Hugo Claus over «Vrijdag»
Film en Televisie :
Wat betekent de film Vrijdag in je carrière ?
Hugo Claus: Het is niet zo dat ik een carrière als auteur opbouw en daar af en toe nog 'iets bij doe'. Van jongsaf aan ben ik geïntrigeerd door het 'kunstenaarschap' in al zijn vormen. Ik geloof niet dat ik me moet verminken door mij aan één sektor te wijden. De kategorische indeling van de kunsttakken vind ik een verderfelijk iets. Ik wil mij uitdrukken met alle middelen, waarvan ik het gevoel heb dat ik ze enigszins beheers of die me voldoende stimuleren om mijn energie en aandacht aan te wijden. Daarom schilder ik, schrijf ik romans, toneelstukken en poëzie... en als ik niet te lui was, dan zou ik beeldhouwen en als ik niet te log was, dan zou ik dansen. Ik vind het jammer dat kineasten ook geen andere dingen doen.
F & TV: Als je schrijft, heb je weinig materiaal nodig. Met film ligt de zaak enigszins anders : er zijn veel mensen bij betrokken, met wie je moet samenwerken en van wie je afhankelijk bent.
H. Claus: Ook dat is stimulerend. Film is een fenomeen van deze tijd. Je spreekt veel mensen tegelijk aan, maar je moet ook water bij je artistieke wijn doen. Je moet stoeien tussen je eigen impuls en wat het publiek verwacht, welke prikkels het wil ondergaan. En al zijn die prikkels nog zo onzuiver en bepaald door slechte films en TV-kijken en alle andere normale 'bombardementen' die men ondergaat, dan blijf ik het nog stimulerend vinden dat je iets kan maken dat van jezelf is, met kunst te maken heeft en tegelijk appelleert aan het publiek.
F & TV: Hoeveel water moet je bij je wijn doen ?
H. Claus: Je moet altijd water bij je wijn doen. Behalve wanneer je poëzie alleen voor jezelf gaat schrijven. Van zodra je kommunikeren wil, ga je een vergelijk zoeken omdat de lezer de taal nooit op dezelfde manier als jij ervaart. Dit kan variëren van de meest hermetische poëzie tot een feuilleton op televisie. Wat een film betreft, ligt dit misschien enkele gradaties hoger. Althans als je een film als Vrijdag wil maken met melodramatische effekten die kunnen appelleren. Want je kan natuurlijk ook een eksperimentele film draaien die een week in de kinemateek zal lopen.
F & TV: Was je betrokkenheid bij Vrijdag groter dan bij de scenario's die je in opdracht geschreven hebt: Rubens, Pallieter of zelfs Dag dokter, waar je niet eens op de credits staat?
H. Claus: Ik moet wel duidelijk stellen dat ik Vrijdag helemaal niet «gewild» heb. Ik heb nl. jarenlang andere Projekten ingediend die evenwel niet de goedkeuring van de kommissie mochten genieten. Producer Jan Van Raemdonck heeft me uiteindelijk gevraagd «Vrijdag» te verfilmen. Ik heb geredeneerd: liever dit dan helemaal niets. In zekere zin is Vrijdag dan ook een «opdracht» geworden. Maar de betrokkenheid bij mijn
werk verschilt niet : ik ben net zo betrokken bij het schrijven van een TV-feuilleton als bij de kreatie van een eigen stuk. Wel liggen de eisen anders: als je weet dat je zelf regisseren gaat, schrijf je anders. Werk ik voor een bepaald iemand, dan pas ik mjjn vizie aan de zijne aan. Ik behoor tot dat soort mensen, dat het moet hebben van de anderen; ik heb niet zoveel uit mezelf mee te delen. Ik heb geen strikt persoonlijke grieven te vertolken of rare gewaarwordingen in mijn innerlijk achterna te gaan. Ik moet het van de opdrachten hebben. En als ik het serieus doe, dan komen mijn inzichten wel kop boven water steken. Dat kan bijna niet anders, maar het is niet mijn eerste bekommernis.
F & TV: Tijdens de persvizie van Rubens vertelde Jan Van Raemdonck dat één van je projekten net afgewezen was. .Over welk projekt ging het toen en op welke basis is het afgewezen ?
H. Claus: Twee opeenvolgende jaren heb ik een projekt ingediend, dat gebazeerd was op mijn boek «Omtrent Deedee». Oorspronkelijk was het een filmscenario, dat ik twaalf jaar geleden schreef voor Fons Rademakers maar dat door omstandigheden niet verfilmd was. Ik vond dat in mijn la, heb het omgebouwd tot een roman en heb er later een toneelversie van gebracht: 'Interieur'. Toen dat vrij goed uitpakte, dacht ik dat de kommissie wel zou inzien dat het een onderwerp betrof dat me nauw aan het hart lag en waarmee de kommissieleden konden kennismaken in boek- en teatervorm. Dit werd zwierig aan de kant gezet. De kommissie is niet verplicht haar afkeuring te motiveren, zodat ik het waarom er nooit zal van achterhalen. De huidige en de voorgaande kommissie hebben het afgewezen. Daarna heeft Van Raemdonck Vrijdag ingediend en heeft de kommissie haar zegen gegeven.
