OMTRENT HUGO CLAUS
door ANDRE MINNE foto's: ROGER HESPE
In Elseviers Weekblad verklaarde Albert Van der Hoogte dat het laatste verschenen boek van Hugo Claus - Omtrent Deedee - een razend knap geschreven verhaal is en de auteur zich opnieuw een fenomaal kunstenaar toonde die in onze gewesten op een eenzame hoogte staat. Ter gelegenheid van het verschijnen van "Omtrent Deedee" dachten we aan een reportage omtrent Hugo Claus, maar waren ons meteen bewust hoe moeilijk de opdracht was. Want "de énige auteur op Europees peil in Vlaanderen" bereikt men niet zomaar, temeer dat hij zich in een ivoren toren opsluit. Daarbij kwam nog die andere moeilijkheid dat we waarschijnlijk heel weinig "omtrent Hugo Claus" zouden kunnen vernemen, daar hij uiteraard gesloten is. Louis-Paul Boon, die een goede vriend is van Claus, heeft ergens gezegd dat Hugo teder en kwetsbaar is en daarom een pantser aanlegt. Dank zij de introductie van onze vriend Boontje, werden we heel hartelijk ontvangen in het oud herenhuis aan de Preikherenlei te Gent, waar Claus twee-hoog woont.
ABC op bezoek bij de enige Vlaamse auteur die leeft van zijn pen!
In de trapzaal staan grote panelen vezelplaten - schilderijen van Claus - en op de gang ontdekken we o.m. oude gravuren, een portret van Joe Grimaldi, de beroemde pantomimespeler van Covent Garden en Drury Lane, die in Charles Dickens zijn beste biograaf heeft gevonden en als voorloper van de Engelse clowns wordt beschouwd. («Ja, ik ben dol op circus, zal Claus ons later vertellen. Ik liet geen kans voorbijgaan om het kleine kermiscireus Minnaert te bezoeken om te genieten van de clowns Gastonske en Titi...»)
Tussen twee vensterbanken staat zijn werktafel als een winkelhaak. De schilder Jorn vulde één muur van de bijna witte kamer waarin Claus werkt, met kleurvlakken en verder hangen er werken van Salvador Dali en van een in Nederland wonende Japanner, van een Duitse surrealist en een naïef doek van een steenrijk Amerikaan.
Als we tegenover hem zitten aan zijn werktafel, verklaren we dat het niet onze bedoeling is hem als literair figuur te willen benaderen — letterkundige kritiek ligt niet speciaal in onze bevoegdheid — en eenvoudig een reportage willen maken omtrent Hugo Claus, ondanks onze wetenschap dat hij een hekel heeft aan rondneuzen in zijn leven.
— Ja, dan kan het moeilijk iets anders dan dat worden, lacht Claus.
We stellen hem echter gerust dat we geen sensatieverhaal uit zijn privé-leven willen geven en alleen wat over zijn veelomvattende activiteiten willen horen.
— Ga dan maar uw gang, nodigt Claus dan met een breed gebaar uit, dat ook bedoeld is voor de fotograaf.
— In 'n Vlaams dagblad — we zullen zo kies zijn noch de krant, noch de naam van de «recensent» te noemen — heb ik een bespreking gelezen over uw laatste boek « Omtrent Deedee » en toen ben ik aan mezelf beginnen twijfelen; of ik nog Nederlands kan lezen en in staat ben te begrijpen wat ik lees... Want in dit artikel schrijft de letterkundige recensent tot tweemaal toe dat Deedee tot de familie Heylen behoort, en preciseert hij de eerste maal «hun broer pastoor» en bevestigt verder dat Nathalie de zuster is van Deedee. Ik vraag mij af hoe iemand die een bespreking onder een titel over 5 kolom publiceert dergelijke fout kan begaan, want Deedee behoort immers niet tot de familie Heylen en er staat in het boek ook duidelijk dat Nathalie de huishoudster is van de pastoor (er wordt zelfs gezinspeeld op de « verhouding » tussen de pastoor en zijn huishoudster, alhoewel Claus ons in het onzekere laat desbetreffend).
Hugo Claus glimlacht.
— Dit is heel eenvoudig, zegt hij, en als ik u zal hebben verteld hoe dat komt (en/of dit mogelijk is) zult u — en beter dan door dit voorbeeld kon het niet worden geïllustreerd — begrijpen dat ik geen al te hoge dunk heb over alles wat hier in Vlaanderen op kunstgebied mogelijk is.
