Claus over "Vrijdag"
'Als iemand zegt dat dit een slechte film is, word ik woedend"
« Er zijn doorlopend sporen van film in mijn werk te vinden. Soms gekke : in "De Hondsdagen" (uit 1953-red) heb ik het uitvoerig over een film die "The Sundowners" heet en over een mystische figuur, Wichita Kid, die ik daarbij oproep. Die film, "The Sundowners", is pas in 1960 gemaakt, door Zinneman. Ik woonde in die tijd in Oostende in een hotelkamer en ik ging drie keer per dag naar de cinema. Daarvoor had ik een lange periode waarin ik surrealistische films ging zien, in de Cinematheek in Brussel. Ik heb ook de zeer mineure filmpjes gezien die men toen maakte, je weet wel, met bloemen waarin dan toevallig een navel botte tot een biljartbal, met heel veel overvloeiers ».
Dat vertelde Hugo Claus, ongeveer op deze plaats, maar dan wel 13 jaar geleden (in Humo nr.. 1416, die 10 F kostte) en de aanleiding was het toen nakende verschijnen van zijn eerste langspeelfilm, "De Vijanden". Deze week gaat een nieuwe film van hem in première, "Vrijdag". Het scenario werd door Claus zelf geschreven, naar zijn eigen gelijknamige toneelstuk dat in 1969 in Amsterdam gekreëerd werd en daarna nog met veel sukses gespeeld in Antwerpen, Brussel (door K.V.S. en Théâtre National). en Londen (in het Royal Court Theatre). Het stuk is zo goed dat het zelfs een afschuwelijke bewerking door de Gentse volksheld Romain Deconinck overleefde.
"Vrijdag" (het stuk), en "Vrijdag" (de film) vertellen allebei het verhaal van Georges Vermeersch, een man op middelbare leeftijd, die wegens zedenfeiten met zijn minderjarige dochter Christiane een gevangenisstraf heeft moeten uitzitten. Wanneer Georges uit de gevangenis ontslagen wordt en thuiskomt moet hij leren leven met het feit dat zijn vrouw, Jeanne, een verhouding heeft met Erik, een jongeman uit de buurt die vroeger met hem bevriend was. Jeanne en Erik hebben ook een kind, samen.
Frank Aendenboom, die in de Antwerpse opvoering van "Vrijdag" Erik speelde, is nu Georges. Kitty Courbors, die in Amsterdam Christiane was,
'speelt Jéànne. Herbert Flack is Erik. Hij doet dat uitstekend : als een polder-gigolo, dom glimlachend en goed gekleed. Daimleren jasje en Italiaanse puntschoenen, waar Vlaamse klei aanzit. Hilde van Mieghem speelt de nymphette Christiane, op een manier die alvast bij het mannelijke gedeelte van het publiek alle begrip zal wekken voor wat Georges heeft gedaan.
Georges, Jeanne, Erik, Christiane. Of Frank, Kitty, Herbert, Hilde. Een klavertjevier zonder zwak blaadje erbij. Hulde dus aan de casting-director, Elly Claus.
De Set
Het is 14 juli 1980 en wij bevinden ons in wat Belgen allemaal lelijk vinden, maar buitenlandse kunstkenners een "meesterwerk van eclectisme" noemen, het Justitiepaleis van Brussel. De zaak Hugo Claus komt voor in zaal 23. Niet omdat hij alweer eens veroordeeld wordt wegens blote mannen die hij op het podium een rondedans laat doen, maar omdat hij daar de gerechtsscène uit "Vrijdag" wil opnemen. Wij stellen ons ver buiten het bereik van de wel zeer mobiele kamera van Ricardo Aronovich op en slaan in stilte Hugo Claus, filmregisseur, gade.
Wanneer het syndikaat beslist dat iedereen honger mag hebben kruipen we met hem en een handvol andere leden van de filmploeg rond kampeertafels waarop snelle jongens tomatensoep en kip met appelmoes toveren.
HUMO : Dat u uit de bijna twintig toneelstukken die U geschreven hebt net "Vrijdag" kiest als basis voor een filmscenario zal wel geen toeval zijn, nemen we aan.
Hugo Claus : En gek genoeg moet ik u ontgoochelen, want het is volkomen toevallig. Ik had er zelf nooit aan gedacht. Mijn producent is op een dag komen vragen of ik geen zin had om die film te maken. En ik heb toegezegd. Hoe zou je zelf zijn ?
