Cultuur
GESPREK MET HUGO CLAUS:
"Ik beoefen het liefst alle genres en dan in contrast"
Toen men enkele jaren geleden in Nederland een staatsprijs voor toneeldramaturgie wilde toekennen, zocht de jury tevergeefs naar auteurs. Ze waren er praktisch niet. Wel was men unaniem van mening dat maar één man die prijs zou toekomen: Hugo Claus. Maar ja, een dergelijke prijs toekennen aan een Belg zou een te grote blamage zijn voor de eigen letterkunde. Toch is deze Hugo Claus als geen ander verantwoordelijk voor het gezicht van het nederlandstalig drama bij onze noorderburen. Hij debuteerde er met Een bruid in de morgen en schreef in de daaropvolgende jaren zo'n twintigtal bewerkingen en oorspronkelijke stukken: Suiker, Het lied van de moordenaar, Mama kijk zonder handen, Vrijdag, Leven en werken van Leopold II, Warm en koud, Interieur. Daarbij ontwikkelde hij zich als regisseur voor toneel en film (De vijanden), schreef scenario's. (Mira, Niet voor de poesen) en is als auteur grootste aandeelhouder van uitgeverij De Bezige Bij. Ook het komend seizoen neemt het aantal oorspronkelijke stukken in Nederland een bescheiden plaats in. Een auteur springt er weer uit: Hugo Claus. Onder zijn eigen regie gaan in de vrije produktie Pas de deux en Blauw-Blauw (twee blijspelen), toneelgroep The Family van Lodewijk de Boer speelt zijn bewerking van Godards film Pierrot le Fou onder de titel Gekke Gerrit, terwijl Clausontdekker Ton Lutz bij zijn toneelgroep Globe een reprise gaat brengen van Een bruid in de morgen. Sinds een aantal jaren woont en werkt hij van Amsterdam uit. Dit hangt hauw samen met zijn voorwaardelijke veroordeling, vanwege zijn toneelspel Masscheroen dat wegens het mannelijk naakt op het filmfestival van Knokke de nodige beroering wekte. Hij is nog steeds ontevreden over de bijval die hij toen van de Vlaamse intelligentsia heeft gekregen:
"Ze zijn laks, passief en bang. Dat komt door het geestelijk klimaat in België. Tijdens het proces zaten er drie mensen in de zaal: de dichter Hugues Pernath, mijn broer en Ton Lutz, die speciaal daarvoor uit Nederland was overgekomen. De rest liet het afweten. Er waren wat vage protesten, er werd een petitie getekend, maar daar bleef het bij. Dat is toch wel een groot verschil met Nederland. Daar zou het losgebrand zijn — overigens al voor veel minder. De hele pers zou zich op deze zaak geworpen hebben en het tot het uiterste hebben begeleid. In België was dat niet het geval. Te weinig kwaliteit, denk ik. Het komt ook doordat de kleinsteedse politiek en de openbare mening zo nauw met elkaar verweven zijn. Men heeft een zekere gêne. Alles is aan het systeem aangepast. Dat geldt ook voor het spelen van een stuk als Leopold II, waarin het koningshuis op de korrel wordt genomen. Het is alleen gespeeld door studenten. Het beroepstoneel heeft het nimmer op het repertoire durven nemen. Op een zeker moment was er sprake dat de Nederlandse voorstelling naar Brussel zou komen. Ik was daar hoogst verwonderd over en ja hoor, op het allerlaatste moment ging het niet door. Het was zogegenaamd te duur. kijk, dat bedoel ik nou met angst. In Nederland kan veel meer. Ze gaan daar dit seizoen een stuk over Mussert spelen (de voormalige leider van de fascistische NSB - red.) ... ik zie dat al in België gebeuren. Over Cyriel Verschaeve, bij voorbeeld. Het hele land zou op z'n kop staan. Men zou te maken krijgen met de Vlaamse Militantenorde en de voorstelling, als die er ooit zou komen, zou kapot gemaakt worden. Neem nu een figuur als Paul Henri Spaak, die levert schitterend materiaal voor een toneelstuk. Maar niemand die eraan denkt deze man ook maar aan te raken. Ik zal zo'n stuk niet schrijven, het is niet mijn stijl, maar het zou verfrissend werken als er eens een paar mensen kwamen die dit soort onderwerpen op de korrel durven nemen. In Nederland kan dat wel, hoewel men zich daar het liefst met alles wil bemoeien. Nederlanders zijn betweters, Vorig jaar gaf ik een interview aan Henk van der Meyden van De Telegraaf. Dat is de grootste krant van Nederland en op die manier een prachtige gelegenheid om voor ruim een miljoen mensen je ideeën kenbaar te maken. Wat me dat niet kwalijk is genomen! Die krant was veel te rechts en daar paste ik niet in. Uiteraard deel ik hun ideeën niet, maar waarom zou ik ze niet ontvangen? Kijk, dat is nou typisch Nederland. De mensen gaan jou vertellen wat je moet doen en denken. Een paar goede vrienden van me spreken me sinds die tijd niet meer."
