praten met

hugo claus

Ergens te Nukerke kronkelen wij mee met een kleine weg. « Het is rechtsaf,» wijst plots onze gids. Wanneer de wagen op het ruime voorerf stilvalt, ben ik verbaasd: de witte hoeve heeft zich zo perfekt in het landschap verscholen, dat ik haar hier als een volkomen verrassing ervaar. Links en rechts hebben grote schuren destijds de oogst geborgen. Daarnaast liggen hopen rood zand te wachten op de paar schoppen die er lui bijstaan. — En in de hoeve zelf woont een van de grootsten uit onze Nederlandse letterkunde: Hugo Claus.

Gave der helderheid

Hijzelf komt de deur voor ons openen. IJs moet er blijkbaar niet gebroken worden, zoals dat heet, en wij worden dadelijk naar een zithoekje rondom de haard geloodst. Er is veel licht en ruimte in dit huis: door een groot raam kijken wij naar een groene plooi die tussen de bomen verdergolft naar een ongrijpbare einder.

Zonder moeite komt het gesprek op gang. En wat bij Claus van meet af aan opvalt, is zijn zeer scherpe intelligentie, die tot uiting komt in de trefzekere zeggingskracht waarmee hij dadelijk op de kern van de zaak afgaat.

Hier ook maar geen schijn van het stuntelige gebrabbel, waarmee wordt uitgepakt door bepaalde «vedettes», die een kwartier lang naar hun woorden zoeken en wier vokabularium zich hoofdzakelijk beperkt tot het metafisisch lozen van diepzinnige «euh's - euh's - euh's...»

Claus' spreken is soepel als zijn proza, en wij die nog dagelijks onze taal door officiële nulliteiten op de meest ergerlijke manier horen verknoeien, luisteren met een waar genoegen naar zijn helder en klare Nederlands.

Ascese uit noodzaak

Bij ons interview werd niet uitgegaan van een bepaald plan. U weet wel, in de stijl van: Geboortedatum? Hoe bent u aan schrijven toegeraakt? Hebt U ook toekomstplannen ? Dergelijke dingen laten wij liever over aan bepaalde eminente literatuur-historici, die een auteur trouwens meestal niet eerder «behandelen» dan wanneer hij overleden is, kwestie van onderaan de datum van zijn dood te kunnen vermelden. Wij hebben ons gesprek zijn eigen bedding zelf laten uitgraven...

V: Eerst en vooral een meer «streekgebonden» vraag. Sinds enige tijd woont U in onze regionen. Hoe bent U hier eigenlijk terechtgekomen ?

A: Per toeval. Een vriend-schilder die in de streek werkt, heeft mij de tip voor deze hoeve gegeven. Te Gent heb ik dan met hartstocht en wellust mijn oude meubels kapotgeslagen. Gevolg : thans heb ik er te kort, wat aan de huisinrichting een sober uitzicht geeft. Het is trouwens meestal zo dat men ascese alleen uit noodzaak bedrijft...

Een open werk

V: U meest recente werk is de toneelaanpassing van De Costers «Uilenspiegel». Hoe hebt U die bewerking opgevat ? En had zij sukses ?

A: Ik heb volledig en onversneden de geest van De Costers «Uilenspiegel» geëerbiedigd, zoals de (Nederlandse) opdracht trouwens luidde. Het stuk heeft op een mooi sukses mogen bogen: de geplande drie voorstellingen zijn tot twaalf opvoeringen uitgegroeid.

V: Onder de titel « Poësies » vertaalde Maddy Buysse onlangs een keuze uit uw gedichten in het Frans. Wat denkt U van die vertaling ?

A: Ik lees zelden vertalingen van mijn werk. Ook de oorspronkelijke tekst herlees ik trouwens bij een herdruk niet. Want ofwel erger ik mij dan omdat ik het niet goed vind, ofwel maak ik de bedenking: «dit peil haal je nooit meer». Het komt dus telkens neer op een negatieve ervaring. In dat verband handel ik zoals de hond uit de Bijbel: die keek ook niet meer om naar zijn excrementen.