F & TV: Hoe is dat ingediende projekt dan film geworden ? Hoe ben je te werk gegaan ?
H. Claus: Een film is voor mij niet een scenario in beelden omgezet. Er gebeurt enorm veel tijdens het filmproces zelf. Hindernissen en kapriolen onderweg vind ik leuk, tot grote ergernis vaak van mijn assistente, Mevrouw Rademakers. Je kan natuurlijk werken met een vast scenario en niet van de richtlijnen afwijken, maar dat vind ik vervelend. Ik ben op deze planeet om me te amuzeren en avonturen te beleven terwijl ik iets maak. Ook in mijn romans hou ik niet graag een bepaald fixe-beeld op. Aangezien ik «Vrijdag» al in toneelvorm had gegoten, wilde ik die uitwerking niet in de film gebruiken. Verder zijn er natuurlijk ook technische hindernissen : je hebt ergens een kraanbeweging voorzien en je kan die omwille van financiële beperkingen niet uitvoeren. In het montagestadium vallen er ook scènes weg omwille van het ritme. Mij interesseert deze flux en reflux van het ontstaan zelf.
F & TV: De huiskamerscènes zijn zeer krachtig en funktioneel opgebouwd, de personages bewegen er karaktervol. Was daar nog plaats voor improvizatie?
H. Claus: Helemaal niet. Ik bedoel niet dat ik improvizeer. Ik heb een streng begrip voor stijl. De wijzigingen situeren zich op een ander gebied. Zo zocht ik een statisch beeld voor de scène waar ze met z'n tweeën (Kitty Courbois en Frank Aendenboom) aan tafel zitten. Ik zei dus aan de cameraman dat ik een tijdsverloop wou, terwijl de camera niet beweegt en liefst geen fade-out/fade-in. Achteraan de tafel was een klein landschapje en ik wou alleen dat dat bewoog, terwijl de personages in dezelfde houding bleven zitten. We kregen die scène diezelfde dag niet meer klaar. Dus werd de camera in
(bij foto: Vrijdag Was een stimulerend teamwork, aldus Claus (midden) omringd door caméraman Ricardo Aronovich (links) en hoofdakteurs Frank Aendenboom en Herbert Flack.)
(bij foto: «Achteraan de tafel was een klein landschapje en ik wou dat alléén dat bewoog »).
die bepaalde stand vastgeschroefd. Toen we 's anderendaags terug kwamen, bleek de opstelling toch een kwart van een haartje van een muizekloot verschoven. Cameraman Aronovich merkte het meteen. Toen moesten we de fade-out/ fade-in-oplossing toch gebruiken. Dat betekende echter ook dat ik met de tuinhuisscène in moeilijkheden kwam, want ook daar wou ik dat procedee toepassen en heb ik op 't eind freezes moeten aanbrengen. Je ziet, het is geen improvizatie, maar van de hoogste nood een deugd maken, én de stijl in de gaten houden.
F & TV: Ik heb de teatervoorstelling van Vrijdag nooit gezien. In hoeverre verschilt de film van het toneel? Zat bvb. de gevangenisdirekteur ook in het toneelstuk?
H. Claus: Daar werd over gepraat, zoals ook over Juul de doeanier gesproken werd. Deze figuren stelden me in de film in staat om de huiskamer te verlaten. Ik heb daarvoor bewust gekozen om uit die huiskamer te treden omdat ik weet dat, als je dat niet doet, de handikaps bij de kijker veel groter zijn. Niet dat ik a priori iets tegen louter huiskamerbeelden heb, maar omdat ik weet dat de kijker dat te teatraal vindt.
F & TV: Toch blijft het camerawerk in de huiskamer erg vlot.
H. Claus: Uit ervaring met het publiek en de kritici, weet ik dat men een huiskamerscène als statisch dreigt te veroordelen. Lees ik de kritieken op Vrijdag, dan vind ik al die klichees opnieuw terug. Iemand in «De Standaard» schrijft dat de camera te dicht bij de akteurs staat. Baarlijke nonsens, want er is met opzet een andere lens gebruikt om de personages te vervormen. Ook met De Vijanden werden vele door mij opgelegde stijlkenmerken veroordeeld als onkunde. Ik ben huiverig voor zulke dingen. Naar mijn gevoel, zitten in Vrijdag te veel close-ups; maar ik heb ze erin gelast
omdat ik weet dat de kijkers beïnvloed zijn door een TV-stijl en behoefte hebben aan close-ups.
F & TV: Hoe is de keuze van de akteurs verlopen ?
