Het einde van een bakersprookje

Hugo Claus haalt toren van kletskoek neer

Enige weken geleden hebben we met vuur en buskruit gespeeld, tot nu toe zonder bloedige gevolgen, toen we Vandeloo en Ruyslinck aan het woord lieten over hun bezwaren betreffende de subsidiepolitiek van het ministerie van N.O.K. t.o.v. de letterkundigen. Het ging weer eens over Hugo Claus, die naar velen menen zich zou verrijken op staatskosten... Wij goten, kwaadaardig als wij zijn, nog wat olie op het vuur, toen wij op 1 april Hugo Claus als kandidaat-direkteur-generaal voor N.O.K. aankondigden, en dan nog als direkteur met de opdracht toezicht te houden over de subsidiëring van de schrijvers. Enkele literaire lieden waren erg boos... Claus zelf werkte toen in Nederland aan een stuk of wat filmscenario's die op hoge klippen strandden (waarvan hierna uitgebreid akte!). Een knipselkantoor stuurde hem de «muzenissen » in kwestie en de auteur Claus grijnsde, de mens Claus voelde zich toch wel even gekwetst. Met geweld willen myte-makers hem in een ivoren toren drijven, wat hij zelf uitdrukkelijk wil vermijden. Vandeloo zelf weet en vertelt dat. Wij hebben onze kwade geest in de koelkast geborgen en zijn naar Gent gereden lands het E3-slingerpad. Wij wilden ook de zondebok eens aan het woord laten en na het gesprek hebben we andermaal de bedenking gemaakt dat het helemaal fout is hem de woestijn in te sturen beladen met alle zonden van Nationale Opvoeding en Kultuur...

Grootmoedigheid

«Ik heb nooit iets gevraagd voor mezelf», antwoordt Hugo Claus ons. «Alles wat ik ooit gekregen heb, dank ik aan de grootmoedigheid van mensen van het ministerie. En wat ik gekregen heb, kan ik u makkelijk opsommen. Denk er wel om dat het om een periode van 15 jaar gaat. Ik ben nu vijfendertig en op mijn twintigste ben ik beginnen schrijven: ik wil dan mijn eerste gedichten (Kleine Reeks, uitg. Aurora, Moeskroen) niet meerekenen. Zo, zie nu eens wat ik «cadeau gekregen heb»: de driejaarlijkse staatsprijs voor toneel, toen ik vijfentwintig was voor «Een Bruid in de morgen », ten belope van 40.000 F; nummer twee is de Koopal-prijs voor mijn vertaling van Dylan Thomas «Onder het melkwoud» (Under Milkwood) ten bedrage van 12.000 F, maar er werd mij op gewezen, dat ik daar een buitenlandse reis moest mee maken ; nummer drie is een werkbeurs, die ik acht jaar geleden gekregen heb; nummer vier is de werkbeurs die ik dit jaar gekregen heb. Die werkbeurzen komen neer op een maandelijkse honorering van ongeveer 5.000 F. Dat is mijn rekening. In acht jaar tijds heb ik dus tweemaal een werkbeurs gekregen. Nu moet ik er toch nog bij zeggen, dat werkbeurzen werden ontworpen en gegeven worden voor mensen die van hun pen leven; er zijn er drie die in Vlaanderen van hun pen leven: Aster Berkhof, Albe en ik»

Rancunes

Inderdaad, slechts drie letterkundigen leven van hun pen in de zuidelijke Nederlanden... De vraag kan dus gesteld worden, of het absoluut nodig is, steeds auteurs die een vast baantje hebben de helpende hand te reiken. De toestand zou trouwens veel helderder zijn indien er meer auteurs de kans kregen zelfstandig en uitsluitend literair werk te doen, maar zover is het in de Lage Landen nog niet gekomen, en zelfs in Nederland is de toestand nog verre van ideaal. Hugo Claus is lid van geen enkele schrijversvereniging, «omdat die zich niet als syndikale organizaties laten gelden», die bij voorbeeld een tarief opstellen voor erelonen, voor tijdschriften, kranten, weekbladen en radio en televisie. Wat betreft de B.R.T., waar Claus het maar voor het zeggen heeft, is de auteur van De Hondsdagen even formeel: «Ook daar geldt wat ik reeds over mijn relatie met N.O.K. gezegd heb: «Ik heb niets gevraagd. De B.R.T. heeft mij een aanbod gedaan en dat heb ik aanvaard, telkens als dat gebeurde. Natuurlijk tracht ik elke opdracht zoveel mogelijk te doen opleveren, maar meen niet dat ik ga opzitten en pootjes geven. Ik heb een Poëzie in 625 lijnen gemaakt op uitdrukkelijk verzoek van Valeer van Kerkhoven en heb er daarna een geregisseerd, omdat tijdens mijn samenwerking voor de eerste uitzending met Deceuckeleire gebleken was dat ik misschien wel zelf eens de regie kon voeren. Verder heb ik voor hen «All that fall» van Beckett vertaald en heb ik de kroniek der Amerikaanse letterkunde in het Derde Programma van de radio. Al dat rancuneuze gepraat gaat mij toch knap vervelen!»

