Moet de scheidsrechter ook nog een ingang betalen?
Ik kan het gemakkelijk aannemen dat sommige collega's veel liever een onderhoud hebben met Lorame Driessens over de sport dan met Hugo Claus. Dat komt omdat men eigenlek nóóit goed weet of hij schertst of hij ernstig spreekt. Misschien moet men Hugo Claus alleen dan bezoeken wanneer men een fles Bourgogne in de kraag heeft gegoten of moet men de dingen waar men het over heeft zelf geen enkel ogenblik "au sérieux" nemen.
In elk geval staan wij hier aan de Predikherenlei te Gent, met het indrukwekkende Pand vóór ons en het koude lege huis achter ons, waar Hugo Claus helemaal bovenaan en warm en gezellig nest heeft gebouwd. Wij staan hier met een reeks vragen waar hij niet heeft op geantwoord en een vracht antwoorden waar wij niet hebben om gevraagd. En met de herinnering aan iemand die de sport — zoals zij in ons land wordt opgevat en beoefend — bekijkt zoals een toerist het nieuwe museum bezoekt in het kinderen Alljns hospitaal. Of zoals iemand die tijdens de Gentse feesten op de hoek van de Veldstraat naar een liedjeszanger over de moord van Tienen heeft geluisterd.
— Vroeger zag men u vaak op Gantoise, mijnheer Claus ?
— Ja, ik kwam mij daar afreageren. En dat kon ik niet zonder mijn broer, een man die tegen een por in de zij en tegen een duw in de rug kan. Want ik ga voetbal in de eerste plaats zien om mee te leven. En vooral om te luisteren naar de typische uitdrukkingen zoals « armoe » als de bal opzettelijk over de zijlijnen wordt geschopt of het bekende « niemand » als men de buitenspelval openzet.
— Gij hebt u ook voor boksen, geïnteresseerd ?
— Zeker en weer met onze Guido, die het kon verdragen dat ik mijn vuisten of mijn voeten gebruikte tijdens de wedstrijd. Met boksen zijn trouwens bepaalde intellectuele spanningen gemoeid, die men nergens elders kan aantreffen. Ik hou van alle zelfverdedigingsport.
— Ging uw aandacht nooit naar wielrennen ?
— Ik zou dolgraag eens een lastige wielerwedstrijd meemaken in de volgwagen en ook wel een echte kermiskoers langsheen de foorkramen en de smoutebollenverkopers in Vlaanderen.
— Wat vindt gij van de manier waarop men in ons land de sportjournalistiek opvat en over de plaats die door de bladen aan de sport wordt ingeruimd ?
— De sportkroniek in onze bladen is een van de goede aspecten der Vlaamse kranten. Ik lees ze in elk geval liever dan de hoofdartikels. Zij worden met overtuiging en zelfs met hartstocht geschreven, en ik beleef er nog veel lol aan ook. Wij hebben echt barokke sportrubrieken. Ik zou het onze sportjournalisten niet kunnen verbeteren. De mensen die tegen de sport gekant zijn hebben ongelijk de sportrubriek niet te lezen. Men leest wel de politieke opinie van de tegenstrever.
— En over de plaatsruimte die eraan wordt voorbehouden ?
— Nederland doet het veel beknopter dan wij. Maar dat doen zij daar met andere rubrieken ook. Een Belgische sportkrant is vooral op maandag een weelde om erin te kuieren terwijl men ligt te luieren. Onze noorderburen doen evenwel veel minder aan sportieve afgoderij dan wij, zij zijn nuchterder.
- Hoe legt gij het uit dat men de Kongolezen met trom en bazuin naar België haalt en hen dan na verloop van tijd in de vergeethoek aantreft ?
- Omdat de belangstelling voor deze exotische elementen veel vlugger slijt.
- Zoudt gij de Belgische voetbalscheidsrechters beter betalen, zoals in Nederland ?
OOK VRIJAF VOOR DICHTERS
- Absoluut niet. Niemand vraagt hen te scheidsrechteren. Zij zijn het centrale afreactiemiddel voor de massa in het voetbalveld. Het zijn zogenaamde despoten, die vaak thuis zeer weinig in het midden hebben te brengen en daar eindelijk gedurende anderhalf uur de leiding nemen. Ik zou hun zelfs hum toegangskaartje doen betalen, want zij nemen vaak beslissingen waarvoor gij en ik naar de psychiater zouden worden gestuurd.
— Wij beleven de teleurgang van de wedstrijden met kunstlicht. De oorzaak?
— Met de Russische biljarten was het toch ook almeteens afgelopen...
— Straks zullen wij in België nog alleen over grote voetbalverenigingen beschikken die veel geld verdienen en kleine clubs die de eindjes niet kunnen aan mekaar knopen.
- Jawel, zo is het. De werkelijkheid en de folklore.
— Doet gij zelf aan sport, mijnheer Claus ?
— Ik drink teveel, ik rook teveel en ik eet teveel. Daarbij ben ik onnoemelijk lui. Zo erg is het dat ik een fysical-trainer heb gekozen die rechtover mijn deur woont. Op professor Craye reken ik om met halters van mij het echte karikatuur van een Vlaming te maken.
— Zoudt gij de sportmannen bij het leger ook faciliteiten bezorgen ?
— Zeker, maar ik zou ook de dichters en de schrijvers, de schilders en de musici vrije namiddagen geven, ten einde hun « conditie » te scherpen. Maar waarschijnlijk zou dan de hele kazerne leeglopen en zou de vijand een al te gemakkelijk hapje hebben om ons land binnen te rukken.
— Kan de sport de Jeugd op het goede pad houden ?
— Wil ik die katten van uw schoot wegnemen ? Allez kom. Pier, Jan en Pol, ge moogt mijnheer niet beletten te werken. Lacht liever even op de fotograaf. Zo-o-o !
Piet Korrel