Alhoewel men raadt dat onder zijn bleke huid heet vuur raast, spreekt Hugo Claus rustig en ongepassioneerd.
— Die zaak zit zó. In het Nederlandse blad «De Linie» verscheen een bespreking over « Omtrent Deedee » van de hand van Kees Fens, die door velen gelezen en gewaardeerd wordt, men luistert naar zijn mening en hij wordt door velen nagepraat. Hij is een autoriteit inzake literatuur en verwierf trouwens al verschillende prijzen voor zijn kritische opstellen.
(Want het is ook weer zo dat tegenwoordig minstens evenveel — zoniet méér —prijzen worden uitgereikt aan critici —- die dus maar schrijven over wat schrijvers hebben geschapen — dan aan auteurs. Dit is, tussendoor, ook een mening van Claus).
— Hoe het komt, vervolgt Claus zijn verhaal, weet ik niet - een onwillekeurige vergissing, een zetfout? - maar in het artikel van Kees Fens kon men inderdaad lezen dat Deedee een lid was van de familie Heylen. En nu komt hetleukste van het verhaal: In de ontelbare besprekingen die mij door mijn uitgever werden toegezonden, heb ik, na het artikel van Fens, verschillende censies ontvangen waarin deze fout werd herhaald. Een bewijs dus, concludeert Claus, dat deze critici zich niet eens de moeite hebben getroost het boek te lezen, maar zich, desondanks aanmatigen er 'n oordeel over te vellen. Zij hebben eenvoudig het voornaamste uit Kees Fens' bespreking overgenomen en ingekleed al naar gelang hun persoonlijke instelling tegenover mij (vriend of vijand) in functie van het politiek karakter van hun dagblad (katholiek of vrijzinnig). Had Kees Fens bv. geschreven dat mijn Pastoor Deedeee een grote zwarte snor droeg dan had ik dit (onjuist) detail ongetwijfeld in vele andere recensies teruggevonden... Hoe wilt u dan, vraagt Claus, dat ik de Vlaamse pers in het algemeen en de literaire kritiek in het bizonder au sérieux zou kunnen nemen ? »
GEEN IVOREN TOREN, MAAR...
En zo zijn er talrijke aspecten van het zogenaamd culturele leven in Vlaanderen die Hugo Claus niet "au sérieux" kan nemen.
En niet alleen als men er hem om vraagt — zoals deze verslaggever in verband met de literaire kritiek — maar ook als men hem een micro onder de neus duwt of hem voor de camera's van de televisie zet, zegt hij deze dingen hardop, waardoor de legende is ontstaan dat hij verwaand is, zich afzondert in een ivoren toren, met minachting neerkijkt op de rest van Vlaanderen...
Dit is bij Hugo Claus echter geen aanstellerij, want in werkelijkheid meent hij het heel goed en weet hij vooral goed wat hij wil.
— Ik ben in Vlaanderen de énige die uitsluitend leef van mijn pen, zegt hij rustig en hoef niet, zoals anderen die een min of meer officiële positie bekleden om aan de kost te komen, mijn ogen te sluiten voor de bestaande wantoestanden. (Kijk naar het afglijdend peil van de K. N. S., naar het toneelonderwijs, naar de televisie...) en te jubelen «dat alles om ter best is in de beste der werelden ».
Daar Hugo Claus zelfstandig kan (be)staan, moet hij het spelletje niet meespelen van hen die «op elkanders schouders moeten gaan staan om de hoogte van één man te bereiken », en staat hij, uit de aard dezer hem omringende reële feiten, zelfbewust naast en boven een aanzienlijK deel van wat zich in de maatschappij noemt. Of de kunstwereld...
— Dat ik minachting zou voelen voor Vlaanderen is onzin. Zou ik na mijn verblijven te Parijs èn Italië terug naar hier zijn gekomen en nu al zeven jaar te Gent wonen ?
CLAUS WORDT FILMMAKER
Ik hoop dat hij het mij zal vergeven, maar terwijl we zaten te praten heb ik onbescheiden gegluurd naar het velletje papier in zijn schrijfmachine en kunnen zien dat Hugo Claus net bezig was aan plan 37 van een filmscenario.