Claus spreekt met een duidelijke ondertoon van ironie. Hij vindt in feite alles best en laat zijn leven bepalen door anderen of door wat er toevallig op zijn weg passeert. Als hij in een bundel korte verhalen op de achterflap vermeldt: "1972. Schrijft gedichten. Speelt, tennis. Rookt te veel. Wil graag van zijn lezers horen hoe hij moet leven", noemt hij dat geen ironie, maar zegt:
"Wanneer iemand met goede bedoelingen mij het leven kan uitleggen dan is dat toch mooi?"
Sinds een paar maanden woont hij samen met Sylvia Kristel, een fotomodel-filmster, die binnen een jaar in heel Nederland bekend raakte, door haar openhartige uitspraken. In een van haar interviews schreeuwde ze van de daken: "Ik houd van Hugo. Ik wil hem krijgen." Een paar weken later had ze hem. Hugo Claus gaat schuil achter een schijn van innerlijk en uiterlijk dandyisme, houdt van lekker (en veel) eten, maar kan uiterst gedisciplineerd aan zijn grote produktie beginnen, waarbij hij zorgvuldig van tevoren bepaalt hoeveel hij gaat schrijven en hoelang hij erover denkt te doen. Typen vindt hij te vermoeiend. Vroeger werd zijn geschreven tekst toevertrouwd aan een Gents typebureau, tegenwoordig aan Oscar Timmers van de Bezige Bij. Aan vertrouwen in literair kunnen heeft het hem nooit ontbroken. Het voortijdig opgeplakte etiket van literair wonderkind (sinds De Metsiers, dat hij schreef toen hij achttien was) hinderde hem minder dan later werd aangenomen. Wel kan hij van tijd tot tijd losbarsten in een kanonnade tegen "de pers" als ze zijn werk wat al te nadrukkelijk van de hand wijzen. Recente voorbeelden: de première van de film De Vijanden en het stuk Leopold II, die vrijwel unaniem gekraakt werden.
Claus: "De critici hebben toen niet gezien dat ik kinderachtigheid, banaliteit en marionetteneffecten hanteerde als stijlmiddel. Klee of Karel Appel zijn mensen die dat al jaren doen, maar nu was de reactie: "Dat kan m'n kind ook". Mijn grootste fout is geweest om Leopold II überhaupt in Nederland te laten spelen, maar ik dacht als ze daar al die koningsdrama's van Shakespeare pikken en zich laven aan de taal van de bard uit Stratford, kunnen ze toch ook wel geduld voor mijn geschrijf opbrengen. Ik heb met opzet misplaatst grappig willen zijn. Zo moet je tegen dat koningshuis aankijken. Ubu Roi van Alfred Jarry, waarvan ik me in dit stuk een leerling toon, is ook niet om te lachen. Je krijgt er een soort rare half grijns van en dat is net goed. Maar ja, mensen willen niet kennen, maar herkennen. Ik zou het beste altijd een persconferentie kunnen geven om mijn bedoelingen duidelijk te maken."
Ondanks dat laat Claus zijn stukken altijd eerst in Nederland in première gaan.
"Mijn eerste stuk heb ik als een keurige Belg naar het Nationaal Toneel gebracht. De directeur van de schouwburg in Antwerpen heeft me toen erg onbeschoft behandeld. Hij deed er erg smalend over en gaf maar geen antwoord. Ik woonde in die tijd in Italië en stuurde hem maar brieven. Nooit iets op gehoord. Zelfs het manuscript heb ik niet meer gezien. Toen kreeg Ton Lutz het in handen. Hij las het en ging het meteen spelen. Van dat moment af stond mijn besluit vast: nooit meer een première in België. In die dingen ben ik erg kinderachtig. Jaren geleden solliciteerde ik naar de functie van directeur van de schouwburg in Gent. Ik had allerlei wilde en leuke plannen, maar men heeft daar nogal minachtend op gereageerd. Ik heb toen gezegd: Geen stukken meer van mij in Gent. Dat heb ik twaalf jaar volgehouden, maar omdat mijn vader in Gent woonde, heb ik het verbod ten slotte maar ongedaan gemaakt. Een aanval van vaderliefde zullen we maar zeggen. De laatste jaren is er nog een andere reden bijgekomen om mijn stukken niet in België op te voeren. Als ik werk, ben ik een gevoelig en getalenteerd kunstenaar, maar zodra ik klaar ben, heb ik de mentaliteit van een bankdirecteur of een middenstander. Ik reken uit hoeveel een stuk opbrengt als het in Nederland gespeeld wordt en hoeveel ik er in België voor krijg. En dat staat in geen verhouding tot elkaar. Bovendien regisseer ik mijn stukken in Nederland zelf, omdat ik er dubbel aan verdien. Ik heb namelijk de vreemde afwijking dat ik mij verbeeld mijn eigen stukken beter te regisseren dan echte regisseurs. Een gelijktijdige première? Kom nou. Stel je voor dat er opeens een geniale Belg blijkt te zijn die het veel beter doet dan ikzelf. Kom nou. Ik zie ze niet, maar je weet het nooit. Mistero Buffo werd ten slotte ook door een Italiaan geregisseerd."
