De banaliteit van Hugo Claus
Dramaturgie-van-eigen-bodem kan wel degelijk tot bloei komen in het Nederlands taalgebied. Hugo Claus (40) levert dit seizoen het overtuigende bewijs met uitverkochte zalen voor "Vrijdag" en "De Spaanse hoer". Zijn commentaar:
"Je moet je bedienen van grote mythes, van algemene waarheden die al sinds eeuwen gelden".
Een hotel, in het centrum van Brussel.
Hugo Claus: "Ik zit nu elke dag bij de repetities voor mijn toneelstuk "Tand Om Tand". Walter Tillemans heeft de regie, ik breng af en toe correctie aan. Ik erger me constant, onderhuidse irritatie. Van nu af aan wil ik alles zelf doen: de regie, de decors, de muziek bij mijn eigen stukken. Die drang om alles in eigen hand te willen hebben komt niet voort uit ambitie, eerder uit afwijkingen, uit ongenoegen met wat anderen met mijn spelen doen. Dat proces is eigenlijk begonnen tijdens de repetities van "Reconstructie"; ik had bepaalde gedachten, maar zes anderen zaten daadwerkelijk (of in mijn achterhoofd) mee te regisseren. Dat wil ik niet meer: een decorontwerper, een regisseur, een componist die mijn gedachten over het stuk uitvoeren op een wijze die (buiten hun schuld om) mij toch niet helemaal bevalt. Naar "Vrijdag" ga ik nog wel eens kijken, omdat ik het zelf geregisseerd heb — van "De Spaanse Hoer" heb ik alleen de première gezien. De laatste drie weken van de repetities heb ik ook bijgewoond maar ik zat er toch min of meer ongelukkig bij. Ik had Ton Lutz als Le Celestina willen zien. Lutz als Spaanse hoer, dat is toch geweldig. Dat doodshoofd van 'm, kaalgeschoren, met een pruik op, eerst. Fantastisch. Hij had 't gekund, daar ben ik zeker van. Moet je kijken niet welk genoegen hij flikkers imiteert, of vrouwen op het toneel voordoet hoe ze moeten spelen. Maar dan, als diezelfde acteur het op de planken moet realiseren, komt de gêne, het schaamtegevoel, remmend, artistiek frustrerend."
IJdelheid
"De acteur moet behept zijn met een bovenmenselijke ijdelheid, Hij moet zijn normale (beroeps)ijdelheid kunnen opschroeven, graden boven het menselijk mogelijke. Eerst dan kan hij de rol spelen."
De wandeling naar Station Brussel-N. Spitsuur. Gedrang in een krantenkiosk.
Hugo Claus: "Elke week koop ik "'t Pallieterke", het meest rechtse weekblad van Vlaanderen. Als je dat leest (verhalen van oud Oost-fronters, Vlaams-nationalisten, etcetera), dan weet je wel hoe 't hier ervoor staat. Crétins, dat zijn 't. Kijk, dat kleine mannetje dat daar loopt, typisch een lezer van "'t Pallieterke". De rechtse, kleine burger."
Witte nevels over witte sneeuw, daarboven de grauwe namiddaglucht. De trein rijdt er een uur over, van Brussel naar Oudenaarde, dwars door W.-Vlaanderen.
