Het Parool
Amsterdam
d.d.
24 Mei 1960
HUGO CLAUS WAS EEN HALF JAAR IN DE V.S.
'Nederlands toneel stukken beter dan het Amerikaanse'
(Van onze -letterkunde-redacteur)
Na een onverwacht bezoek aan Fellini's tot verontwaardiging der filmcritici in Cannes bekroonde "La dolcè vita" komt Hugo Claus zaterdagmiddag gehaast, en met verontschuldigingen op de lippen het café binnenlopen op het Leidseplein in Amsterdam waar acteurs uit alle delen van het land zitten. Paul Steenbergen uit Den Haag zit met Richard Flink uit Arnhem aan de leestafel, Marie Hamel zit gezellig met Mary Smitshuyzen aan een tafeltje, Ank van der Moer zit in een ernstig gesprek met David Koning, ik heb Willy Haak begroet en Petra Laseur, die zich haast naar Groningen, en Albert Mol, vol van zijn film, heeft net zoveel haast om naar de kapper te gaan. De eindexamens van de Toneelschool zijn aan de gang, en ja, het klopt, directeur Willy Pos is er ook.
Maar ik ben gekomen voor de Vlaamse schrijver Hugo Claus, de dertig gepasseerd nu en juist teruggekeerd uit Amerika waar hij een half jaar heeft gezworven met een beurs van de Ford Foundation. Via Fellini — hij moet er even over praten - komen we op zijn reis, die begin november in New York startte en hem over Boston, Chicago en Denver naar San Francisco bracht, vandaar over Las Vegas naar Mexico en toen nog haar Cuba. Terug naar New Orleans en nog enkele weken in New York en het Was gedaan. Nog geschreven onderweg? Ja zeker, hij heeft zijn scenario voor de film van Fons Rademakers in Amerika afgemaakt. "Het mes" is de titel. Voorlopig tenminste.
Ik was in New Orleans, vertelt hij, toen ik 's morgens vroeg werd opgebeld. Ik neem op, en zonder enige inleiding hoor ik een stem, die van Fons, die vraagt: "Wanneer is dat scenario nou eindelijk klaar!" Ik dacht, zegt Claus, en er klink grote voldoening over de grap, dat hij uit Europa belde. Dus ik zei: het is klaar, het ligt hier op mijn tafel. En toen Fons: Dan kom ik het even halen, ik ben over een uur bij je want ik zit hier vlak bij. Hij kwam uit Hollywood. Daar wist ik niets Van.
Alleen dat scenario? Op die vraag vertelt hij dat er spoedig een nieuwe bundel verzen van hem Verschijnt. Hij heeft in zes jaar geen gedichten meer gepubliceerd, ook niet in tijdschriften. Maar hij wil nu langer dan hij vroeger deed wachten met publiceren. Deze gedichten zijn anders, zegt hij, dan zijn vorige. En hij werkt aan een roman, al een tijd.
"Vroeger wilde ik alles direct publiceren", zegt hij met een karakteristiek verontschuldigend lachje, "nu wil ik het eerst laten liggen."
Een toneelstuk dat hij na een jaar overlas, werd afgekeurd. Er komt ook nog een groot platenboek over Karel Appel, zegt hij plotseling, een onleesbaar boek. En, op mijn vragend wenkbrauwtrekken:"Ik probeer op bepaalde plaatsen te doen want Karel doet met verf. Je kunt je het effect voorstellen."
JA, hij heeft veel toneel gezien in New York, maar het viel hem niet mee. Alleen "Sweet bird of youth" van Tennessee Williams, onder regie van Eliza Kazan was erg mooi. Maar in het algemeen, nee. De sterren hebben diva-allures, hij is niet onder de indruk gekomen van het Amerikaanse toneel. Het Nederlandse toneel is stukken beter dan dat in Amerika, zegt hij overtuigd. Guus Oster die er even bij is komen zitten, lacht tevreden.
Je schrijft niet, roept hij dan tegen mij, waarom schrijf je dat niet op: de Nederlandse Comedie is stukken beter dan het toneel in Amerika!