H. Claus: Ik heb proefopnamen gemaakt met bijna alle akteurs en aktrices uit de Lage Landen op video en 16 mm. Zo was Aendenboom niet mijn eerste keuze (ik had een Nederlands akteur op het oog). Maar omdat mijn casting-director zei «Nee je moet van Aendenboom een proefopname maken», heb ik dat gedaan en op video stond ik versteld van wat ik zag.
F & TV: Het was de goede keuze, want Aendenboom is dé revelatie. Hoe heb je de cameraman gekozen ?
H. Claus: Dat was mijn keuze. Ik had Providence gezien. De behandeling van de kleuren, dat metalige blauw, dat lag me. Ik had een lijstje van naar mijn oordeel geschikte cameramen (o.a. ook Robby Müller), en toevallig werd het Ricardo Aronovich, die ik al vroeger had opgemerkt toen ik één van de films waaraan hij had meegewerkt inleidde op TV (een van de zeldzame keren dat ik op TV ben geweest).
F & TV: Hoe groot was de invloed van de cameraman op de vormgeving van Vrijdag ?
H. Claus: Wel, volgens de woorden van een eminent ondervoorzitter van één van de filmpersbonden (L. De Pooter) heeft hij de film gemaakt. Zulke insinuaties vind ik ergerlijk: want was de joernalist aanwezig tijdens onze kollaboratie? Heeft hij de gesprekken gevolgd en mijn precieze instrukties aan Aronovich dan niet opgevangen ? Waar haalt hij de euvele moed om zulke dingen neer te schrijven? Of neem nou het artikel in «Avenue», niet eens een onvriendelijk artikel. Maar de joernaliste schrijft: «men zegt» dat Claus het scenario voor Rubens niet zelf, maar door een nègre heeft laten schrijven. Maar dit noem ik een onfatsoenlijke manier van berichtgeving,
want als de hersens van de mensen vol zitten met dergelijke nonsens, dan kunnen ze de film niet eens behoorlijk zien.
F & TV: De publiciteit (affiche) legt de nadruk op de «incest», terwijl dit een neventematiek is in je film.
H. Claus: Het is niet zo dat de film het probleem van de incest behandelt. Daarom zie je het meisje ook maar alleen in de herinnering. Het is gebleven bij de fixatie van dat éne moment, zonder daar op voort te borduren. Het hoofdtema is hoe mensen voor een wirwar van problemen staan en hoe ze met die situatie in het reine komen door de beperkte middelen waarover ze beschikken aan te wenden. In het toneelstuk, was de incest implicieter. Het toneel duurde 3 1/2 uur en daar werd heel wat over getetterd. De film daarentegen is méér de geschiedenis van één man (Aendenboom) en niet het verhaal van de drie. Oorspronkelijk had ik in het scenario ook flashbacks vanuit het oogpunt van de vrouw en de minnaar. Reeds vóór de montage vond ik dat te chaotisch en te naturalistisch.
F & TV: In feite kon het verhaal ook vandaag spelen ? Waarom heb je aan die jaren '50 gehouden ?
H. Claus: Eind vijftig, begin zestig. Er is duidelijk een verschil van klimaat tussen '60 en wat de morele zeden nu zijn. Romantische zielen wijden dat aan mei '68, maar goed, er is een breuk. Het probleem van de incest bvb. is nu minder met taboes beladen dan toen. De idee van schuld-boete en taboe heb ik in de tijd naar voren geschoven, omdat het in die periode méér resonantie had. Dat enge en bekrompene leek me sterker als je het in het verleden opriep, twintig jaar eerder dus. Had het zich nu afgespeeld, dan zou ik er een andere, méér naturalistische film van gemaakt hebben.
F & TV: Je stelt je ook vaak ironisch op t.o.v. het melodrama.
H. Claus: Uitspraken als «Ik ga me in 't water smijten» horen er inderdaad bij. Het is de ironie van het genre. Dat zit in alle details en geeft het konkreet levende aan. Mensen gedragen zich zó melodramatisch. Dit is ook doorgedreven in de regie van de akteurs, in hun muzikale bewegingen en intonaties van teksten met rijmen en binnenrijmen.
F & TV: Was het met Vrijdag makkelijker filmen dan 13 jaar geleden met De vijanden?
H. Claus: O ja, geen vergelijking mogelijk. Met De vijanden had ik het me duchtig moeilijk gemaakt: dat was een expeditie in de sneeuw! Toen had ik wel een kater; ook de middelen waren ontoereikend. Ook door de respons bij de kritici, die mijn bekommernis met Ozu en de 'filmreels' niet zagen. Men verwacht hier dat je tegelijk een ekwivalent bent van Bergman-Kurosawa-Fellini én de bakens van de filmkunst verzet en vernieuwt.
F & TV: Nieuwe plannen?
H. Claus: Hangt uitsluitend af van hoe deze film benaderd wordt. Als men zegt, «laat die man gauw gedichten schrijven, want hij kent er niks van», dan moet ik weer 13 jaar wachten...
Interview afgenomen door Ronnie Pede op 28 november 1980