Elke avond ben ik doodop - aan schrijven kom ik niet meer toe
Claus: ik speel graag met soldaten
AARLEN — R.H. Schoemans en Andries Buys (foto's)
HET TEATER : VEERTIG HEKTAREN GROOT EEN WOEST OEFENTERREIN VOOR PANTSERS, DE AKTEURS : ONTELBAAR, ALLEMAAL SOLDATEN UITGELEEND DOOR HET BELGISCHE LEGER. REKWISIETEN : EEN AANTAL TANKS — PER STUK VEERTIG MILJOEN FRANK — PLUS NOG WAT JEEPS, VRACHTWAGENS, GEWEREN, REVOLVERS, UNIFORMEN. HUGO CLAUS MAAKT EEN FILM, DE GROOTSTE OOIT IN BELGIË GEDRAAID. MAAR HIJ HEEFT ER EEN ANDERE TERM VOOR : « IK SPEEL MET SOLDATEN, » ZEGT HIJ.
«De vijanden», zoals de prent zal heten, is een Belgisch-Nederlandse ko-produktie (Belgiës ministerie gaf twee miljoen, de Nederlanders evenveel) waarin geen woord Nederlands zal worden gesproken, tenzij eventjes een typische vloek.
KRAP
Het verhaal speelt zich af tijdens het Ardennenoffensief, in de winter van '44-45. Een Amerikaans soldaat is zijn eenheid kwijtgeraakt, en dwaalt door de kille provincie Luxemburg, op zoek naar zijn kameraden. Een Belgische jongeman, weg van GI's, op zoek naar avontuur, sluit zich bij hem aan. De twee nieuwe vrienden nemen een Duits onderofficier gevangen (die tot inwoner van Wenen werd verklaard, omdat Nederlandse Fons Rademakers de rol met zoveel Weense charme speelt).
Wat de drie mannen meemaken is het grote verhaal van de film. Als ten slotte de Amerikaanse eenheid wordt gevonden, ontstaat er een misverstand, de Amerikaan en de Duitser wordt doodgeschoten.
Dat is een groot verhaal, een flink stuk groter dan het krappe budget.
De drie hoofdrollen: de Amerikaan is een échte Amerikaan, de ex-matroos, internationale bijrollen-vertolker William Del Negro, uit Parijs. De Belgische jongeman is de bekroonde, talentrijke Antwerpse kineast Robbe de Herdt, terwijl de Duitser wordt gespeeld door Nederlandse filmer Fons Rademakers, die «Het Mes» en «De dans van de reiger» maakte, twee films waarvan Hugo Claus het scenario schreef...
«Er zullen wel een bende imbecielen zijn,» blaft Hugo Claus, «die gaan denken dat ik Rademakers en De Herdt een rolletje in de film gaf, opdat ik altijd op hun hulp beroep zou kunnen doen. Die denken dat ik deze mensen engageerde omdat ik me niet mans genoeg voel om deze film tot een goede einde te kunnen brengen. Wat de meesten echter niet weten is dat Fons een biezonder knap akteur is. Daarom heb ik hem gevraagd, omdat ik wilde verhinderen dat zijn akteertalent voor altijd onder het stof zou blijven zitten. Onze samenwerking is biezonder prettig, zonder wrijvingen. Wij begrijpen mekaar volkomen...»
Fons Rademakers :.
