WERELD VAN DE CULTUUR
Hugo Claus over zijn «plaatjes»
Op 5 april opent in de Galerij A.D.G. van Anny De Gryse aan de Jacobijnenstraat 2 te Gent een tentoonstelling van schilderijen en tekeningen van Hugo Claus, die hij zelf «Ordinaire tekeningen» noemt. «Ordinair», vertelt hij in zijn rustig huis in een van de nauwe steegjes van het centrum, «niet omdat ze stuntelig zijn. Sommige zijn zeer kunstig, 'k heb er lang aan gewerkt, veel stippeltjes zoals bij Seurat». Naar Seurat-sporen hebben we echter tevergeefs gezocht bij de inlijster waar de twintigtal grote papieren vellen op hun glas en harde steun wachten. -«Ordinair wegens het onderwerp. Kent gij de vroege pornografische movies van de jaren dertig? Vele dingetjes zijn ook gemaakt om 'te lachen».
Figuren in de stijl van deze movies (denk aan «History of the Blue Moovie»!) zijn er zeker. Pornografie zo goed als niet. Veel krachtig, handig, beweeglijk werk, steeds met mensen. «Sommige zijn schietschijffiguren,» aldus Claus, «en als je in mijn werk krachtlijnen wil blootleggen,,zoals ze in je taal zeggen, dan moet je heel goed uitkijken».
Wat maakt Claus, olieverfschilderijen, akwarel, tekeningen, grafiek'?
«Plaatjes, prenten. Ik ben geen schilder».
Waarom stelt hij dan wel tentoon'?
«Als er genoeg druk op mij wordt uitgeoefend. Om de zeven, of acht jaar.»
De laatste tentoonstelling? «In april 1979 te Hasselt. Meer dan 300 stukken. Alles uitverkocht.
Maar die tentoonstelling was wel interessant, omdat de chaos waarin ik mij bevind, duidelijk wordt als er zoveel bijeen hangt.» Claus toont mij een verbazende reeks afbeeldingen en zegt precies wat ik daarbij denk : «Alsof twee of meer academies voor Schone Kunsten hét werk van hun begaafdste leerlingen lieten zien». Ik schrik wel even bij het woord «begaafdste» maar Claus besluit : «Je ziet, voornamelijk chaotisch». Wat hij niet uitdrukt : de fascinatie die uit de werken loskomt, mijn verrassing voor deze veelzijdigheid en de kwaliteit van alle afgebeelde werken in elk genre !
Op de Gentse tentoonstelling zullen uiteraard slechts enkele werken op dezelfde manier verrassen. De keuze is veel kleiner.
«Ik schilder zeer veel, maak series van twintig of dertig en houd er dan twee of drie over. Ik ben gefascineerd door vernietiging. Mijn eerste destructieve interventie deed ik als ik negentien was. Ik schilderde met lipstick en schoensmeer. Herman Teirlinck kocht het werk aan voor de staat. Na vier jaar tentoonstelling in het museum te Oostende was het onbestaande geworden, een schaduw van niets. Er kwam een interventie in de gemeenteraad. Ik schreef toen een brief dat ik het doek elk jaar opnieuw zou schilderen als ze mij precies dezelfde lipstick en schoensmeer zouden geven». Maar of er een antwoord gekomen is, kan Claus mij niet vertellen. «Het is vijfentwintig jaar geleden !».
FASCINERENDE" FRAGILITEIT
«Voor de internationale meubelfirma Knol! maakte ik een tentoonstelling met reuzengrote doeken,» (hij toont mij ter schatting een kamerwand van omzeggens zeven bij zes meter) «waarvan de verf afschilferde tijdens de tentoonstelling zelf. Op de duur lagen alleen verfschilfertjes op de grond. De tentoonstelling heette «Herfst» en was erop gericht om de fragiliteit weer te geven.»
IN HOKJES
Maar waarom heeft men uw werk zo vaak in verband gebracht met Cobra?
«De mensen hebben een behoefte om te catalogiseren, alles in hokjes te stoppen. Dit verschijnsel van mij — de chaos, —» (we zouden «veelzijdigheid» moeten zeggen omdat de verzameling die voor mij ligt hoegenaamd niet chaotisch aandoet) «komt niet vaak voor omdat een schilder op zoek is naar zijn eigen stijl. Dat vind ik verachtelijk. Jezelf in te kapselen is een misplaatst egoïstisch idee. Onwaardig van de natuur die
veelwaardig is. Da Vinci, dáár heb je verrassingen, steeds nieuw
(bij foto: De «Ordinaire tekeningen», die Claus «kleine prentjes» noemt zijn grote, met spuitverf of zwarte markeerstift of kleur- en vetkrijt, ook aquarel en olieverf beschilderde vellen papier van 75 op 100, cm., 70 op 100 cm., 55 op 75 cm:, voor ons begrip dus zeker geen klein formaat. We kiezen onder de personages een spuitbusmandarijn en een schietschijfmadam)
steeds, iets anders. Maar mijn instelling wordt niet au sérieux genomen».
Dan houdt gij ook niet veel van het werk van andere schilders, vraag ik.
«Neen. Van weinigen. Picabia wel. Die maakt de meest afzichtelijke dingen én de grootste. Picasso ook». Bacon? «Neen. Hij is minder interessant. Goed voor getormenteerde mensen. Ik hou ook van anonieme schilders. Dan ben ik niet geconfronteerd met mensen die hun ziel blootleggen».
COBRA ?
«Ja, toen ik negentien was dacht ik schilder te worden. Ik beschouwde dichten en schrijven als een nevenactiviteit. Ik heb een tijdlang met Jorn en Corneille en de anderen van Cobra te Luik, Brussel en Parijs tentoongesteld. In één, twee jaar is mijn zin vergaan. Ik dacht dat de challenge voor een schrijver veel groter is omdat je je hersenen moet gebruiken. Een schilder mag ook heel dom zijn. Ik ben aldoor blijven schilderen maar heb alle invitaties om tentoon te stellen geweigerd.»
Bibliofiele mappen is Claus wel blijven maken. In de jaren zestig zelfs met Rank Xerox, later hernomen in «Het graf van Pernath». Van hem zijn ook de latere «Wangebeden» en recenter «Fuga» bij de uitgeverij De Volle Maan te Hasselt.
Claus vertelt graag over zijn werk te Hasselt. «Elk van die werken is een verhaal». Hij toont mij «Nietsche als grenadier» en «Nietsches moeder». Dit zijn de twee overblijvende van een biografische reeks over Nietsche. De andere heeft hij vernietigd. Hij toont mij «Gilda 1975», «Dit is de jurk van Rita Hayworth in de film Gilda van 1943. Toen was ze slank. Ik heb de jurk in 1975 wat opgeblazen. En hier zijn de Cangaceiros (een compositie in zwart met variaties op hun hoeden), «hier ook twee Manets» (een heerlijke suggestie in kleur). «Dit ben ik zelf, op dit autoportret, aan de telefoon in uiterste zielenood. En hier heb je een vriendin van mij, ook in zielenood».. Er zijn ook grappen: «Een verwijzing naar minimale kunst b.v.; maar ik heb er toch iets bijgevoegd». Liesbeth Lists portret is met rood doorkruist «omdat ik toen kwaad op 'r was».
«Je ziet», zegt Claus tot besluit, «het zijn referenties naar de cultuur veeleer dan naar de natuur. Ik ben niet zo'n nature-boy».
Nicole Verschoore