»"Vrijdag" leek mij perfekt als toneelstuk. Eenheid van tijd, eenheid van plaats... Niet wat ik in een film zou ambiëren. Ik zou wel oorspronkelijk het scenario gemaakt hebben voor een film die Fons Rademakers naar "Vrijdag" wilde maken. Maar zijn subsidie-aanvraag werd afgewezen. Zodoende...
HUMO : "Vrijdag" had op het toneel, in tegenstelling met wat algemeen verteld werd, weinig met realisme te maken. Trekt U die lijn bewust door in de film ?
Claus : Ja, natuurlijk. En trouwens, ik heb in mijn hele leven niet één realistisch toneelstuk geschreven. Ik bedien me van het realisme als van een stijlmiddel, dat ik een volgende keer dan weer helemaal verlaat. "Vrijdag" is beslist mijn meest komplekse en met allerlei listige bedoelingen gevulde werk. Je weet bijvoorbeeld dat ik de struktuur van het hele ding ontleend heb aan de Heilige Mis. Dat heeft dus zeker niets met realisme te maken. De film zit ook vol flashbacks en die zijn zeer bewust op totaal onrealistische wijze verfilmd.
» Toen ik aan het scenario begon heb ik het hele stuk vergeten. Ik heb alleen het thema overgehouden, en dat ben ik daarna gaan uitwerken in funktie van een film. Aan de dialoog merk je dat het sterkst : die lijkt nog nauwelijks op wat ik voor het toneel schreef. Theaterdialoog moet de verbeelding van de mensen aanwakkeren door het woord, door wat je probeert te
formuleren. In film moet je die verbeelding niet alléén maar óók visueel stimuleren. Je moet dus opletten dat, als je iets vertelt, dat ook aangevuld, of tegengesproken, of vermindert door je beeld. Je moet niet dubbel werken en alles wat je Iaat zien ook nog eens laten zeggen. Je moet dus meer elementaire taal gebruiken. Kortere zinnen, betekent dat in de praktijk. Je haalt ook monologen weg, want die zijn op film vrijwel onverdraaglijk. Ik heb als filmregisseur geen enkele eerbied voor de auteur van het stuk. Ik hak en ik schrap naar hartelust in mijn eigen tekst.
HUMO : U hebt, zelfs in uw proza- en toneelwerk, een zeer filmische schrijfstijl. "Interieur", het stuk dat u schreef naar uw eigen roman "Omtrent Deedee" is meer een scenario dan een "pièce bien faite". Akkoord ?
Claus : Heel goed opgemerkt, want "Omtrent Deedee" wàs aanvankelijk een filmscenario dat afgewezen is, en waar ik dan een roman van gemaakt heb, en nog later een toneelstuk. En tenslotte weer een filmscenario, dat ik als trouwe Belg aan de Commissie aangeboden heb evenwel, zonder resultaat.
HUMO : Als u na tien jaar opnieuw aan een stuk als "Vrijdag" begint, voelt u dan dat u meegegroeid bent met zo'n stuk, of kijkt u daarnaar als naar een stuk verleden ?
Claus : Het staat vast dat je het anders gaat bekijken. AI was het maar door de verschillende omstandigheden waarin de toneel- en de filmversie gemaakt worden. Kijk, als je die jongen daar ziet (Claus wijst naar Herbert Flack), dan zit je met de feitelijkheid dat dat een andere Erik wordt dan Paul Cammermans was. Hij spreekt anders, hij loopt anders, kortom hij gedraagt zich anders en dat betekent dat de anderen zich ook anders gaan gedragen. En het filmen zelf bepaalt natuurlijk ook je intenties. Als je een scène die in het stuk rond de tafel speelde voor de film als buitenopname hebt voorzien, met een rijdende camera erbij, dan wordt dat natuurlijk een andere scène. Als je dat niet doet verfilm je gewoon een toneelstuk, en dat is volstrekt oninteressant. Ik film
voor het avontuur. Om te zien wat er gaat gebeuren. Om te kijken wat er ontstaat als je met zoveel mensen aan iets werkt.
HUMO : U lijkt zich de sores die komen kijken bij het draaien van zo'n film bijzonder goed te laten welgevallen. Wordt een schrijver niet geacht zich zeer ongemakkelijk te voelen tussen al dat lawaai, die spots, die bedrading hier op de grond ?
Claus : Integendeel. Ik voel me nu alsof ik zes weken grote vakantie heb. Anders zit ik, met maagklachten, over een tafel gebogen en nu heb ik eindelijk eens de indruk dat ik, zoals iedereen, werk verricht. Dat ik moet opstaan op een bepaald uur, dat ik bonnetjes krijg om te eten en zo. Dat vind ik een hele opluchting, ja.