«Ik ben zéér tevreden met mijn rol. Als akteur heb je het toch zo ontzettend gemakkelijk. Ik voel me volmaakt rustig... »
MP'S
Ik sta met Claus te praten, boven op een heuveltje, in het militaire kamp van Stokkem. Cameraman Wuyts en regie-assistente Lily Veenman (mevrouw Fons Rademakers) hebben het aan de stok met een troepje soldaten, die per kamion een stukje weg moeten langsrijden. Op het einde van die weg staan drie MP's, die in de vrachtwagen moeten stappen: enkele uren eerder zijn ze moeten vluchten voor de Duitsers. Het lijkt allemaal doodeenvoudig : een jeep, plus twee vrachtwagens rijden over de weg, voorbij een paar rookbommen, stoppen, de MP's stappen in. Vanop de heuvel leidt Claus het spel. Hij heeft een megafoon, een assistent met walkie-talkie staat naast hem. De drie assistenten die de rookbommen moeten ontsteken wachten op het signaal, doden hun tijd met (geslaagde) imitaties van schippersuitzendingen te geven. De uitzendingen worden gestoord door tankradio's : een paar honderd meter verder zijn die « serieus » aan het oefenen. Eén van de MP's heeft een jaap van een «litteken» over zijn rechterwang. Zijn échte naam: Kamiel de Bruyne. Zijn échte funktie: produktieleider van «De vijanden». Claus zegt over hem :
«Het is een uitstekend akteur. Altijd beleefd, spreekt met twee woorden...»
Als De Bruyne even repeteert hoe hij als MP de vrachtwagens zal doen stoppen, gilt Claus entoesiast dat het pér-fekt is...
Dan begint de «eenvoudige scène» te lopen. Een rookbom wordt te vroeg ontstoken. De radio valt uit. De vrachtwagens vertrekken te laat. Zij rijden te traag. Belgische soldaten met gras op hun helmen komen de weg opgelopen om «alles van dichtbij te volgen», aldus een sergeant. Claus brult:
«Vanwaar komen die intellektuelen? »
PET
De opnamen wordt overgedaan. Een 2PK rijdt de heuvel af om rookbommen uit te delen. Hij raakt honderd meter ver, valt zonder benzine. De MP's komen helpen duwen. Claus (zijn gezicht rood van de wind, zijn lippen gebarsten van de koude) grinnikt tegen mij :
«Wie hier Cecil de Mille wil spelen, verliest rap zijn illuzies...»
Als een assistent hem vraagt of hij de radio niet wil gebruiken, schudt Claus ontkennend het hoofd. In de plaats daarvan schuift hij zijn (Duitse) soldatenpet naar achter, houdt de megafoon voor zijn mond en brult instrukties. Ze worden niet begrepen... De vrachtwagens staan terug op hun vertrekplaats. De MP's, driehonderd meter verder, midden op de weg. Twee rookbommen zijn klaar, zegt de radio. De derde rookbom, honderd meter van de camera verwijderd... De man die ze moet ontsteken kijkt naar Claus. Megafoon en radio helpen niet: Claus zuigt de lucht diep in zijn longen, en brult instrukties, zonder moderne hulpmiddelen. Ze worden begrepen. De opname is slecht. Claus vindt ze goed. Film-technici, als cameraman en regie-assistente, overtuigen hem : nóg eens overdoen. Dat gebeurt. Nu rijdt de jeep sneller, de twee oude vrachtwagens stuiven er met brullende motoren achteraan. De soldaten klemmen zich vast. BRT's Ward Bogaert, een man met de gave zich overal te vertonen, houdt zijn helm vast. Hij speelt de rol van een soldaat die op een vrachtwagen zit... Terwijl de opname loopt, slinkt de spanning. Claus volgt alles glimlachend, een donkere bril verbergt de pretrimpels rond zijn ogen niet. De Wehrmachtpet schuift hij weer naar voor, de klep juist boven zijn ogen: dat betekent dat hij tevreden ís...
Claus, een kop soep drinkend met wat broodjes, zit enkele uren later in ZM's totaal dichtgewasemde wagen, en tekent een karikatuurtje (Fons Rademakers, met dubbele kin?) op de bedampte ruit. Buiten stroomt de regen...
«Dit wordt een goede film», zegt hij tussen twee happen door. «En helemaal geen prent voor een klein groepje fanatieke cinefielen. Ik maak deze film voor het grote publiek, voor de gewone man in de straat. Ik heb het gegeven zo eenvoudig mogelijk gehouden, en er zit veel aktie in. Ik ben er zeker van dat de mensen van deze film zullen houden. De kritiek zal me mogelijk kelderen. Ze zullen het een film vinden, onwaardig voor een man met een reputatie, als Claus. Weet je wat ik daarvan denk? Ik heb lak aan de kritiek. En ik heb lak aan de cinefielen.»
