MASSCHEROEN-PRQCES VAN HUGO CLAUS

HET TABOE VAN DE NAAKTHEID

Wat is godsdienstvrijheid? Gerard Kornelis Van het Reve heeft op die vraag een goed antwoord gegeven, in zijn pleidooi voor het Amsterdamse hof tijdens Ezelproces. Godsdienstvrijheid houdt in de eerste plaats het recht in om er een godsdienst op na te houden, en die openlijk en ongehinderd te belijden. Ten tweede het recht om er geen godsdienst op na te houden. Ten derde het recht om het geloof in het algemeen, of enige godsdienstige idee in het bijzonder, te bestrijden en te bespotten. Het is niet de taak van een moderne, pluralistische, democratische rechtsstaat de aanhangers ener godsdienstige overtuiging een speciale bescherming te verstrekkeen, die hij de aanhangers van, bij voorbeeld een politieke overtuiging onthoudt. Die woorden zijn ook van toepassing op België, zou men zeggen. Niettemin heeft de rechtbank in Brugge Hugo Claus veroordeeld tot maar liefst vier maanden gevangenisstraf plus (dus niet of) 10.000 francs boete, omdat hij in zijn spel Masscheroen, op 30 december 1967 onder zijn regie opgevoerd in Knokke, drie naakte mannen laat optreden die de Heilige Drievuldigheid uitbeelden. Claus werd alleen beschuldigd van schennis der openbare zeden, maar "de meer dan normale straf" die de procureur geëist en de rechtbank gegeven heeft, wekt de indruk, dat de rechterlijke macht zich niet alleen gestoten heeft aan publiek naaktvertoon, maar ook aan de bestrijding en bespotting van een godsdienstig idee. Of er in het vonnis over religie gerept wordt, wist Claus niet. Toen ik begin van deze week bij hem was, in zijn boerderij bij Nukerke in Oost-Vlaanderen, had hij de tekst van de rechterlijke uitspraak nog niet gekregen.

ONREDELIJKE RECHTERS

Hebt u op de zitting niet duidelijk kunnen maken wat u met het stuk en met die naakte Drievuldigheid bedoelde?

Nee, de rechter heeft mij niets gevraagd. Ik had gedacht dat er een uitwisseling van gedachten mogelijk zou zijn, maar het leek er niet op. Het is ook allemaal raar gegaan. Bij de voorstelling in Knokke was er niemand die zich gekwetst of beledigd voelde. Pas drie maanden later, nadat er in De Post en Zondagsnieuws artikelen waren verschenen, die er schande van spraken, met foto's vol rechthoekjes en driehoekjes op de plaatsen waar ze dat nodig vonden, toen pas zijn er twee heren van het parket van Brugge hier geweest, en is de zaak gaan rollen.

Wie was uw advocaat?

J. Bultinck uit Gent. Een man die zelf ook schrijft. Hij heeft vroeger eens een artikel gepubliceerd dat tegen mij was gericht. Over "Claus, de Elvis Presley Van het Vlaamse chanson." Ik dacht dat het misschieh mogelijk was zijn ergernis wat te kanaliseren door hem als advocaat te vragen. En zo is het ook gegaan. Hij heeft een heel mooi pleidooi gehouden, een beetje ouderwets retorisch op zijn Italiaans, precies goed, leek mij.

Wie waren de getuigen?

Een commissaris van politie, een elektricien en de directeur van het Casino in Knokke. Het vreemde was dat zij geen van allen de opvoering hadden gezien. Ze hadden er alleen over gelezen.

Heeft de rechter helemaal niets aan u gevraagd?

Alleen de obligate vraag of ik nog iets te zeggen had. Maar na het uitstekende pleidooi zou dat alleen maar een anti-climax zijn geweest. Ik had trouwens doorlopend het gevoel, al kan ik dat natuurlijk niet bewijzen, dat hun mening van tevoren vaststond.

Als de rechter tegenover u wel meer op de zaak was ingegaan, wat had u dan willen zeggen?

Boven de rechters hing een beeld van Christus aan het kruis, met zo'n lendendoekje. Ik zou geprobeerd hebben hem iets uit te leggen over de tegenstelling tussen naaktheid als uiting van leven, van vitaliteit en dat symbool van dood en foltering dat mij zelfs daar nog achtervolgde met schuld, boete, en zonde. Maar achteraf is het misschien maar beter, dat ik daar niet over ben begonnen. Het zou de zaak waarschijnlijk alleen maar erger hebben gemaakt.

Wat verwacht u van de behandeling in hoger beroep?

Ik ben erg sceptisch over de kans op strafvermindering. Ik heb namelijk niet het gevoel gekregen dat ik met redelijke mensen te maken heb. Misschien valt het mee. Als het hof van beroep in Gent mij niet vrijspreekt is er nog de mogelijkheid de zaak voor te leggen aan de Raadkamer. Die moet beoordelen of er juridisch-technische gronden zijn voor een behandeling door het Hof van Verbreking.

