DE ZEVEN KUNSTEN
dinsdag, 3 maart 1970
7' Roland van Opbroecke in gesprek met Hugo CLAUS over zijn stuk "Tand om Tand" dat morgenavond gecreeërd wordt in K.V.S.-Brussel.
R.V.O.: Morgenavond gaat in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg te Brussel de première van "Tand om Tand", van Hugo Claus. Hugo Claus, na de bekende gebeurtenissen van verleden jaar in Antwerpen, toen dus omwille van een persoonlijk conflict oud-directeur Bert Van Kerkhoven het stuk van het repertoire schrapte wordt het toch gespeeld. Zegt U nu oef, eindelijk, of wat zegt U ?
H.C.: Wel, toen die incidenten gebeurden toen heeft Victor De Ruyter, directeur van deze schouwburg, van de KVS, gezegd: goed, dan doe ik het maar. En het ja, nu is dat wel een zekere opluchting, aan de andere kant is het uitermate irritant dat zulk stuk dat nu vier jaar geleden geschreven is het nu pas ten tonele wordt gebracht, onder andere om de verwijzingen naar bepaalde aktualiteiten die ik wel een beetje heb kunnen bijvijlen maar niet helemaal. Voornamelijk de grondstelling dat in een federaal Vlaanderen het misschien allemaal niet zo rooskleurig zal zijn dat had waarschijnlijk vier jaar geleden een andere portée gekregen en dat had waarschijnlijk wat agressiever geklonken.
R.V.O.: Krijgt het nu geen portée met het nieuwe compromis der Belgen dat uitgedokterd is ?
H.C.: Wel dat komt nu nog net goed uit. Misschien dat hierdoor, door de laatste ontwikkelingen, dat meer mensen zich over het vraagstuk hebben bezonnen, althans dat zij er meer over gehoord hebben.
R.V.O.: Uw hoofdpersonage die dan uiteindelijk de naam Tyl aanneemt is een zanger, een liedjeszanger, een typisch produkt van de commerciële chansonnijverheid. Waarom hebt U een dergelijk iemand genomen, waarom hebt U geen ingenieur of een dokter, of een andere jongen genomen ?
H.C.: Omdat het stuk ontstaan is als een parafrase op Tijl Uilenspiegel. En in het oorspronkelijke boek is Tijl Uilenspiegel een zanger, althans een liedjesmaker. Nu, ik heb het daar ook nodig om iets te illustreren, nl. dat de lyricus, de man die zich met heel veel emotiviteit in de strijd werpt, bijvoorbeeld ageert voor de revolutie en zo, dat hij grote kansen heeft om totaal geïsoleerd te staan, omdat zijn temperament, zijn geaardheid niet kan passen in een ontwikkeling die veel meer met klinische dingen te maken heeft zoals bijvoorbeeld met ingenieurs. Er is een scène in het stuk waarin precies de dualiteit aangegeven wordt waardoor Tijl Uylenspiegel de zanger ja god, gewoon van de kaart geveegd wordt.
R.V.O.: Hij wordt geloof ik ook van de kaart geveegd door deze revolutionaire ondergrondse beweging die er dan toch is in dat federalistische Vlaanderen.
H.C.: Ja, maar die ondergrondse die wordt bovengronds en die huldigt het principe dat men moet grijpen wat men kan en die alliëert zich voorlopig met de bestaande orde, iets wat politieke partijen gedoemd zijn te doen. Het is nl. het grote vraagstuk, het hele stuk blijft open, nl. wat moet men doen. Ik opteer in dit stuk althans voor de totale vernietiging.
R.V.O.: "Vrijdag", "De Spaanse Hoer" en nu "Tand om Tand". Drie Toneelstukken, maar drie uiteenlopende toneelstukken. "Vrijdag", zeer streng opgebouwd, "de Spaanse Hoer barokker" en "Tand om Tand", sommigen zullen zeggen chaotisch, anderen kunnen zeggen opgebouwd met, uit verschillende scènes.
H.C.: Ja, men kan andere woorden gebruiken, kalëidoskopisch. Ja, ik kan niet een hele toestand oproepen en lineair blijven geloof ik. Het lineaire moet zich voor de aandacht van de toeschouwer beperken tot een klein aantal personages. Hier ben ik veel meer in de lijn van Shakespeare dan van Heyermans.
R.V.O.: Deze Vlaamse federalistische staat die u situeert over hoeveel jaar ?
H.C.: Wel toen ik het schreef toen dacht ik een jaar of 30. Nu na de realisatie en na het werk van de acteurs, van de decorbouwer en van de regisseur en van mijn eigen inbreng gezien te hebben zou ik het op 10 jaar schatten.
R.V.O.: Wel deze federalistische staat over 10 jaar maakt zeer sterk gebruik van de techniek.
H.C.: Ja dat is onafwendbaar nietwaar. Dat is ook een van de elementen van mijn ziekelijke spotzucht, nl. dat al onze, onze meest elementaire gevoelens en ook de meest geraffineerde totaal ingenomen worden en geregistreerd en weer uitgespuwd door het media. En dat de technologie ons zal overheersen, zeker op scoiaal gebied waarbij de politici die technologie helemaal in de hand zullen houden dat lijkt mij een onafwendbaar verschijnsel.
R.V.O.: Het stuk zal nu gespeeld worden te Brussel in repertoire en beleeft ook een serie in Gent. "Vrijdag" en de «Spaanse Hoer" lopen op een enorme manier in Nederland. U had altijd gezegd : ja, ik ga ondermeer liever met mijn stukken naar Nederland omdat daar het sportieve risico, het zakelijke risico ook groter is, dus een stuk kan daar vallen na 5 voorstellingen of kan er ook 200 beleven. Een beetje toch die sportieve kant zit er nu aan in de K.V.S.
H.C. : Hoe bedoelt U ?
R.V.O.: Het stuk kan hier misschien ook 80 voorstellingen of zo beleven ?
H.C.: Dat .weet ik niet. Dat zou wel kunnen, maar toch niet achtereenvolgend, want het repertoirebeleid van Mijnheer De Ruyter is nog niet zo gepreciseerd, dat hij gewoon een stuk elke avond achter mekaar kan laten lopen zoals in Nederland, het geval is.
R.V.O.: De Nederlandse Comedie heeft verleden week, wij veranderen een beetje van onderwerp, een verandering van beleid min of meer aangekondigd en een van de zaken waarmee zij schermden waren twee nieuwe stukken voor het seizoen.
H.C.: Ja, een stuk is niet van mij, het is een grondige bewerking maar een zeer eerbiedige bewerking van Crommelynck. "Les amants puéril." Wat ik zelf ga regisseren, en het andere stuk is wel van mij, dat is het "Leven van Leopold II". En daar begin ik aan de repetities, want dat regisseer ik dus ook zelf, 10 september.
R.V.O.: Morgenavond dus première in de KVS te Brussel van Tand om Tand, van Hugo Claus. Een tweede hoofdstuk in deze rubriek gewijd aan film. Jan Burvenich zag "Le passager de la Pluie", de jongste film van René Clément.