Ik doe het, zeg ik, kijk maar, hier staat het.
Ik heb een première meegemaakt, zegt Claus, nu dat is iets bijzonders. Het was "The tenth man" van Paddy Chayevski. Na afloop gingen we met een troep mensen naar een theater-restaurant, Sardi's restaurant — hij spelt het voor mij en niemand wist hoe de indruk van het stuk was. In dat restaurant hangen de portretten van acteurs en toneelschrijvers in volgorde. De beroemdste vooraan, in het midden de heel bekende, en de mindere goden achteraan. Als er een stuk van je valt, bijvoorbeeld, Wordt je portret naar achteren gehangen. Ja werkelijk. Nou, stilte hè, want niemand wist het. Gewoon gepraat en Wachten, Wachten. Dan komt er een man binnen met een nog natte krant. De eerste kritiek, van Brooks Atkinson. Die is belangrijk. Een pracht kritiek! Iedereen juicht, praten wordt harder en luider, er wordt champagne geschonken. Claus pauzeert even. Dan: ja, commercieel hè, er zit enorm veel geld in zo'n stuk.
HUGO CLAUS . vervreemd van beatniks .
Dan vertelt hij van het Guggenheim Museum, dat veel indruk op hem heeft gemaakt en van Chicago, een sombere, harde stad uit een andere tijd.
De Amerikanen hollen de hele dag, zegt hij. Ik heb al die tijd geen kop koffie gehad 's morgens waar het schoteltje schoon van was. Ze schuiven het met zo'n 'haast naar je toe, dat de koffie erover vliegt. Ze hollen de hele dag...
Nog schrijvers gezien ? vraag ik hem.
De beatnik-jongens heb ik in San Francisco gesproken, komt er zonder veel enthousiasme uit.
Wie?
Kenneth Rexroth, dat is een essayist, hij wordt de grootvader van de beatniks genoemd, En Laurence Ferlinghetty. Ze doen geposeerd aan. Toen ik in 1948 in Parijs woonde, hoorde dat zo. Maar omdat in San Franco na twaalf jaar terug te vinden! Ik ben ervan vervreemd. Zij zijn een reactie op het materialisme in Amerika, ze hebben drie uitwegen: het katholicisme, de homoseksualiteit en de dope. Nee, zegt hij weer, het heeft niet veel indruk op me gemaakt, te veel pose...
De speelstad Las Vegas is een unicum. Met Claude Ollier en Robert Pinget, twee jonge Franse schrijvers die ook een beurs hadden, en met zijn inmiddels naar Amerika gekomen vrouw, heeft hij in San Francisco een auto gehuurd, een enorme wagen zegt hij, een Ford 1960 met air-conditioning, en hij is naar Mexico gegaan.
Het wonderlijkste stadje van Amerika, zegt hij van Las Vegas. Langs de Westkust rijd je uren door de woestijn. Er is niets. Opeens lichten: Las Vegas, de speelstad. Zelfs op de w.c. vind je gokautomaten, aan elke hand een. Ik heb er nog een paar woorden gesproken met mijn grote held — zijn ogen schitteren - Frank Sinatra. Heb hem gezegd dat hij de president Amerika moest zijn.
DAN door de Indianen-reservaten naar Mexico, waar de Mayacultuur hem gefascineerd heeft. En het feit dat alles nog intact is, echt, niet-toeristisch. Toen Havana, een mooie stad, helemaal leeg. Want Havana is er voor het vermaak van de Amerikanen, die nu de stad van Fidel Castro boycotten.
Kleine jongetjes gooiden stenen naar ons, omdat ze dachten dat we Amerikanen waren. Dan riepen we in het Frans dat ze dat moesten laten en meteen was het afgelopen.
Hij is ongeduldig geworden van het lange praten. Ik merk dat omdat hij telkens zegt, als we afdwalen van zijn reis "vooruit, we moeten werken." We houden dus bij Havana op, schudden handen, zeggen vriendelijkheden en geven elkaar groeten mee. Zijn lege kop koffie laat hij zonder een blik achter als hij weggaat. En het schoteltje is zo schoon!