Hugo Claus: "Dit is wat de Fransen "l'heure bleu" noemen, Het Blauwe Uur. The Blues. Voor de première van "Vrijdag" heb ik tegen Harry (Mulisch) en de anderen gezegd: weet wel wat je doet als je met acties mijn voorstelling verstoort. Ik had mijn broers strategisch in de zaal neergezet, gezegd: als er maar één iets te hoog met zijn schouder... Ja, we zijn nogal sterk, vroeger gingen we met z'n vieren de cafés in de buurt af, zochten ruzie ... Nee, ze hebben maar afgezien van ordeverstoringen tijdens de première van mijn stuk. Ideologisch ben ik wel voor dat soort acties, maar één avond per jaar niet, als mijn stuk gespeeld wordt. Ik heb ze gewaarschuwd, ze hebben trouwens nog gestemd en de meerderheid was tegen. Haha, tijdens de repetities van "Reconstructie" wilden de anderen speciaal ten behoeve van mij het "BIZ" oprichten, het "Bureau Voor Ideologische Zuiverheid". Zo wilde ik Che op het laatst in de rug laten doodschieten terwijl Don Juan ongenaakbaar zou toekijken hoe hij als een rat over de piste zou kruipen, in doodsangst. De anderen vonden dat heiligschennis: Che was moedig, als een man de dood ingegaan. Nu is er een boek uitgekomen, een wetenschappelijk werk, waarin bewezen wordt dat Guevara inderdaad in de rug is neergeschoten, terwijl hij kermend rondkroop. Dat heb ik met mijn dichterlijke profetie al tijdens de repetities voor "Reconstructie" voorspeld. Nu zoek ik de ideale hoofdrolspeler voor mijn stuk over Leopold II dat De Nederlandse Comedie in het najaar gaat opvoeren. Van m'n vierentwintigste af ben ik al Ridder In De Orde Van Leopold II. Jarenlang heb ik 'n beetje provocerend met die ridderorde op m'n rever rondgelopen, hopend dat iemand er zich eens aan zou ergeren. Maar nee, hoor. Nu komt dat stuk, tegen het kolonialisme van die koning. De hoofdpersoon moet klein zijn, nerveus, maar tevens "hard-centered". Elke goede kunst moet een harde kern hebben, elke goede kunst is hard-centered."
Het station Oudenaarde, waar Elly Claus ons met de auto opwacht. Vandaar is het nog een half uur rijden naar de boerderij, even buiten Nukerke.
Hugo Claus: "Jan Cremer had het zullen kopen, mijn huis. We hadden alles al ingepakt. Nu is de koop plotseling niet doorgegaan. Ik laat m'n boeken en papieren ingepakt. Ik kan niet werken. Masochisme. Koele agressie. Jaja, Jan Cremer bezig met toneelstukken bij Studio. Jaja, avant-garde, haha. Artiest, hè, Bohémien ..."
Het huis van Claus, een kleine burcht naar het model van de klassieke Brabantse boerderij. Een hof, omsloten door gebouwtjes. In de grote kamer.
Hugo Claus: "Ik dacht van natuur te houden. Nou, ik blijk geen nature-boy te zijn. Ik heb nu, na vier jaar, wel genoeg van het fraaie uitzicht. Geef me maar een ansicht. Daar buiten zie je het kleine huisje waar ik werk. Ik zou in de tuin gaan werken, het is er niet van gekomen. Nu doet een tuinman hartstochtelijk dat werk. Elk spruitje komt me op zowat zes gulden. Ik zit hier maar een moderne Stijn Streuvels te spelen."
Bokswedstrijd
Broer Guido belt op (lynotypist en daarnaast sportverslaggever), geeft een tip voor de Brusselse opvoering van ,Vrijdag".
Hugo Claus: "Mijn broers leven mee. Met Guido ga ik vaak naar het boksen. Dan zitten we op de mooiste plaatsen. Guido moet er een verslag over schrijven. Maar boven, op de goedkoopste rang, zitten mijn vader en broer Odo. Die gillen om het hardst. Gek geluid... Ze willen onze dure plaatsen niet, zeggen dat ze 't boven beter zien... Ik heb zelf toen ik een jaar of zestien was een paar maanden stiekem boksles genomen. Toen, op een avond, lokte ik aan tafel een ruzietje met m'n vader uit. Sloeg hem neer. Daarvoor had ik al die tijd goed getraind. Hij bloedde, was verslagen, mijn broers giechelden:. Alle vier hebben we hem een keer een pak rammel gegeven. We hebben alle vier een "o" in onze naam. Hugo, Odo, Guido, Johan. Mijn vader was oorspronkelijk meester-drukker. Vond zijn bestemming in het slopen van huizen. Sloopte alleen de deuren en het lood uit de huizen (terwijl in zijn contract stond dat-ie het huis tot op een meter onder de grond diende te verwijderen). Nu komt hij trots hier binnen, de zakken uitpuilend van deurwaarders-exploiten. Hij heeft er lak aan. Haha. Johan lijkt uiterlijk het meeste op mij. Toen ik in Italië woonde ging hij naar de opvoeringen van mijn stukken, deelde handtekeningen uit. Hij is beroepsspeler. Kan alles met kaarten wat-ie wil. We hebben zijn trucs nog steeds niet door. Als we hier met vader en de broers kaartspelen, spreken we met Johan altijd even af of-ie gaat winnen of niet. Nu zit-ie in Saoedi-Arabië. Kaart te spelen. Op de muur van zijn huis schrijft hij wel eens in dolle drift: "IK GA NIET MEER NAAR LOELE". Loele, dat is , het café. Dan is hij wanhopig, maar toch, na een poosje speelt hij weer, met de angst dat het een keer niet zal lukken. Odo is de vreemdste, heeft van die woede-aanvallen. Vroeger hing hij zich dan aan een boom op met een hand tussen de strop. M'n moeder schrok zich de eerste keer rot. Later zei ze gewoon: "Odo heeft zich weer verhangen."