Claus' veelzijdigheid kan men opdelen in een aantal steeds terugkerende elementen: het simpele anekdotische verhaal, gespeeld door een paar mensen (Vrijdag), poëtische symboliek (Het lied van de moordenaar), rauw realisme (Suiker) en het grote spektakelstuk met tal van onverwachte theatrale wendingen, die alles bij elkaar het effect moeten bereiken (Leopold II, De Spaanse hoer). Daar lijkt binnenkort weer een nieuw genre aan te worden toegevoegd: de komedie.
"Ik beoefen het liefst alle genres en dan in contrast. Ik heb net walgelijk agressieve religieuze gedichten geschreven. Dus nu komt er een blijspel. Volgend jaar misschien wel een historisch spel of een onontwarbaar verzendrama. Ik weet het nooit. Ik kan best maar drie haikoe's in een jaar gaan schrijven of zes toneelstukken. Zoiets komt vanzelf. Je moet toch iets doen. Ik verveel me als er helemaal niets gebeurt. En je kunt ten slotte niet meer dan drie detectives per dag lezen en een paar uur televisiekijken. Ik ben uit Nukerke vertrokken, omdat ik het daar te goed had. Ik leefde midden op het platteland als een monnik. Dat kan niet op den duur."
Met name Pas de deux, dat in oktober in première gaat, is ontstaan uit Claus' confrontatie met het Nederlands toneel.
"Ik had een soort wrevel toen ik vorig jaar bij het Amsterdams Toneel "De vossejacht" regisseerde. Ik probeerde bij de acteurs een beroep te doen om zich om te schakelen naar een andere stijl. Dat werkte niet. Ze bleven te veel hangen in de kracht en de charme, maar tegelijkertijd de zwakte van het Nederlands toneel: het realisme. De kleine verschuivingen binnen het dagelijks leven staan, waarin auteurs als Nescio, Mensje van Keulen en Carmiggelt zo goed zijn. Je treft het in elke kunstvorm aan. Maar zodra zij daarbuiten treden, wordt het een catastrofe. Dat mijn bedoeling niet overkwamen, ligt uiteraard aan n dus heb ik naar aanleiding van deze ervaring een stuk geschreven voor één acteur en één actrice, waarin zij vier verschillende stijlen moeten kunnen spelen. Claus, wiens boeken in Nederland veel beter verkocht worden dan in Vlaandren, ziet de laatste jaren een geringe kentering in het culturele leven in Bel ontstaan.
"Het is nog lang niet acceptabel, maar er begint zowaar iets van een eigen cultuur door te dringen. Sinds kort is er een opiniepers, terwijl er ook meer boeken verkocht worden. Als je in Nederland op straat loopt en ergens naar binnen kijkt, zie je in de meeste huizen boeken liggen. In België is dat iets uizonderlijks. Dat komt omdat we pas heel laat tot het gevoel zijn gekomen dat we een natie zijn en de Vlaming er plotseling achter kwam dat hij nog iets van een eigen cultuur bezat. Welisw moeizaam verworven op de wanstaat België, maar wel degelijk aanwezig."
dan ineens: "Weet je waarom ik er weg gegaan ben? Uit liefde voor mijn land. Je kunt het beter bekijken als je er afstand van neemt. Bovendien begin ik binnenkort aan een grote Belgische familieroman. Zoiets als "En eeuwig zingen de bossen" of "Winden waaien om de rotsen." Daar heb je afstand voor nodig. James Joyce schreef ook over Dublin, toen hij in Triëst woonde, maar een dwarsstraat te noemen. Mijn vader was de oudste van zestien kinderen en mijn moeder komt uit een gezin van twaalf kinderen. Twaalf en zes is achtentwintig ooms en tantes, die allemaal getrouwd zijn en ook weer kinderen hebben. Ik heb nog regelmatig contact met ze en de roman zal zich in België afspelen. Iedere Belg kan er zich in terugvinden. Hoe lang ik erover doen, weet ik nog niet. Ik weet niets van tevoren. In november ga ik eerst met vakantie naar Jamaica. Daarna? Misschien wonen in Brazilië of Guatemala. "Of terug naar België?" grijnst. "Niets is onmogelijk."