Ik zeg hem dat ik de indruk heb, dat hij zich weinig om techniek bekommert, dat hij de indruk geeft een toneelregisseur te zijn, die een massaspel regisseert in een fantastisch groot decor.
SPEL
Claus : «Natuurlijk! Ik wil nog duidelijker zijn: het is voor mij allemaal een spelletje. Deze film maken, dat betekent voor mij spelen met reusachtig, levensgroot speelgoed. Iedereen heeft als kind gespeeld met loden soldaatjes en met speelgoedtanks. Wel, ik zie nu eenmaal de dingen supergroots, daarom speel ik graag met groot speelgoed. Wat is daar ten slotte verkeerd aan? Ik wil geen kunstenaar zijn die grote problemen benadert met een ernstig gezicht, die worstelt met zijn schepping om er een grote waarheid mee te bewijze. Iets scheppen, dat is voor mij altijd verbonden met het spelelement, met een zeker plezier. Ik vind het, persoonlijk, verkeerd de dingen in deze wereld altijd met gefronste wenkbrauwen te benaderen.»
Enkele minuten eerder heb ik hem entoesiast over zijn speelgoed horen praten: hij legt akteur Del Negro uit dat ze voor een bepaalde scène zullen kunnen bechikken over een vlammenwerper die op een paar sekonden tijd honderd liter brandstof erdoor jaagt. De twee mannen vinden het geweldig.
«Ik geef toe dat ik graag wapens hanteer. Dat is iets van het kind dat nog in mij leeft... Men vraagt mij voortdurend of ik tegen de oorlog ben. Of ik geen anti-militarist ben. Ik ben noch het ene, noch het andere. Waarom zou ik tégen de oorlog zijn? Dan zou ik evengoed tégen verkoudheid zijn, of tegen de regen. Oorlog is niet uit te roeien. De mensen zullen altijd vechten... Voor deze film heb ik echter de oorlog niet als onderwerp genomen, omdat ik de oorlog aanbid. Maar wel omdat de mensen in een oorlog eenvoudiger denken en handelen dan in vredestijd. Alles wordt dan teruggebracht tot zijn meest elementaire vormen. En dat past bij mijn streven naar een zo eenvoudig mogelijk verhaal... »
Zo eenvoudig is het dan allemaal toch weer niet. Het staat
KALM
Zo eenvoudig is het dan allemaal toch weer niet. Het staat vast dat de film een paar dagen te laat zal klaarkomen, en dat hij méér gaat kosten dan vier miljoen. Schuld daarvan is o.m. het weer, dat Claus zelfs verplichtte op een paar plaatsen het scenario te wijzigen.
Opnameleider Kamiel de Bruyne :
«Nu eens was er sneeuw, dan alleen maar modder. Gelukkig blijkt uit oude documentaires, dat het tijdens het Ardennenoffensief nét zo was..."
«Ik probeer helemaal geen realistische film te maken, geen historische rekonstruktie,» aldus Claus. «Daarom zijn dergelijke details niet zo immens belangrijk. Belangrijker is wat de drie ronddolende soldaten voelen, hoe hun verhouding verandert onder invloed van de avonturen die ze beleven. Als ik een realistische film had wijlen maken, zou dat nog véél meer hebben gekost. Dan hadden we bij voorbeeld honderden autentieke Amerikaanse uniformen moeten huren. En dat is te duur. Daarom dragen onze mensen uniformen die een beetje in « de juiste stijl» zijn. Dat volstaat...»
Geschrokken is Claus toen hij een aantal Vlamingen Duitse uniformen aantrok. Het leek net écht te zijn.
«Het was verontrustend,» zegt hij.