HUMO : U zou niet liever languit in een Schots kasteel liggen, om na het déjeuner de tuin in te lopen, voor een rustgevende wandeling ?
Claus (lacht) : Nee, zo willen schrijvers leven, maar ik ben ook geen schrijver, ik ben iemand die toevallig ook schrijft. Ik wil geen schrijversleven leiden, ik wil alleen maar goeie boeken schrijven. En dat doe je door andere dingen te doen dan waar jij het over hebt.
HUMO : De rust waarmee u over die set wandelt, is dat schijnrust ? Ontploft alles daar vanbinnen niet als een opname andermaal overgedaan moet worden omdat iemand halverwege een emmer knikkers omloopt ?
Claus : Je moet je beheersen. Ik heb een hekel aan geschreeuw en gekrijs op een set. Daarom moet ik het voorbeeld geven. Als ik wil ontploffen dan spaar ik dat op tot de avond valt. Ik geloof
ook niet in die ziekelijk theatrale optredens van bepaalde regisseurs die ik ken, die vloekend en tierend over het plateau lopen en iedereen verwensen, en zo tenslotte alles kelderen waar ze mee
bezig zijn, alleen maar omdat één van de akteurs zijn wenkbrauw niet hoog genoeg opgetrokken
heeft. Nou, ga dan in Godsnaam naar die akteur en duw die wenkbrauw zélf even op de plek waar je'm wil. Ik hou ook mijn hoofd koel op de set omdat, ondanks alles wat daar aan de gang is, ik toch bezig wil blijven met het verhaal dat ik aan't filmen ben. Maar je hoeft je niet, schuimbekkend, als een echte regisseur te gedragen om goed te regisseren. Net zomin als je als akteur dronken moet zijn om een dronkeman te spelen.
HUMO : Is met akteurs, of aktrices, omgaan niet iets moeilijker wanneer men met één van hen gelieerd is geweest, zoals u in dit geval met Kitty Courbois ?
Claus : Nee. Als je werkt kan je over dat soort dingen niet kinderachtig doen. Kitty Courbois is een professionele aktrice en dat betekent dat ze op de set met haar werk bezig is en niet met bijzaken. En wat de roddelpers ook moge vertellen of verteld hebben : Kitty en ik leven op goede voet met mekaar.
HUMO : Zit in één van die karakters van "Vrijdag" meer van uzelf dan van een ander ?
Claus : Nee, ik heb het al vaker gezegd, ik ben niet één van die mensen die naar zijn diepste ik delft. Soms kom ik mezelf wel eens tegen in iets wat ik schrijf, maar dat schrap ik dan heel gauw. Ik ben natuurlijk aanwezig in al mijn boeken, al was het maar omdat ik de man ben die al die woorden opschrijft, en soms verraad ik me ook wel eens. Dan duik ik ergens op in de gedaante van een twaalfjarige, kromme, éénogige dwerg.
HUMO : Een scenario dat gebaseerd is op de struktuur van de Heilige Mis : dat klinkt leuk, maar is daar dramatisch ook wat mee aan te vangen ? Maak je een betere film als er zoiets bijkomt ?
Claus : Nee, natuurlijk niet. Dat zijn gewoon mijn steuntjes, mijn krukken. Ik heb die nodig om te werken, maar als ik dat van die mis bijvoorbeeld niet zelf verteld had, dan had niemand daar wat van geweten. Tenzij zo iemand als die Allemeersch, of is het Wildemeersch, die mijn hele werk met de loep volgt ; die zou dat wel gezien hebben.
» Met van die steuntjes red je natuurlijk geen bij voorbaat wankel projekt, maar je zou verbaasd zijn als je wist hoeveel zogenaamd "natuurlijke" schrijvers zich van allerhande truuks bedienen. Shakespeare doet bijvoor-
beeld niets anders dan citeren en verwijzen.
HUMO : Wanneer u zegt "Ik heb het stuk helemaal vergeten toen ik aan de film begon" neem ik aan dat dat toch niet echt kan. U hebt het tenslotte geschreven.