V: Kritikus Julien Weverbergh ondernam in zijn tijdschrift «Bok» een uitvoerige analyse van uw roman «Omtrent Deedee». Uw opvatting over zijn interpretatie?

A: Weverbergh heeft het Wel ver geschopt. Hij tenminste heeft mijn werk GRONDIG gelezen, wat slechts van weinigen kan worden gezegd. Nu is het zo dat « Omtrent Deedee», gelijk al mijn werken, een open karakter heeft en dus voor verschillende interpretaties vatbaar is. Weverbergh heeft een paar van die interpretaties uitgepikt, en die dan volledig doorgetrokken. (noot van ons: Dat zijn werk op verschillende manieren kan worden verklaard heeft Claus ergens op treffende manier als volgt geformuleerd : « Ik offreer niet één praline, maar een doos vol. De lezer kan kiezen welke hij de mooiste vindt.»)

Ik film heel graag

Claus is niet iemand die louter passief antwoorden geeft: hij stelt zelf vragen, en zo belanden wij, via onze fotograaf, op het domein van de film.

Claus : Bij ons wordt niet aanvaard dat een letterkundige bijvoorbeeld ook filmt of schildert. Hij moet netjes achter zijn schrijftafel geparkeerd blijven, voor iets anders deugt hij niet. Ik film zeer graag en heb trouwens een paar filmen voor de TV gerealiseerd.

V : U hebt ook meegewerkt aan het tv-programma «Poëzie in 125 lijnen», waarbij gedichten z.g. worden «gevisualiseerd» of in beeld gebracht?

A: Eigenlijk geloof ik niet in «Poëzie in 125 lijnen». Een volwaardig gedicht heeft aan zichzelf genoeg en behoeft de steun niet meer van het beeld. Daarom moet men voor zulke uitzending minder goede gedichten gebruiken, die b.v. weinig beeldrijk zijn.

Wentelen in het slijk

V: Persoonlijk hou ik veel van Uw roman «De Verwondering»

(Claus: Hebt U het boek werkelijk gelezen? Er is zeer veel over geschreven, maar het werd weinig gelezen!).

Een van de personages, nl. de Keukeleire, vertoont een zekere verwantschap met de leider van het Verdinaso, Joris van Severen. Wat heeft U in Van Severen geboeid ?

A: Met de Keukeleire wou ik geen historische benadering brengen van Joris van Severen, maar wat mij interesseerde was de geestelijke achtergrond van deze figuur : zijn opvatting over wat hij aristokratie noemde, en zijn levensstijl. Wie echter zijn doel wil bereiken in de politiek, moet Machiavelli toepassen, en aanvaarden zich helemaal in het slijk te wentelen. Anders is hij naïef. En een kunstenaar moet naïef zijn zoniet houdt hij het nooit vol — maar een politikus mag dat niet, anders is hij tot de ondergang gedoemd.

Publiciteit

V: Op de Antwerpse Boekenbeurs wordt telkens een referendum der Vlaamse Letterkundigen gehouden, waarbij deze laatsten de beste roman van het jaar met een plakket bedenken. Tweemaal viel U dit palkket te beurt, tweemaal hebt U het geweigerd. Uw tegenstanders staan dan natuurlijk telkens klaar met de kritiek als zou U dit louter doen om publiciteit te maken rondom Uw persoon.

