HET PAROOL 31-12-1977 (01 ) K78/112a

HUGO CLAUS

DE LITERAIRE OPFLAKKERINGEN VAN HUGO CLAUS

„De Bezige Bi) heeft al mijn toneelstukken uitgegeven. Ik vond dat uitstekend, totdat ik deze keer, met Jessica!, ging twijfelen. Ik belde Marijke op, de secretaresse van Lubberhuizen, en vroeg haar of zij ooit toneelstukken las. Nee, zei zij licht verwonderd, ik ga er wel heen, maar lezen doe ik ze nooit. Op mijn verzoek vroeg zij het ook aan andere meisjes van de BIJ. Die lazen ook geen toneelstukken. Vastberaden heb ik Marijke toen gevraagd het nutteloos manuscript aan mij terug te sturen. Vervolgens heb ik er terstond een roman van gemaakt, die inmiddels al in druk is verschenen. Je ziet dat lk tracht het volk te bereiken." ^

Hugo Claus, produktief en veelzijdig schrijver, zij het met ups en downs en onderworpen aan komende en gaande twijfels, is 48 Jaar en terug op het oude nest in Gent. De laatste maanden zit zijn creativiteit weer in een up. De critici blijken echter niet ingenomen met zijn jongste twee stukken, Jessica! bij het gezelschap van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg te Brussel en Het huis van Labdakus bij het RO-theater te Rotterdam. Al vaker hebben zij onvriendelijk over de werken van Hugo Claus geschreven, bij voorkeur over zijn latere toneelstukken. Orestes en Thuis bijvoorbeeld.

In België, dus in een restaurant van kwaliteit, zegt Hugo Claus: „Het woord 'platvloers' hebben zij nogal eens gebruikt. 'Kinderlijk' ook. Ik geloof dat zij vaak niet begrijpen wat ik bedoel. Zij zien niet dat ik het kinderlijke a!s stijlopvatting gebruik. Dat is een grote misvatting. In de beeldende kunst is het algemeen aanvaard. Neem Klee maar of Picasso.

..Men wil nu eenmaal dat toneel of een kopie van het dagelijks bestaan ls of schuimbekkende avant-garde. Alles wat daartussenin zit, is fout. Ze willen altijd iets herkennen, weten waar ze aan toe zijn.

Kritiek

„Ik heb het moeilijk met de kritiek. Uiteraard, lk ben de man die het geschreven heeft. Het vreselijkste is als de critici gelijk hebben. Dan kan ik het helemaal niet verkroppen. Ik voel me dan machteloos en betrapt, dus woedend. Als een criticus over het door mij zelf ook geregisseerde stuk Jessica! schrijft: „Van lichtstanden heeft Claus geen kaas gegeten." Alsof de spelers radeloos over het toneel rennen om ln een lichtbundel gevat te worden. Nu moet ik toegeven dat er inderdaad een en ander aan haperde en dan word ik dus extra boos op de criticus.

„De Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel vroeg mij bij zijn honderdjarig bestaan een stuk te schrijven. Een vriend gaf mij de titel: Jessica. Een goede, vond ik. Ik heb daar een uitroepteken aan toegevoegd plus een toneelstuk. Klinkt dat ontluisterend? Waarom? Titels zijn altijd bijzonder moeilijk en erg belangrijk. Ik heb het er meestal slecht mee getroffen. De koele minnaar. Ja, die was misschien wel aardig.

„Toen kwam, dat vertelde ik al, de affaire van de roman naar het stuk. Een volslagen andere schrijftechniek. Het is een boek geworden met een opeenvolgende reeks scènes. Ik heb er geladen aan gewerkt. Er is geschreven dat ik het binnen drie weken gedaan heb. Ik wil niet vertellen hoe lang het geduurd heeft. Je hoort er drie jaar over te doen. Ik vind dat nonsens. Het ls een kwestie van concentratie. Als Je er drie wéken over doet, wordt je gebrek aan ernst verweten. Ik denk dan altijd aan de klassieke Japanse kunstenaar Hokusai. Toen die op zijn tachtigste ln vijf minuten een tekening maakte en hem oppervlakklge spoed werd verweten, antwoordde hij: ik heb er geen vijf minuten over gedaan, maar tachtig jaar. Dergelijke kritiek leg ik dan ook naast mij neer.