Eén van de mannen die zo een Duits uniform droeg, was Hugo's broer, fotograaf Johan Claus. Hij vertolkte de rol van een Duits officier, die door een Ardense boer met een schop wordt doodgeslagen. Een korte rol, maar:
«Ik vond het fijn. Het was mijn eerste filmervaring. Ik vind het fijn, Hugo te zien regisseren. Altijd, even kalm, altijd even begrijpend, hij maakt zich nooit onnodig druk...»
RUZIE
O Ook niet als de whisky-fles, nodig bij een opname, spoorloos is verdwenen. Akteur Del Negro trekt een onschuldig gezicht. In de produktie-bus (ook gebruikt bij de opnamen van jeugdfeuilletons als «Zeppos») blijkt dat men voor deze opnamen drie flessen had gekocht: twee lege, één volle. Na lang zoeken duiken ze alle drie bij diverse personen op. Overal zit er nog een héél klein restje in.
Del Negro: «Daarzonder kan je een man toch niet in de regen doen werken...»
Hugo Claus steekt een mentol-sigaret op (hij rookt verbazend weinig), drinkt een slokje uit Del Negro's fles, en geeft de akteur gelijk.
De Amerikaan is de enige beroepsakteur in de ploeg. Hij is de enige die ook vast onder kontrakt staat. En hij is boos. Op de proef-strookjes, en op foto's, heeft hij gezien dat hij niet zo erg vaak in close-up komt. Minder dan Robbe de Herdt, meent hij. Daarom maakte hij zich kwaad op Robbe.
Claus over die ruzie :
«Van mij mag je er een echt groots drama van maken. Dat lezen de mensen immers graag. Als je de waarheid wil weten, ben je een slecht journalist. De waarheid is dat dergelijke ruzies bij alle akteurs voorkomen. Een goed akteur moet geldingsdrang hebben. Hij moet proberen zich op de voorgrond te werken. Del is een beroepsakteur. Daarom wilde hij in het centrum van de belangstelling staan. En dat veroorzaakte strubbelingen. Eenmaal het werk gedaan, zijn die moeilijkheden echter helemaal voorbij. Dan beginnen Robbe en Del met elkaar te spelen als twee kwajongens. Dan zijn ze de beste vrienden...»
PLAN
De « beste vrienden » vluchten tussen twee opnamen vliegensvlug de bus in, om éénentwintig te spelen. Niét voor geld, alhoewel Del beweert dat het om honderd frank per spelletje gaat... Terwijl zij kaarten neemt Claus een scène op met zijn vrouw. Elly Claus was vroeger ook filmaktrice, onder de schuilnaam Elly Norden. Zij speelt de rol van deserteurs-liefje. Ze ziet er ontzettend luxueus uit naast de verhakkelde deserteurs.
Kamiel de Bruyn: «Waarschijnlijk was zij vroeger het vriendinnetje van een Duits officier...»
In onze bewasemde wagen verandert Claus zijn karikatuurtje met een paar vegen in een silhouet. Iemand brengt koffie uit de bus.
« Als deze film lukt,» zegt hij, «maak ik een tweede, en dan een derde. Ik heb een zesjarenplan. Mijn ander werk, romans, toneel, schilderen, zal daar beslist onder lijden. Ik had gedacht dat ik na zo een draaidag nog wat anders kon doen. Maar ik val elke avond uitgeput in bed. Doodop... Natuurlijk kan men het maken van een film niet vergelijken met het schrijven van een roman. Bij een boek of schilderij ben je helemaal betrokken, je hebt alles helemaal in handen. Hier niet. Hier zou je een massa kleine details ononderbroken in de gaten moeten kunnen houden, wil je later beweren dat deze film helemaal jouw werk is. Dat kan je natuurlijk niét. Maar toch ben je verantwoordelijk, ook voor de dingen waar je eigenlijk niets aan kon doen. Daarom is deze film voor mij toch niet uitsluitend een spel. Maar ook een avontuur ».