Uit het feit dat hij dit — tegen zijn zin — zit te typen, besluit ik dat gans het scenario af is. Want ik weet dat Claus een schrijfmachine haat en alles met de hand schrijft. Dan corrigeert hij het éénmaal en tikt het over. En dan gaat hij daar weer aan wijzigen. Als het manuscript (van een roman dan) klaar is, laat hij het overtikken, want dat zou hij zelf nooit kunnen.
Men zal zich herinneren dat Hugo Claus al twee filmscenario's heeft geschreven voor de Nederlandse kineast Fons Rademakers die in 1959 zijn eerste Nederlandse langspeelfilm verwezenlijkte met Dorp aan de Rivier, naar de gelijknamige roman van Antoon Coolen. De Nederlandse kritiek was niet bijzonder onder de indruk van de film, maar op het Festival in Berlijn 1959 werd hij echter bijna bekroond met de Gouden Beer en in 1960 stond het werk op de nominatie voor een Academy Award — een zogeheten Oscar — Amerika's hoogste onderscheiding (in de sectie buitenlandse films). Alleen Marcel Camus' Braziliaans epos Orfeu Negro stond de bekroning juist in de weg...
Toen hij dit eerste filmscenario schreef, bleek Hugo Claus "een ingebouwd gevoel" voor de dramatische eisen van het filmscenario te hebben, zoals hij dat trouwens heeft voor schrijven, dichten, tekenen, schilderen. Want Hugo Claus is een figuur van wie elk werk — onverschillig of het een roman, een toneelstuk, een dichtbundel, een schilderij of een filmscenario is — betekenis heeft.
In samenwerking met dezelfde Fons Rademakers werd in de zomer 1961 de film «Het Mes» gedraaid, naar de gelijknamige novelle verschenen in de bundel (zestien) verhalen "De Zwarte Keizer" (geschreven te Oostende in 1949).
Tenslotte wist deze verslaggever nog dat Hugo Claus een encyclopedische en caleidoscopische kennis bezit van sterren, regisseurs, en feiten uit de filmwereld.
— Ik ben een ware filmmaniak, bekent hij. Soms ga ik tweemaal per dag naar de bioscoop. En weet u dat ik speciaal naar Brussel ga om in het Filmmuseum een prent te gaan zien van Pabst of Eisenstein, van René Clair of Bunuel ? Terloops gezegd, we beschikken te Brussel over een uitstekende filmotheek.
— Weer plannen voor 'n filmscenario? vragen we, met een blik naar het papier in de schrijfmachine.
- Ja, maar ditmaal niet alleen als auteur van het scenario, maar ook als filmmaker. Met een filmscenario dat door een andere zal worden gerealiseerd is het zo dat men van bij het begin genoegen moet nemen met een compromis, maar dat is dan altijd beter dan tijdens de verwezenlijking een reeks compromissen te moeten maken. Je moet er van uitgaan, dat het nooit zo wordt als je het je van tevoren voorstelt, maar ik moest eenmaal zelf filmer worden om precies te kunnen doen wat ik denk.
- Hoe werd deze kans u nu geboden?
- Door de Vlaamse Televisie (maar niet exclusief gedraaid in functie van het kleine scherm, want verwezenlijkt op 35 mm kan ik de film verder in omloop brengen) die, het als een prestigekwestie beschouwend, mij deze film laat maken om in te schakelen in haar jubileumprogramma waarmede in oktober het 10-jarig bestaan van de T.V. zal worden gevierd.
- Mogen we al iets weten over de inhoud?
- Terwijl men van Hugo Claus in de eerste plaats iets experimenteels zou verwachten, zal het u waarschijnlijk verwonderen dat ik een filmopdracht OVER POEZIE heb aanvaard. Daarbij moet u weten dat ik - buiten de lectuur voor zcihezelf - een hekel heb aan poëzie als ze wordt voorgedragen (ik kan het gewoon niet horen) en, a priori, aan de visuele uitbeelding ervan (ik kan het nog minder zien). Maar juist door deze ingesteldheid tegen poëzie-in-beelden die de mijne is, was de uitdagende opdracht al boeiend op zichzelf en heb ik aanvaard deze film te maken die gecentrerend is rond de Griekse antologie, een bloemlezing van 4000 korte gedichten van 800 voor tot 1200 jaar na J.C.
Claus leunt achterover in zijn brede stoel.
- Weet u dat deze antologie niet eens in't Nederlands bestaat? De specialisten die zo hoog oplopen met de Griekse beschaving ("en de CUltuur") hebben het tot hiertoe niet eens nodig geacht dit werk in het Nederlands te vertalen!