Gekken
"Mijn moeder heeft een hobby: gekken, geesteszieken verplegen. Dat is een schande hier in Vlaanderen, dat je met een piepjonge dokter zomaar de papieren kunt krijgen om een gekkenhuisje te beginnen. Als je dan op een gemakkelijke manier een huisgenoot of zo niet meer thuis wilt hebben... Vreselijk... Maar wel prettig voor mijn moeder. Ze houdt van geesteszieken. Het vreemdste in mijn leven is wel het geheim... het geheim waarom ik, evenals mijn andere broers, van m'n achttiende maand tot m'n elfde jaar op kostschool heb moeten zitten. Eigenlijk weet ik 't nog steeds niet. Ik ben autodidact. Liep, net als mijn broers, van huis weg. Ging in een huisje wonen in Sint Martensleerne. Alleen met mijn hond Flicka die ik meedogenloos verkocht toen ik naar Ostende ging."
Namaak
In Ostende schreef de jonge dichter Hugo Claus, op bestelling van "een nogal, louche uitgever" een namaak-Faulkner, "De Metsiers", model voor zijn eerste toneelspel "Een Bruid In De Morgen". Hij was toen amper achttien.
Hugo Claus: "Ik wil niet integer zijn volgens de normen die anderen me opleggen. Pas na veertig jaar of zo zal uit mijn werk kunnen blijken of mijn integriteit de juiste is geweest. "De Metsiers" schreef ik voor geld, dat geef ik meteen toe, naar het voorbeeld van Faulkner en Caldwell. Ik was dan ook hogelijk verbaasd toen mensen als Vestdijk het au sérieux bleken te nemen. De integriteit van je werk heeft te maken met de opzet. Ik kan me voorstellen dat je de hele Hamlet tekstueel overschrijft (op een enkele lettergreep of zo na) en dat je, na afloop van het werk je volledige integriteit totaal bewaard hebt. Dat door een paar varianten die je (bewust of onbewust) erin geweven hebt, er een andere Hamlet dan die van Shakespeare ontstaan is. De integriteit is niet het sublimeren of het vertolken van het ego, maar het voorwerp maken waarlangs je je ego valt uitdrukken; en het model — waarlangs heeft geen enkel belang. "De Metsiers" schreef ik in opdracht, voor geld, in vier weken was het klaar. Ik had in die tijd wel vier van zulke romannetjes achter elkaar kunnen maken. Na tien jaar moest ik ontdekken dat de impuls aanzienlijk zuiverder was dan ik tijdens het schrijven ervan vermoedde. Dat ik meer integer was geweest dan ik had gedacht. Ook als je een vorm gebruikt die in de mode is, in is, moet je die zo volledig in kunnen vullen dat je ook jezelf daarin kunt reveleren. Chandler schreef detectives waarin hij het klassieke patroon van de thriller invult, blijkt toch een belangrijker schrijver dan Hemingway. Het gaat inderdaad om de integriteit als toevalsfactor. Voordat ik "De Metsiers" schreef, wilde ik iets "nobels" doen, gedichten schrijven. Ik was zwaar onder de indruk van Artaud, wilde leven zoals hij... nee geen toneel, zozeer... ik wou niet zozeer dingen maken, dan wel een dingen-maker zijn. Beschouwde Artaud als m'n vader. Niet zozeer schrijven, dan wel een schrijver zijn. Dit soort nonsens. Na "De Metsiers" schreef ik "De Hondsdagen" dat zich volledig tegen, mijn eerste boek keert, zoals de meeste dingen die ik doe geen liaison met mijn vroegere werk vormen maar steeds weer iets nieuws of iets controversieels aanboren. Daarna woonde ik een tijd in Italië. Er kwam een gevoel, dat vooral nu steeds sterker wordt: namelijk dat boeken-schrijven in zoverre geen zin heeft omdat het directe contact met de consument ontbreekt. Dus: toneel. Als de mensen reageren, direct waarneembaar betrokken zijn bij het produkt, dan weet je dat je leeft. Na het schrijven van een aantal korte een-akters (Capricio's naar Goya) besloot ik het stramien van "De Metsiers" burgerlijker in een toneelspel door te trekken. Koele beredenering dus. Integriteit of eerlijkheid stonden mij niet in de weg bij het invullen van dit kader. Hoe banaal het onderwerp ook moge zijn, of de aanleiding, je kracht en creativiteit moeten zo groot zijn dat je dat kader als het ware vernietigt."
