deel van dit werk voor de «happy few», de kleine bent die durft en doet - geloof gerust, dat de gewone man, die iets goeds wil lezen in zijn vrije tijd zonder zich in het eigenlijke pionierswerk te verdiepen, nog van Hugo Claus zal horen. Een dergelijke hoeveelheid talent moet uitstromen, dat kan niet anders. En hij heeft het leven nog voor zich.