De vijfde kolom
DE PRIJS DER STAD GENT
- En nu ontving ik ook de prijs van de stad Gent, voor dat toneelstuk daar, ge weet wel... zegt Hugo Claus mij.
- Gij zijt de meest prijzenswaardige auteur, men vinden kan, antwoord ik hem. Want Claus heeft ongeveer geschreven: twee romans, een bundel schetsen, twee bundels gedichten en twee toneelstukken. En hij heeft daarvoor ontvangen: de Kryn-prijs, de Ark-prijs, de staatsprijs voor toneel, een prijs in Frankrijk (er kwam toen een foto van hem in alle Franse bladen, met een krans van Parijs meisjes rond zijn hals) en een prijs die ik vergeten ben, en nu de prijs van de stad Gent.
- En het gekste, zegt Claus, dat ik daar helemaal niets voor doe... al die dingen vallen mij op het hoofd, gelijk rijpe kastanjes in de herfst.
Het klonk als een verontschuldiging. En ik begrijp dat, het moet, onaangenaam zijn geen letter te kunnen schrijven of daar een prijs voor in ontvangst te moeten nemen. Ik herinner mij dat nog van toen ik een schoolknaap was... ik ging nooit naar prijsuitreikingen als ik wist dat ook mijn naam zou vernoemd worden. Maar och kom, hij moet zich daar maar in troosten, er gebeuren wel erger dingen in de wereld. Ik was hem daar in dat zijstraatje, uitkomend in de Veldstraat, gaan opzoeken om hem een interview af te nemen. Maar wij hebben er de literatuur onaangeroerd gelaten, en het lang bij lang over de burlesken in de cinema Leopold gehad (indertijd was het in de cinema American, te Brussel, dat de avant-garde samenkwam... de beeldhouwer Welles was daar, en Walravens, en Claus, en bijna heel Tijd-en-Mens.) en nu woont Claus in Gent en ontmoet ik hem regelmatig in de Leopold. En wij hadden het dan
over Betty Page en Tempest Storm, over Lorely en Lilly St-Cyr. "Maar ik vind ondanks alles de Franse toch mooier," zeg ik... "Magda en Valerie Lagruth, en vooral Candida." Doch Claus is daar niet akkoord mee. De Franse is misschien wel beminnelijker, zegt hij, maar de Amerikaanse is typischer. Zij is "keihard". Hij spreekt zeer zacht, Claus, alsof het hem pijn doet met u niet akkoord te zijn. Maar hij zit zo boordevol schoonheid, dat zelfs de doodgewoonste opmerking de moeite waard zou zijn te worden opgeschreven. Het is een beklemmend toneelstuk, een «keihard» verhaal, als hij over het proces Oswald Spruyt begint, dat hij van zeer nabij heeft gevolgd. Of als hij de vrienden, de kamertjes en de straten uit Parijs en Rome schetst, waar hij heeft gewoond. Ondertussen daagt Ellie Norden op, zijn echtgenote, en overstelpt ze u met allerlei prinselijke geschenken, met tijdschriften, koffie en thee, en met plantjes die ze in een bloembak voor het raam kweekt... Het is «Basilica», een geurig kruid dat uit Italië komt. En ge moet zo voortdurend deze geschenken aanvaarden, dat het van uw kant onbeleefd begint te worden. En even ondertussen zit de kat ongestoord het vlees voor het noenmaal naar binnen te spelen. Eigenlijk begrijpt ge niet goed, hoe hij hier in Gent kan blijven en de zon van het Zuiden moet missen (alhoewel hij er zeer mooi woont, met brede ramen die uitzicht geven op de achterkant van het Pand, en waar steeds wat te zien valt) nadat hij Parijzenaar en bewoner van Rome is geweest. Hij praat daar echter over alsof dat alles onherroepelijk voorbij is, een afgesloten periode van zwerven, een "overwonnen standpunt". En bovendien zegt hij :
- Och, ook ik begin stilaan wat ouderwets te worden.
En ik kan met moeite een glimlach bedwingen. Hij zit daar temidden de expressionistische schilderijen van Appels, van Corneille, en van hemzelf, en met een bibliotheek waarin alle atonale dichters rendez-vous hebben. En hij voelt zich wat ouderwets worden... Wat ten andere het bewijs is, hoe jong hij nog is. En overladen met de tijdschriften die hij mij onder de arm duwde, en met de geschenken die Ellie Norden mij in de zakken stopte, laat ik Hugo Claus aan zijn lot van «prijzenwinnaar» over. En ik doe dat met een gerust geweten, want ik weet dat het hem in niets beïnvloeden gaat, en hij verder bewonderenswaardige dingen zal blijven schrijven alsof er niets gebeurde.