Het huis van Labdakus voor het nieuwe RO-theater in Rotterdam was ook een spoedopdracht van Franz Marijnen. Het is een op een aantal Griekse tragedies gebaseerd hedendaags drama. Evert Straat, Pé Hawinkels en ik hadden er teksten voor geschreven, het werd een soort collage. Het klopte echter niet helemaal, de acteurs hadden er moeite mee. Toen vroeg Marijnen mij het over te nemen en de tekst opnieuw en alleen te schrijven.

„Het was een soort invullen van woorden in het door Marijnen geschapen theatergebeuren. Eigenlijk was het een onmogelijke opdracht, maar ik ben een professional. Ik weiger zo iets niet. Het is de uitdaging, de sympathie voor de onderneming, de bekommernis met die in de puree zitten, de tonelisten. Om het geld heb ik het niet eens zozeer gedaan. Ze/ betaalden niet zoveel. Een paar weken had ik de tijd en dan moest het natuurlijk even goed zijn alsof Euripides of Aeschylos het had geschreven.

Van mijn tekst bleek in de voorstelling trouwens toch niet veel over te komen. Franz Marijnen was met heel andere dingen bezig dan met het streven mijn tekst helder over te brengen. Hij is bezeten van grandioze, visuele theatereffecten, van spectaculaire zaken. Dat geeft natuurlijk een extra spanning, maar het gaat wel ten koste van de duidelijkheid van de tekst.

Afkeer

Ik krijg steeds meer een afkeer van de stukken en boeken die ik eerder geschreven heb. Die ik achter de rug heb. Eerst had ik vooral een hekel aan het werk, dat succes had bij het grote publiek, het werk dus dat volgens de eerder genoemde standaardnormen is geschreven. Nu echter heb ik een afkeer van àl mijn oude werk ontwikkeld. Ik heb getracht dit te verklaren. Het heeft, denk ik nu, ook te maken met een ingebouwde gêne, omdat schrijven eigenlijk geen echt hardhandig mensenwerk is. Anderen moeten 's morgens om zes uur met een pakje brood door weer en wind naar hun baas.

„Ik beweer niet dat lk schrijven gemakkelijk vind, maar het hebben van een werkgever, meestal van een hoop bazen en chefs, dat zou voor mij ondraaglijk zijn. Ik prijs mezelf nog altijd gelukkig met mijn besluit nooit en te nimmer bij iemand in dienst te treden om daar de vernederingen van omhooggevallen, onbeduidende chefs te moeten ondergaan. Toch kwam ik in Brussel, toen ik daar Jessica! aan het regisseren was, vanuit Gent iedere morgen stipt om negen uur in de schouwburg, met een soort masochistische wellust.

(tekst BEN DULL)

„De vrijheid heb ik ook nódig, omdat ik graag op zoveel mogelijk terreinen actief ben, tegen de heersende taboes in. Van alles wat ik doe heeft voor mij het schrijven van gedichten toch de meest eigen echo. Het is het meest raadselachtige, geheimzinnige, verontrustende en avontuurlijke dat ik ken. In een roman, in een toneelstuk is een zekere opbouw, daar ligt al veel vooruit vast, anders gaat het niet. Toneel vind ik eigenlijk, en

steeds meer, een inferieure kunstvorm. Doordat je vaak indirect voor de televisie schrijft en met het oog op de algehele vervlakking moet je je taalgebruik danig beperken. Het moet simpel blijven, de middelen om een groot publiek meteen te boeien zijn beperkt voor een schrijver.

Films

„In films maken heb ik niet veel zin meer. Daar komt een ellende aan financiële en andere doorzeurende problemen bij kijken. Ik wil dat alleen nog doen als ze mij een mooie kans op een zilveren schaaltje komen aanbieden. En daar komt dan nog bij: de showerige sfeer van de filmwereld, van het holle gedoe om het filmen zelf heen. Toen Sylvia en ik nog bij elkaar waren en zij haar Emmanuelles maakte en vierde, werd ik daar stapelgek van. Het beroerde is dat ik mij er in mijn positie niet of nauwelijks van kon distantiëren. Ik werd meegetrokken. Dat was ook een van de redenen dat

het nu over is met Sylvia. Haar ambitie — filmdiva, roem, de wereld van de sterren — ging ook in haar privé-leven door. Zij zocht revanche voor een of andere in haar jeugd opgelopen kwetsuur. Ik kon daar niet tegen op de duur."