Onguur
"Dante, Shakespeare... noem maar op. De "Vita Nuova" is au fond van een banaliteit zonder weerga, dat kun je nu zo meteen omzetten in de meest ongure Libelle-termen. Dus: het kader telt in beginsel niet. Dit is waar ik zo tegen ben: dat romantische gevoel waaruit die irritante bewondering voortspruit voor het "unieke" van de anekdote, van dat specifieke verhaal dat men brengt. Ik zie aldoor om me heen die krampachtige poging om iets unieks te maken, om iets heel persoonlijks te maken, om iets te maken wat nog nooit gedaan is. Dat lijkt me zo'n luttele, zo'n schrale hoop... Ik geloof dat je je moet bedienen van grote mythes, van algemene waarheden die sinds eeuwen geldend zijn geweest. Als je die wilt verwoorden langs die unieke, persoonlijke anekdote, dan kun je 't volgens mij wel beter laten. Door het nemen van de meest banale gegevens (bijvoorbeeld in "Vrijdag") verschaf ik mezelf de grootste armslag."
Onder het eten (escargots, gigots d'agneau, frommage) luide muziek: oude platen van Johnny Ray (Just Walking In The Rain), Leo Ferrée (het schone chanson over zijn chimpansee Pepée, vergiftigd, waarschijnlijk door Ferrée's echtgenote, reden voor de chansonnier tot echtscheiding). Ontroering.
Hugo Claus: "We hoorden die platen. Ferrée, Johnny Ray, Fred Astaire, noem maar op. We waren allebei bewogen. Door de allergrootste clichés die er maar bestaan. Iemand die dit cliché neemt en ter plekke vernietigt... Ik heb nu tien chansons voor Liesbeth List geschreven. Ik zal je een voorbeeld geven van zo'n cliché dat ik hanteer. Inhakend op de sfeer, zo straks in de trein... Dat "blauwe uur". Ik heb voor Liesbeth een heel simpele song gemaakt: Je vroeg mij een kleur/Dat zal ik veranderen in geur/Je vroeg mij nog niets/ Toen heb ik gezegd: blauw/En zij zegt dan: blauw is wat je wou. Dat is dus helemaal op het thema van het blauwe uur. Precies door het heel simpel samenvoegen van klinkers, herhalingen, alliteraties, een chanson dat onvervangbaar is, nog nooit door iemand geschreven, toch on(ver)vangbaar. Inderdaad: ik ben niet op zoek naar mezelf maar naar de media. Ik weet niet wie ik ben, het interesseert me niet, ik wil niet eens weten wie ik nou eigenlijk ben. Omdat ik van tevoren weet dat dat niet interessant is. Mezelf is alleen interessant in relaties tot anderen. Ik leef beslist niet geïsoleerd, ik heb wel een harnas van beveiliging om me heen in de vorm van m'n naaste omgeving die ik volledig vertrouw. De meeste relaties die ik daarbuiten heb, zijn gebaseerd op wantrouwen, op aftasten, enfin, die hele heimelijke radar waarmee je uitgerust bent, wanneer je die ander ontmoet."