- En de vorm?
— Ik heb getracht de Griekse teksten te projecteren op hedendaagse realiteiten en — wat u opnieuw misschien kan verwonderen — dit willen bereiken door 75% buitenopnamen. Bij het miniem studio-werk komt natuurlijk een bed te pas, want Claus zonder een bedscène zou geen Claus zijn...
EEN NIEUW TONEELSTUK
— Het feit dat al uw toneelstukken eerst in Nederland in première gaan is nu sinds de creaties boven de Moerdijk van Een Bruid in de Morgen (1955), Het Lied van de Moordenaar (1957), Suiker (1958), Mama kijk, zonder Handen (1959) en De Dans met de Reiger (1963) —genoeg bekend dat we er niet hoeven op terug te komen.
— Toen men in Vlaanderen mijn stuk(ken) niet goed genoeg achtte om ze hier te creëren en de Nederlanders zelf interesse toonden voor mijn theater heb ik beloofd dat ze mijn toneelwerken steeds in exclusiviteit zouden krijgen. Vóór Vlaanderen. En ik wil mijn woord houden.
- Maar sindsdien hebt u revanche kunnen nemen door het feit dat men in Vlaanderen, vooral door de kwaliteit ervan, niet langer uw werken heeft kunnen negeren, wilden ze het gevaar niet lopen het ontbreken van uw stukken als een grote leemte in hun repertoire te zien brandmerken...
- Nu « volgt» Vlaanderen al wat vlugger: Mijn stuk «De Dans met de Reiger» dat pas sinds januari van dit jaar in Nederland werd gecreëerd, werd voor volgend seizoen opgenomen op het repertoire van de K.V.S. te Brussel. Typisch in dit verband is dat ik een mijner toneelstukken heb geschreven in opdracht van de Nederlandse regering.
— Werkt u voor het ogenblik aan een toneelstuk ?
— Dat wil zeggen dat ik een stuk omwerk in de zin van condenseren van twee toneelstukken tot één. Voor twee jaar had ik een toneelstuk geschreven dat eigenlijk bestond uit twee stukken die twee avonden achter elkaar zouden worden opgevoerd, zoals in de tijd van Shakespeare. In de huidige samenleving is het niet meer verenigbaar niet de mentaliteit van het hedendaags pupliek dat wordt gesolliciteerd door te veel vormen van ontspanning (of wat ze daarvoor aanzien). Derhalve heb ik mij verplicht gezien mijn op Shakespeariaanse voet geschoeid toneelspel samen te vatten tot de gewone speelduur van één avondvoorstelling.
— Welk genre beoefent u in dit spel?
— Het is een historisch spel waarvan de actie plaats heeft na de Slag der Gulden Sporen.
Ook in het atelier waar hij schildert en waar zelden iemand wordt toegelaten — leidt Hugo Claus ons later rond. Het is weer zo'n oud herenhuis — in Onderbergen — met hoge, zeer grote kamers en monumentale marmeren schoorsteenmantels waar talrijke doeken en vezelplaten tegen de muren staan en ontelbare verfpotten en blikken, tubes en borstels een chaotisch decor vormen.
— Zo slordig als het hier is, zo nauwgezet ben ik in mijn werkkamer als schrijver,zegt Claus en we herinneren ons inderdaad de bijna kale witte muren die ons omringden toen we tegenover hem zaten aan zijn schrijftafel.
— Er kan niet alleen kwestie zijn van «aanvoelen» zegt Claus, in de eerst plaats moet kennis komen. Op gelijk welk gebied. Daarom doe ik nu een inspanning om weer te gaan tekenen en vlecht ik mijn composities figuratieve elementen - personen, gezichten die, uiteraard, natuurlijk ook 'n symbolische betekenis meekrijgen.
— De spanning van het schrijven kom ik hier afreageren, zegt Claus, terwijl hij zijn laatste doeken laat zien.
Een film, een toneelstuk, schilderijen, een gedicht van 35 blz dat in Randstad zal verschijnen («uit hoofde van de meer epische structuur eenvoudiger dan mijn andere korte gedichten die flitsen zijn, een kortsluiting als u wilt»), wekelijkse kroniekjes ; over zijn grammofoonplaten voor Studio Gent. (De spelen van Hugo Claus).
We komen tot de conclusie dat het nog enkel een legende is dat Claus zelf eens heeft gezegd dat hij lui is...