LACHEND PUBLIEK

Waarom wilt u dat de drie mannen in Masscheroen naakt zijn?

Het stuk is een nieuwe versie van het wagenspel dat opgevoerd wordt in het mirakelspel Mariken van Nieumeghen. Dat mirakelspel is een mooi stukje literatuur, maar het heeft een zeer immorele boodschap. De erotiek bestraffen door een meisje te dwingen de rest van haar leven in een klooster door te brengen, dat vind ik schandalig. Ik heb geprobeerd in mijn stuk een tegenwicht te geven tegen de christelijke moraal van zonde en boete. Het christendom schept de taboes, al de regels die de mensen in de klem houden. Als de Heilige Drievuldigheid opkomt, duidelijk herkenbaar aan de attributen, God met een mooie volle baard, Christus met de doornenkroon en de stigmate, de Heilige Geest met een duif op zijn hoofd, dan neemt Mariken een olifantentemmerszweep en ranselt de drie mannen die haar tot boetedoening willen dwingen het toneel af, terwijl ze roept: Ja, Uw penitentie, Uw penitentie.

Maar waarom moeten die mannen naakt zijn?

Omdat dat de consequentie is van het mens zijn. God moest toch zo nodig mens worden? Ik heb de goddelijke personages willen tonen zonder taboes, zo simpel mogelijk, in de naaktheid die mensen met dieren gemeen hebben.

Is het niet kenmerkend voor mensen in tegenstelling tot dieren; dat ze in gezelschap hun naaktheid willen verbergen?

Ja,in het gewone dadelijks doen, maar niet als het er op aankomt. Op de belangrijkste momenten van zijn leven, bij geboorte, liefde en dood, is een mens naakt. Dat heb ik door deze uitbeelding van de Heilige Drievuldigheid willen laten zien.

Hoe reageerde het publiek?

Het was een indrukwekkend gezicht toen ze opkwamen. De mensen begonnen te lachen natuurlijk, maar het was geen vies lachje. Er zat iets in van gêne, ook van verwondering en ontzag, van vreugde en sympathie en vast ook triomf omdat zij zich realiseerden dat de spelers, de schrijve en zijzelf de perken te buiten gingen. Toen Mariken begon te ranselen Werd het lachen tot een orkaan van gegier.

In zoverre werkte het dus vooral als komedie?

Ja, ik wist heel goed dat men zou gaan lachen, maar dat neemt niet weg dat die reacties fout zijn. De lach die ik provoceer, contesteer ik ook. Wat is er voor reden om te lachen? Naaktheid zou iets heel normaals moeten zijn. Het lachen demonstreert de ongemakkelijke houding die wij hebben tegenover de naaktheid. Daarin zat de provocatie, als men het zo wil noemen; in het uitlokken van het vreemde gevoel dat naaktheid oproept in een christelijke samenleving waar men geleerd heeft naakt altijd te associëren met erotiek, en erotiek met zonde.

VLAAMS CHRISTENDOM

Hoort het niet ook bij het recht op vrije meningsuiting dat katholieke gelovigen mogen doorgaan met het verkondigen van een moraal en een godsdienst die u uit den boze vindt?

Dat zou je zeggen. Maar zo'n democraat ben ik niet. Ik ben een partizaan. Wij krijgen sedert honderden jaren een denkpatroon opgedrongen dat schadelijk is. Ik zou alles willen doen om de aanhangers van dat geloof tegen te werken, omdat ik ervan overtuigd ben dat het de mensen ongelukkiger, banger, dommer maakt dan ze anders zouden zijn. Ik vind dat de sterkste moet winnen.

De sterkste in macht?

De sterkste in overtuiging, in argumenten. Ik ben misschien een beetje bevooroordeeld, een beetje kinderachtig fel in mijn afkeer, maar vergeet met dat wij de gevolgen van dat geloof hier de hele dag om ons heen zien. Neem maar die rechtbank in Brugge, waar onder de schaduw van een levensgroot Christusbeeld recht wordt gesproken. Of de scholen. Mijn zoon van vier zit hier op een openbare dorpsschool. Zij hebben daar een handboek voor de religieuze opvoeding van de peuters. Dat is tot zes jaar, daarna volgt het handboek voor de kleuters. In dat boek staat een plaatje van een zandhoop, met een tekst eronder in de trant van: Waar komt dat mooie zand vandaan? Van God. Nu gaan we met z'n allen God eens bedanken voor dat mooie zand. Van dat soort dingen krijg ik de griezels. Of nog een ander voorbeeld. Mijn zoon komt op een dag thuis en zegt met een boos gezicht: "Ik ben kwaad." Verder niets. Na een paar seconden nog eens: "Ik ben kwaad." Ik vroeg: "Waarom ben je kwaad?" - "Ik ben kwaad op de joden die ons lief Jezuske hebben vermoord." Ik beweer niet dat ze het hem op school precies met die woorden hebben verteld, maar het is toch blijkbaar wel wat een kind van vier jaar van het verhaal overhoudt. Toen wij hem vertelden dat Jezus zelf ook een jood was, werd hij razend: "Dat is niet waar, dat is niet waar."