Communist
"Je kunt beter een druiper oplopen dan geen liefde te bedrijven uit angst een druiper op te lopen, schrijft dokter Schoenfeld; ik heb die zin met een bevrijde medeplichtige glimlach gelezen — ik leef met alle openheid, met alle risico's naar de anderen toe. De angst om afgrijselijk teleurgesteld te worden, die blijf ik behouden. Wat mijn sociale gesteldheid betreft ben ik een communist, dus christelijk. Ik geloof in de realiteit van de communistische ethiek. Na "Reconstructie" wilde ik, natuurlijke reflex bij mij, zoals gezegd, iets geheel anders maken. "Vrijdag". De politieke implicaties van dat stuk zijn evident. Bijvoorbeeld: op een gegeven moment gaan ze eten. Dan zie je dat de vrouw drie maal heen en weer naar de keuken moet lopen. Voor mij is dat een duidelijke illustratie van de slavernij waarin de vrouw zich nu bevindt. De mensen in de zaal gieren steeds weer op dat moment dat de vrouw nogmaals naar de keuken rent. Dat is een bewijs."
Moraal
"Ik heb tientallen anekdotes zoals die waarop "Vrijdag" gebaseerd is. Ik zou er drie zoals "Vrijdag" per jaar kunnen schrijven. Ik geloof niet dat ik me ooit zal ontdoen van de realiteit. Ik zal bijvoorbeeld nooit een stuk kunnen schrijven dat Pirandelliaans is. En de moraal? De moraal van alle boeken of stukken die ik schrijf is: laat andere mensen met rust. Dring niet je eigen moraal op. Er is enerzijds een fysieke verlegenheid (zodra er meer dan tien mensen in een kamer zitten voel ik me niet meer op m'n gemak) anderzijds een veel verdergaande verlegenheid om te verklaren wat ik nu eigenlijk maak. Ik weet niet wat ik doe, heel reëel, op het moment dat ik het doe. Ik heb nog nooit een flap voor een van mijn eigen boeken geschreven. Dat modekunstenaarschap dat men mij verwijt? Ach, ze kunnen het niet hebben dat iemand zich op bepaalde niveaus beweegt. Ze willen het liefste dat je één soort kunst bedrijft. Dichter bijvoorbeeld. En dan willen ze het liefste dat je je ook daarin specialiseert. Dat je natuurdichter zou zijn. En dan nog het liefst over één jaargetijde. En dan liefst niet meer dan twaalf regels per vers - graag ook nog zonder adjectieven. Men wil vat op je hebben, het is een bezitsdrang. Het is nog veel eenvoudiger: ik doe gewoon waar ik zin in heb."
De volgende dag. Een lokaaltje in De Koninklijke Vlaamse Schouwburg, te Brussel. Repetities voor "Tand Om Tand", (première 4 maart, vier jaar geleden geschreven, maar nog steeds niet gespeeld), toekomstbeeld van Hugo Claus op Vlaanderen, afrekening met de traditionele Tyl Uilenspiegelfiguur die ex-Oostfronters en andere (pseudo-) fascistische Vlamingen naar Claus' mening nog al te veel als warmgekoesterde mascotte met zich meevoeren. Vlaanderen over dertig jaar: de "Christelijke socialisten" hebben de macht overgenomen.
Tyl: Wat doe je met mensen zoals ik. Ik ben je spiegel, vergeet dat niet.
X: Een uil ben je, blind op klaarlichte dag. En jongen, er zijn geen uilen meer in Vlaanderen. Je hebt je werk gedaan, Tyl.
Claus is wel pessimistisch ten opzichte van Vlaanderen.
"Nee. Anders werk je geen twee maanden op zo'n stuk."
Gelooft Claus in de nieuwe mens?
"Ja. Maar ik gebruik het woord niet anders dan in smalende betekenis. Ik was ook geïmponeerd door Cuba, maar ik verwerk het anders dan andere auteurs. Het is nooit mijn bedoeling om wegwijzer te spelen voor mensen die 't niet zien."
Gaat hij nog films maken?
"Nee, ik denk van niet. De kritiek op mijn laatste film "De Vijanden" was schandelijk, immoreel. In Nederland moet je nog steeds a la Van Domburg "filmisch zijn". Dat betekent: eerst drie pratende vrouwen laten zien, daarna meteen drie kwakende eendjes. Dat vinden ze mooi. Zo hoort't, denken ze."
En, terwijl twee acteurs, zwetend met elkaar, volgens nauwkeurige aanwijzingen van het script, liggen te worstelen glimlacht Hugo Claus: "Vies beroep eigenlijk, dat acteren."
— ISCHA MEIJER