„Voordat wij uiteengingen, had ik het plan Madame Bovary te gaan verfilmen. Met Sylvia in de titelrol. Zij is Madame Bovary. Het provinciale meisje dat half in een droomtoestand haar weg gaat. Sylvia wil die rol nog steeds spelen, zij blijft erover zeuren. Toen zij eenmaal weg was, is mijn eigen interesse echter verdwenen. De personage ging mij minder boeien. De gedachte dat Sylvia Madame Bovary was, was voldoende voor mij, zonder dat ik dat ook nog per se in een film moest vastleggen. En nu weet ik zeker dat ik die film nooit zal maken.

„Gedurende de periode-Sylvia — ik was overigens bijzonder op haar gesteld — heb ik het schrijven nogal laten afweten. Ook heb ik, daarvoor en erna, vaak uitgeroepen dat ik nooit meer toneelstukken zou schrijven. Dat was altijd na een slechte kritiek. Maar ik heb dat nooit volgehouden. De schrijf- en publiciteitsdrift in mij is toch te groot, ook al heeft het gevoel bij mij postgevat dat er slechts weinigen op mijn scheppingen zitten te wachten.

Romantisch

Na Sylvia's vertrek ben ik weer in Gent gaan wonen. Toen ik vroeger in Amsterdam zat, heb ik wel gezegd dat ik mij een balling voelde in België. Dat was zo'n

romantisch concept van de kunstenaar. Het weggaan en terugkomen heeft bevrijdend gewerkt Ik heb mij nu aangenaam in de Vlaamse provincie begraven. Mijn vader was de oudste van zestien kinderen, mijn moeder de derde van twaalf. Die zijn allemaal getrouwd en hebben zelf weer kinderen en kleinkinderen. Ik heb dus een gigantische familie.

„Mijn ex-vrouw Elly woont om de hoek. Als mijn zoon naar een boksmatch wil, gaan we er met ons driëen heen. Heel lang heb ik gedacht dat ik niet alleen kon leven en ook dat ik misschien zelfs monogaam was. Eerst op latere leeftijd heb ik de vreugden en voordelen ontdekt van het alleen-leven in samenhang met het bezoek van dames.

„Er Is sinds enige tijd weer sprake van literaire opflakkeringen. Ik noemde al Het huis van Labdakus en twee keer Jessica! In maart, in de Boekenweek, komt er een roman over Amerika uit. Ik heb een lange novelle geschreven over de oudste non van België, De verzoeking. Het gaat over een mystieke ervaring. Zij ziet God in een bisschop die vroeger haar minnaar is geweest

„Er komt ook een grote gedichtenbundel uit, De Wangebeden. Het zijn antigebeden, heiligschennende gebeden. Er staat een gedicht in over Hugues C. Pernath: Het graf van Pernath Hij was een zeer goede vriend van mij. Na zijn dood anderhalf jaar geleden kwamen eerst de hommages en de lamento's. Ik heb zijn dood echter eerst verwerkt en er toen een gedicht over ge-

schreven. in nobele, statische verzen, op het rijmschema van Vondels gedicht over de dood van zijn dochtertje. Ik heb het eerst apart uitgegeven als een luxe bundel, die niet in de handel was. Van alles wat ik de laatste jaren heb geschreven, geeft De Wangebeden in zijn totaal mij de meest innige voldoening. Ook mijn suite over het jansenisme is erin opgenomen.

Rubens

„Daartussendoor heb ik ook nog die serie van vijf afleveringen over Rubens geschreven, voor de televisie. Ik had daarvoor tientallen boeken over de kunstenaar gelezen. Er is gezegd dat ook anderen, zoals Herman Pieter de Boer, eraan zouden hebben, meegeschreven. Er is geen letter van iemand anders bij. Het zou mijn eer te na zijn geweest. Verder is er gezegd dat ik er vier ton voor zou hebben ontvangen. Ook dat is onzin. Het bedrag viel zwaar tegen, maar ik noem het niet. Ik krijg trouwens wél een hogere belastingaanslag dan de premier van België. Daarna moet ik gaan bewijzen dat ik veel minder verdien. Dat is een heel gedoe. „Voor de Rubens-serie heb ik alleen een kenner gevraagd de historische details te controleren. Ik had bijvoorbeeld geschreven dat Rubens toen en toen Caravaggio in Noord-Italië ontmoette. Mijn deskundige zei: dat kan niet, Caravaggio zat toen op Sicilië. Ik heb er ongeveer van gemaakt, dat Rubens zegt: ,Hoe vreemd, ik dacht dat u op Sicilië verbleef.' En Caravaggio zegt dan: „Neen, ongemerkt ben ik hierheen gereisd."