Wat gebeurt er als u dat tegen de schooljuffrouw zegt?

Dan zeggen ze dat er nooit op die manier over gepraat is en dat ze de kinderen juist het gebod van de christelijke naastenliefde proberen bij te brengen. Ik hou niet van die liefde van iedereen voor iedereen, maar wie er wel van houdt zou er naar moeten handelen. Zolang de pastoor met zeg maar vijf paar schoenen er niet over denkt om vier paar weg te geven aan mensen zonder schoenen, en zolang de Paus handschoenen aanheeft van achthonderd gulden moeten ze hun mond houden over liefde. De kerk heeft altijd een prachtige troef, in de vorm van het hiernamaals. Ze zegeen: het is zielig voor je dat je arm bent of onderdrukt wordt, maar wacht maar. God heeft met alles een bedoeling, en als je doodgaat kom je vast in de hemel. Ga maar rustig naar huis, ik zal voor je bidden. Soms denk ik wel eens: als ik later in de hemel kom, zal ik daar al mijn vijanden en al mijn katholieke leermeesters terug vinden, met een brede lach op hun gezicht en hun vingers gekruist in dat gebaar van Sliep uit, daar heb je Claus ook.

TIJL UILENSPIEGEL

Heeft een stuk als Masscheroen iets te maken met de opstandigheid van de studenten, zoals die nu bijvoorbeeld ook in Brussel zich uit in de bezetting van het Paleis voor de schone kunsten?

Niet direct natuurlijk, maar het verlangen naar erotische vrijheid houdt zeker verband met de drang naar meer politieks vrijheid. Het is niet voor niets, dat mensen, die weinig politieke vrijheden toestaan, meestal ook niets willen weten van erotische vrijheid. De bezetting van het Paleis voor de schone kunsten had trouwens weinig om het lijf. Die jongens zaten daar meer als bezienswaardigheden dan als rebellen. Ze vonden het goed, dat ondertussen het koningin Elisabeth concours voor pianisten bleef doorgaan. Als er hier in België nu iets is, dat als voorbeeld kan dienen van onvruchtbare bougeoiscultuur, dan is het dit society-concours dat niets te maken heeft met kunst, maar alleen met virtuoze vingervlugheid. Ik heb er ook gesproken en ik heb hun verteld dat ze beter een grote pop van Leopold II zouden kunnen maken, om op straat met het nodige ritueel te verbranden. Dat zou een goed protest zijn tegen het plan van de regering om een standbeeld van drie en een halve meter hoogte in Brussel te plaatsen voor een man die miljoenen Kongolezen heeft laten vermoorden.

Wat kunt u als schrijver doen aan het tot stand brengen van politieke hervormingen?

Dat is steeds weer de vraag waar ik mee zit. Moet ik al mijn tijd geven aan de politiek, hoewel ik van mezelf weet dat ik in de politiek eerder een warhoofd ben dan een denker, of moet ik me alleen bezig houden met wat ik kan. Ik heb een nieuw stuk geschreven, Tijl Uilenspiegel, dat in februari in Gent, Antwerpen en Brussel gespeeld zal worden. Niet de bewerking van het oude verhaal die intertijd door studenten is opgevoerd en waar ik als stuk niet tevreden over was, maar een nieuwe versie. Het speelt aan het eind van deze eeuw in een afgescheiden Vlaanderen, dat onder leiding staat van een half technocratisch, half clericaal-nationaiistisch bestuur. De hoofdfiguur is een nieuwe Tijl, een jongen die zich daartegen schrap zet. Ik wil daarin, net als in Masscheroen, door schokverweking van extreme situaties de mensen proberen op te schrikken. Dat is iets wat ik als schrijver doen kan, injecties geven die het publiek beter doen beseffen aan wat voor machten en mogelijke ontwikkelingen ze bloot staan. Daarnaast zouden mensen als ik zich moeten voornemen om iedere week een paar uur actief mee te doen met het tot stand brengen van een politieke revolutie, bij voorbeeld iedere zaterdag van twee tot acht. Niet dat ik geloof dat het veel zal helpen. Het uitgangspunt is de wanhoop, net als bij het schrijven, het ongeloof dat het wat uithaalt, maar tegen dat ongeloof in moet je blijven doorgaan. Voor de rest kan ik alleen beelden maken, telkens opnieuw beginnend met een gevoel van complete chaos, van verwarring. Ieder boek en ieder toneelstuk is voor mij een nieuw begin. Als ik tachtig ben zal er wel iemand komen die haarfijn gaat uitleggen welke motieven en ideeën het werk van de schrijver Claus tot een eenheid maken. Maar zelf zou ik het nu niet weten.

K.L. POLL