Claus : Nee, dat stuk blijft natuurlijk in je hoofd hangen, maar de personages krijgen door zo'n film een nieuw leven. Ik heb een soort basisgegeven behouden, dat spreekt vanzelf, maar dat is onderhevig aan de grootste schommelingen. Je bent het de toeschouwer ook verplicht dat hij iets te zien krijgt, want daar betaalt hij voor. Nou, dan moet je dingen die je op toneel suggereert of achter de koelissen laat gebeuren, ook laten zien. Maar dat hoeft dan ook weer niet helemaal expliciet te zijn. Je kan bij een film ook suggereren. Als je die scènes hebt tussen Hilde hier (die Christiane speelt, red.) en Georges, dan zie je "de daad" dus niet, maar uit de intenties, uit het licht, uit de beweging weet je wel wat er gebeurt.
» De film is meer de tocht van een man die van de gevangenis komt en allerlei dingen meemaakt en dan uiteindelijk een
bepaald probleem, thuis, oplost, en die zich dan ofwel met zijn leven zal verzoenen, ofwel niet. Het toneelstuk was meer de driehoeksverhouding tussen man-vrouw-minnaar, die valt nu wel een beetje weg. De vrouw als dusdanig is minder belangrijk geworden, ze heeft ook een andere natuur gekregen. Het is nu meer de geschiedenis van Georges geworden.
HUMO : In het toneelstuk werd de rol van Christiane bijna ayond na avond ingekort tot er, bij de Londense première, alleen nog maar over haar gesproken werd. Was u het eens met dat soort verregaande beslissingen ?
Claus : Ja,, want die rol was bijzonder slecht geschreven. De scènes met haar lukten nooit. Maar daarom bleef ze me natuurlijk intrigeren. Want zonder die scènes met Christiane was "Vrijdag" een konventioneel, platlopend stuk. Alles lukte vanzelf. Ik wilde bewust zorgen voor iets dat niét lukte, en dat heb ik dan ook cadeau gekregen. Maar ik heb er geen ogenblik aan gedacht Christiane uit de film weg te laten, want ik had hààr (wijst nu naar Hilde Van Mieghem) ontmoet. Zij wordt de highlight van de film. Dat zal je zien als ie af is. »
(bij foto: « Als ik schrijf heb ik maagklachten. Als ik film is het zes weken grote vakantie en krijg ik bovendien bonnetjes om te eten ».)
Allerzielen
De film is af. Voor de officiële mening van dit weekblad verwijzen we naar Willem van de Fillem. Deze reporter vond "Vrijdag" in meerdere opzichten een geslaagde film ; als hij in het Zweeds gesproken was zou hij prijzen halen op tal van buitenlandse festivals. Claus' jarenlange passie voor B-films heeft hem nu duidelijk in staat gesteld een A-film te draaien.
Voor wie zich afvraagt waarom de film "Vrijdag" heet eerst deze uitleg : "Vrijdag" speelt op een vrijdag. Vrijdag was vroeger de dag van het vrijen. En dankzij het Kristendom de wekelijkse boetedag. "Of iets van die betekenissen ook in de film doorkomt ?" vroegen we in juli aan Claus. « Nouja, men heeft het erover, en er wordt gevrijd, en men bevrijdt zich van een klem. Dus wel. »
November' 80. Allerzielen is net achter de rug en wanneer ik bij het Brusselse UGC-Filmcomplex aankom om een preview van "Vrijdag" mee te maken hangt daar een begrafenisstemming. Na afloop vraag ik aan de regisseur of ons gesprek van destijds afgemaakt kan worden. Dat kan.
Na de film
HUMO : Als u uzelf een kwotering mag geven, vindt u dan dat "Vrijdag" een veel betere film dan "De Vijanden" is geworden ?
Claus : Ongetwijfeld, ja. Omdat ik toen helemaal niet wist hoe ik een filmverhaal moest vertellen. Ik speelde daar nog een paar intellektualistische spelletjes. Omdat ik toen zo gefascineerd was door de films van Ozun vermeed ik bijvoorbeeld zoveel mogelijk close-ups. En ik had me ook voorgenomen de techniek van newsreels te gebruiken : het schrale, niet echt spektakulaire van een oorlog laten zien. Tonen dat iemand in het echt veel minder mooi sterft dan in een "normale" oorlogsfilm. Maar ik ben daar toen lang niet zover in gegaan als een Samuel Fuller bijvoorbeeld, en dat is jammer.