A: Als de mensen een bepaalde houding niet begrijpen, worden zij angstig. Zij stellen zich de vraag: waarom doet hij dat ? Het antwoord luidt dan onveranderlijk om zich te doen opmerken. Nochtans moet men de moed opbrengen bepaalde spelletjes niet te willen meespelen (Noot van ons: zijn weigering motiveert Claus met de eis dat aan iedere letterkundige onderscheiding een geld prijs van een bepaalde minimumwaarde moet worden verbonden. Hij gaat — o.i. zeer terecht — uit van de voorwaarde dat een goed schrijver minstens evenzeer moet gehonoreerd worden als om het even welke andere arbeider. Dat Claus trouwens zeer solidair is met zijn schrijvers-kollega's, ervaarden wij elders tijdens ons gesprek. Toen wij hem nl. vertelden een pocket van Weverbergh aan een paar vrienden te hebben doorgegeven, reageerde Claus onmiddellijk.: «Waarom hebben zij het boek niet gekocht ? Dat kost toch maar de prijs van twee pakjes sigaretten!).

Geen «Suiker» voor Gent

Claus: Soms DWINGT men mij trouwens tot een stellingname, die best had kunnen vermeden worden. Zo heb ik dit jaar tegenover de N.T.G. (Nederlands Toneel te Gent) - direktie de wens uitgedrukt dat in de toekomst geen van mijn toneelstukken meer te Gent zou worden geprogrammeerd. Ik heb daar mijn eigen redenen voor. Kinderachtige redenen misschien, maar heeft niet iedereen het recht er zo een paar te hebben? Thans stel ik echter vast dat «Suiker» op het speelplan '65-'66 van de KNS-Gent figureert! Ik word nu gedwongen mijn weigering openbaar bekend te maken, terwijl de betrokken direkties alle heibel hadden kunnen vermijden door zich aan mijn beslissing te houden. En nu zullen sommigen opnieuw beweren: hij doet het uit publicitaire overwegingen...

Iedereen, behalve Claus...

V: U waart kandidaat voor de direktie van KNS-Gent, maar werd geweerd. Er is heel wat herrie geweest rondom die benoeming ?

A: Bij het stellen van mijn kandidatuur wist ik dat ik geen schijn van kans had. Toch deed ik het om mijn verantwoordelijkheid op te nemen, ik heb mij grondig in de stof ingewerkt en er o.a. heel wat literatuur over doorgenomen. Ik had wel de indruk dat men bereid was om het even wie direkteur te maken, als het vooral maar Claus niet was.

V: Hoe is Uw visie op het toneelprogramma?

A: Men beweert dat het peil van ons toneel zo laag is, omdat het publiek dit zelf zo wil. Het zou niet meer vragen dan een Frans boulevardstuk of een Amerikaanse komedie. Dit is onjuist: de theaterbezoekers willen wel degelijk een inspanning leveren. Maar dan moet men eigentijds toneel brengen dat de mensen van nu aangrijpt. Hoe komt het dat zelfs een achtsterangs-western ons meer boeit dan ons toneel? Daarbij moeten klassiekers niet noodzakelijk overboord worden gegooid. Maar ook Shakespeare hoeft op een aangepaste manier te worden voorgebracht: indien een doeltreffende aanpak dit vereist, dan zal men b.v. passages uit zijn stukken verschuiven, andere herwerken, enz... Nu ziet men in onze huidige Shakespeare-regie een paar keurige heren over het toneel evolueren, elkaar af en toe met een stok betikken, en hun teksten ongenietbaar aan de man brengen. Ik kan in die omstandigheden begrijpen dat men na een zware dagtaak liever thuis in een zetel naar de TV kijkt. Daar worden tenslotte nog dingen getoond die de mens van nu op een kernachtige manier weten aan te spreken. Onze huidige toneelopvatting is echter volslagen onefficiënt. Ik had willen bewijzen dat het ook anders kan...

V : Meent U dat er nog toekomst is voor het liefhebberstoneel ?

A : Aan liefhebberstoneel moet men natuurlijk andere eisen stellen dan aan de beroepsgezelschappen. Liefhebberstoneel is zeker nog leefbaar. Maar hier zou veel meer bewuste steun moeten uitgaan van overheidswege, niet alleen geldelijke steun.

Foto's : Johan

teskt: Pol Van Caeneghem