Pretenties

«Al die vitterijen kwetsen mij eigenlijk toch wel. Door de steevaste herhaling ervan gaat dat toch onder de huid zitten. Ik zou wel willen dat de schrijvers zich syndikeerden, maar ik zie er niets van terechtkomen, omdat het zo'n blok van rancuneuze types is, en omdat het in het algemeen moeilijk is schrijvers te verenigen, want het zijn allemaal zo van die egoncentrische zotten; dat kan hun vergeven worden, immers hun beroep brengt dat mee...»

Stoot u vooral niet, lezer, aan het woord « zotten », het was in een gemoedelijke toon uitgeproken met een typisch Clausiaanse sympatie voor de zonderlingen (een sympatie die vele Vlaamse kunstenaars eigen is). Sprekend over al die narigheid komen we terecht bij de beschuldigingen van plagiaat van Charles d'Orléans, waarvan hij beschuldigd werd, naar aanleiding van een parafraze op Charles d'Orléans in «Het Teken van de Hamster» (Randstad 5). Prof. J. Weisgerber heeft intussen een literair-wetenschappelijke verklaring gepubliceerd waarin hij de tesis van het plagiaat afwijst en betoogt dat een ontlening, een gebruik maken van verworvenheden van 't kultuurpatrimonium, zodanig dat het nog duidelijk herkenbaar blijft, slechts een blijk van eruditie is. Het betwiste citaat betrof overigens een vers dat in alle schoolantologiën staat! Nog wat akeligs: sinds drie weken neemt Paul van Morkhoven, pseudoniem van Jef Pauwels, Hugo Claus nogal op de korrel, middels Zondagmorgen. Dit zou in verband staan met geruchten over het eventuele direkteurschap van Claus in een Gents gezelschap van het Nationaal Toneel. Claus heeft zich alleen officieus kandidaat gesteld maar heeft verder geen stappen gedaan. Hij wil wel graag een gezelschap leiden om het Vlaamse toneelleven op te vijzelen.

Klippen

Het babbelwater spuit onvermoeid verder. Van Morkhoven beweert dat Claus een pretentieuze gek is (een normaal epiteton in het paternalistische Vlaanderen voor iedereen die jong is en talent heeft), omdat hij, hoewel hij ooit eens geweigerd heeft naar de repetities van De Getuigen te komen kijken, van een van zijn stukken, nu zegt dat de auteurs meer in de opvoering van hun toneelwerk moeten betrokken worden. Dit verwijt lijkt niet gegrond, want niet alleen is Claus voor de opvoering van De Getuigen speciaal uit Rome gekomen, maar bovendien heeft in het Brusselse Kamertoneel het stuk zelf geregisseerd. Zoals wij zelf hebben vastgesteld, is er in De Periscoop een foto verschenen van de auteur, Herman Teirlinck en de akteurs, tijdens de repetities van het stuk. Nu is Claus al wel eens tegen hogere klippen opgebotst, president Soekarno bij voorbeeld! Er werd een scenario gemaakt door Claus over zijn Omtrent Deedee, dat bleek echter de filmers niet te bevallen. Omtrent Deedee is ook een moeilijk werk voor een scenarist. Dan maar een scenariootje over De Stille Kracht van Louis Couperus, stelden de producenten voor. Goed. Het scenario wordt goedgekeurd en de ambassade van Nederland in Indonesië stelde aan Soekarno voor de verfilming daar te laten plaatsvinden. Alles ging best, tot Soekarno het scenario las.. Toen zei die: «Neen!» De producers besloten in de Antillen te gaan werken maar toen liet Soekarno weten dat de verfilming van Couperus' werk aan de hand van het hem voorgelegd scenario de vriendschappelijke betrekkingen van Nederland en Indonesië zou verstoren... En daar vielen de plannen in duigen... Ook Claus' bewerking van Shakespeares Henry V werd niet aanvaard en akteurs en regisseurs weigerden het voor het Holland Festival geplande stuk, «Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung» van Christian Dietrich Grabbe, dat door Claus bewerkt werd, te spelen. Het stuk dat in 1820 geschreven werd om toestanden in literaire milieus te gispen werd door Claus aangepast aan hedendaagse toestanden... Wilden de akteurs en de regisseur liever in vrede blijven leven? Er blijkt toch uit dat Claus liever een buitenbeentje is, dan een traditionele trekker over platgetreden paden.