Maar de enige kritiek die ik op die film kreeg was van het slag « Het soort tanks dat door Claus gebruikt wordt is niet het type dat de Amerikanen in de Ardennen inzetten », terwijl
ik notabene onmenselijke inspanningen gedaan had om de tanks waarover wij beschikten om te bouwen tot de modellen die vereist waren. Maar dat soort opmerkingen lees je dus nooit over een buitenlandse film. Zo'n film als «The Battle of The Bulge », die zich zogezegd in de Ardennen afspeelt, daar zie je zo aan het zand en de begroeiing dat ie in Spanje is opgenomen, en daar rijden ze met alles wat wielen heeft. Maar daar valt dus nooit iemand over... Goed, ik: vond "De Vijanden" helemaal geen slechte film, maar "Vrijdag" is beter. Ik heb wel spijt dat ik in de tussentijd niet méér films gemaakt heb, maar goed, dat lag niet aan mij. « Je maakt een film voor een hypothetisch publiek, terwijl je weet dat er op 100 mensen toch 80 zijn die niet meteen al je bedoelingen kunnen begrijpen. En ik maak ook niet meteen films met de ambitie ze twee keer in de cinematheek te laten afdraaien. Dus zit je met de schizofrene situatie waarin je een publieksfilm wil maken, mèt kwaliteiten. En als ik dan eens zondig, drijf ik liever af in de richting van de toehoorder dan in de richting van het hermetische ».
HUMO : Heel wat mensen zijn bang om een film te maken. U maakt ze voor het avontuur, zei u een klein half jaar geleden, maar hindert de wetenschap dat avonturen vaak verkeerd aflopen u dan niet ?
Claus : Nee, niet in de minste mate. Ik heb ook geen twee minuten getwijfeld om ja te
zeggen toen Van Raemdonck me vroeg. Ik ken natuurlijk leuker dingen dan je bezighouden met de praktische bekommernissen die filmen meebrengt, maar tegelijk bevat die hele rompslomp ook iets van de essentie, en wellicht van de aantrekkingskracht van filmen. Je bent als je filmt de generaal van een klein leger, je moet op duizend dingen tegelijk letten ; je bent niet langer de gevoelige artiest die zijn nobel zieltje wil uitdrukken. Je springt in een moeras vol giftige gassen als je aan een film begint, en je moet beetje bij beetje proberen daaruit iets te distilleren dat nog een weinig korrespondeert met de visie die je vooraf had. En als je daar niets mee te maken wil hebben moet je geen films maken.
»Wat me wel een beetje dwars zit is dat ik soms niet precies kan uitleggen wat me dwars zit. Als ik bijvoorbeeld niet geheel tevreden ben met de kleurenselektie van een film, kan ik niet precies aan die laboratoriumlui duidelijk maken hoe ik het wel gewild had. Maar dan komt het erop aan goeie medewerkers te kiezen, natuurlijk. En die had ik, deze keer. Die mensen nemen in grote mate je onzekerheden weg.
HUMO : Heeft de hiaat tussen "De Vijanden" en nu "Vrijdag" vooral te maken met uw overvolle agenda ?
Claus : Neenee, want ik heb altijd films willen maken. Maar de omstandigheden waren daar meestal zo beperkend voor dat ik er maar liever niet aan begon. Sedert "De Vijanden" heb ik regelmatig scenario's ingediend en konsepten voorgedragen, maar die werden over het algemeen afgewezen. Ik heb ook een tijd lang met de idee gespeeld "Madame Bovary" te verfilmen, maar dat is om privé-redenen niet doorgegaan. Dat hele plan was ontstaan in funktie van één bepaalde aktrice. En daarom ook afgevoerd.
HUMO : U bent, behalve filmer, ook filmfan. Maakt u het soort films dat u zelf graag ziet ?
Claus : Euh... Nee, nee. Ik heb je al verteld hoe ik tot deze film gekomen ben : op verzoek van mijn producent. En ik heb aanvaard omdat ik vond dat ik beter deze film kon maken dan geen film. Niet dat ik "Vrijdag" een karwei vond, maar zelf zou ik er nooit opgekomen zijn omdat ik de thematiek voldoende gerealiseerd vond in het toneelstuk. Mijn avontuurlijke kant is hier dan ook niet zozeer aan bod gekomen.
HUMO : Recent werk van u, "Het Verlangen" bijvoorbeeld, lijkt me veel meer iets om, als scenario, voor een moderne film te dienen.
Claus (glimlacht): Dit... ja goed, als je een goeie joernalist bent gebruik je het natuurlijk toch... maar "Het Verlangen" is mijn volgende projekt. Zelfs mijn producer weet er nog niets van, maar dat is dus het liefste wat ik zou willen doen. Al maak ik wellicht eerst nog een kortfilm voor de Nederlandse televisie..
