Elsevier's Weekblad Amsterdam

Party

Jarenlang zijn wij vurige New Yorker lezers geweest. Iedere week vormde de lectuur van dit blad een soort hoogtepunt in ons - als wij dit zo noemen mogen - intellectuele leven. Totdat wij ons plotseling bewust werden van het "snob appeal" van dit blad, dat niet alleen uit zijn advertenties, doch ook uit zijn redactionele gedeelte opwalmde "to hell and high heaven". Bovendien zakte, na de dood van hoofdredacteur Harold Ross, zijn peil zeer duidelijk waarneembaar. Zodat, wat vroeger vele jaren laag ons wekelijkse manna mocht heten, nu nog maar een enkele keer door ons geconsumeerd wordt. Gisteren kochten wij weer een een nummer. Het was van voor Kerstmis en dus was het vet en welvarend: niet minder dan 240 bladzijden dik, maar daarvan waren er meer dan 170 advertentiepagina's. Een mooie zaak, maar niet zo mooi voor mensen die liever geen advertenties lezen. Wij hebben eens ergens gelezen dat de New Yorker het zich veroorloven kan per jaar voor een kleine drie miljoen gulden aan advertenties te weigeren. Dat is bijzonder indrukwekkend, maar deze uitzonderlijke welvarendheid wordt niet geëvenaard door de kwaliteit van zijn geschreven gedeelte. Niet dat het nu een prullig blad is geworden en dat er geen lezenswaardige artikelen meer in staan, maar het is toch niet meer wat het was. De geïllustreerde grapjes zijn aanmerkelijk gezakt en er staan weinig verrassende artikelen meer in. Wij zouden zelfs willen zeggen, dat onze voormalige favoriet duidelijke ouderdomsverschijnselen vertoont; een soort verstarring of verstening. Het is niet prettig dit te moeten constateren. Wij komen op de New Yorker omdat in het nummer dat wij gisteren lazen een verslagje staat vam een cocktailparty bij Kyrill Schabert, directeur van de (min of meer progressieve) uitgeverij Pantheon Books, die onder andere ook Doctor Zhivago (de minst gelezen bestseller) heeft uitgegeven. Dat partijtje werd gehouden ter ere van zeven opmerkelijke buitenlandse schrijvers : een zekere Arrabal, wiens nationaliteit de New Yorker niet onthult, al wordt wel vermeld dat hij een korte baard draagt, geen woord Engels verstaat en een grote zwarte sweater zonder das aan heeft; De Israëliër Matityahu Meged (onderwijzer); Claude Ollier (Fransman); Charles Tomlinson (Engels dichter); de Italiaan Calvino, de Griek Vassilis Vassilikos - de Duitser Günter Grass kon wegens plotselinge ziekte niet komen - en, wij mogen wel zeggen, onze eigen Hugo Claus.

Hugo

Omdat Claus onze eigen Hugo is interesseerde het ons wat de New Yorker-man over zijn ontmoeting met hem te vertellen had. De dame die Claus voorstelde zei: "Ze zeggen dat hij een beatnik is, maar hij kent de werkelijke waarden ; hij weigert in het Frans te schrijven, hij wit alleen Vlaams schrijven."

"Geschreven Vlaams is hetzelfde als Nederlands", zei Claus, "het wordt alleen een beetje anders gesproken. Ik ben geboren in Brugge en ik haat het. Het is een museum. Het is dood. Het is een prentbriefkaart. Nu woon ik in Gent. Ook een prentbriefkaart, maar je kunt er tenminste leven. Ik ben dertig jaar geleden tegen mijn wil in Brugge geboren. Mijn ouders hebben mij toen ik anderhalfjaar was naar een klooster gestuurd tot ik elf was. Ik ben door nonnen opgevoed. Enkele jaren heb ik in het ouderlijke huis gewoond, in Kortrijk, en op mijn veertiende liep ik weg, zoals iedereen doet. Toen ik zestien was schreef ik mijn eerste boek; op m'n negentiende mijn tweede, dat hier in Nieuw York, vijf of zes jaar geleden, door Random House is uitgegeven. Het is bijzonder slecht. Het gaat over bloedschennis. Dat is, over het algemeen, een uitstekend onderwerp voor een boek, maar dit was werkelijk een héél slecht boek. Ik ga naar Chicago, omdat ze mij verteld hebben, dat ze daar de beste burlesque-theaters hebben, naar Seattle om kennis te maken met Theodore Roethte, de Amerikaanse dichter die ik het meest bewonder; naar New Orleans voor Mardi Gras en naar het zuid-westen om Indiaanse kunst te zien. Ik houd van primitieve schilderkunst. Ik schilder zelf ook een beetje. Ik ga ook naar Las Vegas om Frankie Sinatra te ontmoeten. Hij en kauwgom vormen de grote Amerikaanse invloed op Europeanen van mijn leeftijd. Uw soldaten gaven mij, in de oorlog, kauwgom. Het is een groot ding om op je veertiende jaar voor 't eerst kauwgom te kauwen."

Dit is het wat de New Yorker-man over zijn ontmoeting met onze eigen Hugo weet mee te delen. Wij zijn bewonderaars van hem en daarom viel ons dit wel tegen. Een beetje kinderachtig voor een man van dertig. Een beetje opzettelijk en aanstellerig. Epater le bourgeois. Deden wij ook. Maar toen waren wij nog onder de twintig. Er is natuurlijk niemand die gelooft dat Frankie en kauwgom de grote Amerikaanse invloeden zijn op Hugo en zijn Europese leeftijdgenoten. Net zo min als iemand hier het zou geloven wanneer een Amerikaanse schrijver ons zou komen vertellen, dat zure haring, zoute drop en Wim Kan de grote Nederlandse invloeden op zijn leven zijn geweest. Overigens vinden wij Claus' onthullingen in ieder geval origineler dan de bêtises die Europese ministers of andere hoogwaardigheidsbekleders bij zulke gelegenheden plegen uit te kramen. Daar geeft de lommerd

helemaal niets voor. En wij delen Hugo's voorkeur voor burlesque. Wat hij over Brugge gezegd heeft hebben wij altijd willen, doch nooit durven zeggen. Wij houden van Frankie, maar Groucho Marx, Thomas Wolfe en Anita Ekberg hebben een grotere invloed op ons gehad en gom-kauwen vinden wij rond-uit afschuwelijk. Maar wij zijn dan ook van een andere en oudere generatie dan Hugo Claus.

Wij zijn een op Mardi-Gras in New Orleans