HUMO : Schrijven voor film, schrijven voor theater, werken aan een roman, een dichtbundel : bepalen die diverse disciplines ook de instelling waarmee u aan de schrijftafel zit ? Werkt U, met andere woorden, anders aan een scenario dan aan een roman ?
Claus : Ja, natuurlijk. Vooral als je een filmscenario schrijft ben je in je geest bezig met wie die film uiteindelijk gaat zien, en niet wie dat scenario zal lezen. Als je een film schrijft moet je al filmen terwijl je schrijft. En tussen de realisatie en wat je als scenarist oproept staan alleen praktische hinderpalen ; hoe met akteurs omgaan —; wat ik niet kàn —, hoe met de kameraman omgaan -— wat ik wèl kan, want hij mag zijn zin doen... nouja, niet helemààl, maar ik geef'm wel die indruk... Dat soort dingen. Maar verder hou ik me niet bezig met de vraag of een scenario geen kunst zou zijn en een roman wel, of andersom. Over het algemeen houd ik me niet bezig met dat soort kategorieën, want daar heb ik personeel voor : universitairen, professoren, joernalisten... Ik produceer maar wat, en onder welk vakje dat valt moeten zij weten. Ik heb daar geen tijd voor en geen zin. Wat later Kunst zal blijken wordt niet door óns bepaald. Dat doet de geschiedenis voor ons. Kleine walsjes die langs de neus weg gecomponeerd zijn blijken later veel belangrijker te zijn dan grote symfonieën.
HUMO : Vindt u dat u het er goed afbrengt, vergeleken bij andere Vlaamse filmers ?
Claus : Oh, beslist. Als ik wat ik doe vergelijk met de mooiste momenten van een Visconti dan vind ik dat ik tekortschiet, maar vergeleken bij de doorsnee Nederlandstalige produktie is wat ik doe niets om verlegen over te zijn. Ik denk bijvoorbeeld zeker dat er in mijn film goed geakteerd wordt. Je hoeft maar te kijken naar wat de mensen uit "Vrijdag" doen wanneer ze in een andere film staan... Enfin,
dat klinkt wel een beetje arrogant, maar ik bedoel, dat als je een basis van vergelijking wil hebben, zie je toch dat ze bij mij anders akteren. Dat komt omdat ik vind dat er in een film niet zo heel veel geakteerd moet worden : je moet de goeie mensen kiezen, en die moet je dan doen kijken of spreken zoals je wil. Ik geloof niet in de methode die voorschrijft dat je urenlange diepe gesprekken moet hebben met iedere akteur, dat je, om hen droef te doen blikken, aanwijzingen moet geven in de aard van « Denk aan je oom Charles die pas aan kanker is overleden ». Je moet gewoon zeggen « Draai je hoofd een beetje naar links », en dan doen ze dat wel.
HUMO : Wanneer dit interview verschijnt is de officiële première van "Vrijdag" net achter de rug. Kan u nog de onschuld opbrengen om première-koorts te voelen ?
Claus : Nee, natuurlijk niet. Ik heb dat ook niet als er nog eens een boek van mij verschijnt of een nieuw toneelstuk opgevoerd wordt. Als ik een stuk regisseer ga ik één keer kijken, maar daarna nooit meer. En als ze ergens iets van mij opvoeren ga ik liefst niet. Alleen als een vriend van mij meespeelt laat ik me soms wel eens overhalen.
» Als iemand me zegt "Ik vond je laatste stuk slecht" dan denk ik "Nou dan heb je slecht gekeken". Maar als iemand van "Vrijdag" zegt dat het een slechte film is, dan word ik woedend. Na een visie zei iemand me dat ie er niet zo erg in geloofde... Nu, ik heb serieus getwijfeld of ik die man geen dreun op het hoofd zou geven. Ik ben zeer lichtgeraakt wanneer het om mijn films gaat. »
Het Afscheid
Het antwoord op de laatste vraag viel voorbeeldig samen met de eindklik van een 60-minuten-cassette. Claus loopt naar het Centraal-Station om vandaar naar Gent te sporen. In vraag of dat meevalt, in een provinciestad leven, na Rome, Parijs, Amsterdam en opnieuw Parijs. « Natuurlijk wel », zegt hij. « Het is daar zo vervelend dat ik er wel moet werken. In Parijs hol ik achter de sensaties aan, in Gent zet ik ze op papier. En ik troost me met de gedachte dat Immanuel Kant nooit één voet buiten Königsberg gezet heeft ».
Marc Didden.