CULTUREEL SUPPLEMENT
„Toneelschrijven zou een métier zijn dat heel obscure eisen stelt. Dat is onzin. Men projecteert nog steeds de wetten van het „well-made-play" op elk toneelstuk. In de beeldende kunst zou zoiets ondenkbaar zijn, daar zijn de ontwikkelingen minder geremd door wetten en regels. Bij een doek van Appel hoor je niemand klagen dat het clair-obscur of de gulden snede ontbreekt." Van Hugo Claus gaan dit voorjaar drie, door hemzelf geregisseerde, toneelstukken in première. Toneelgroep Centrum gaf vorige week donderdag de eerste voorstelling van De Verzoeking, een toneelbewerking van Claus' gelijknamige novelle uit 1981. Afgelopen zondag volgde, eveneens bij Centrum, Een Hooglied, een woordelijke vertaling van het Oudtestamentische Hooglied van Salomon en op 12 maart gaat bij Toneelgroep Theater Het haar van de hond in wereldpremière. Verder beleefde het in 1968 geschreven Suiker afgelopen dinsdag een reprise bij het Amsterdamse Volkstoneel.
Lien Heyting sprak met Hugo Claus over het schrijven van toneelstukken, regisseren. Nederland en België, vrouwendiscriminatie en over zijn in het najaar te verschijnen roman Het verdriet van België.
Eerlijkheid à tout prix vind ik een ramp
door Lien Heyting
De Vlaamse PEN-club heeft u deze maand kandidaat gesteld voor de Nobelprijs voor literatuur. Claus: „Ja. Het is onzin. Het laatste wat je moet doen is dat serieus nemen. Er is al een Vlaamse schrijver aan gestorven, aan de zenuwen bij de gedachte dat hij die prijs zou kunnen krijgen. Niemand weet natuurlijk precies waaraan Boon overleden is, maar ik denk dat ik niet ver van de waarheid ben." We zitten aan de ovale leestafel van het Amsterdamse acteurscafé De Smoeshaan dat door een tussendeur verbonden is met het theater van toneelgroep Centrum, Bellevue. Hugo Claus, vermoeid, wallen onder de ogen, is niet gekleed als de nonchalante dandy zoals ik hem van foto's ken, maar draagt een vaalbruine slobbertrui waar stroken leer doorheen gevlochten zijn.' Hij klaagt over journalisten, die hem „altijd dezelfde vragen stellen". Zegt, terwijl Centrum-actrice Henriette Tol een gin-tonic voor hem bestelt: „Ik zie niet de noodzaak om mijn hele leven te belichten voor iemand die toevallig een stukje in de krant wil hebben," en begint dan grinnekend over het interview met Jan Wolkers, dat kortgeleden in Vrij Nederland stond: „Hoe vond je dat? Dat hij daar op de vloer ging liggen voordoen hoe hij met zijn vrouw de liefde bedrijft. De ironie waarmee ihij dit deed ontging de journalisten totaal. Daar zou ik dan toch teveel gêne voor' hebben." U heeft zich altijd buiten de literaire veten en polemieken gehouden. '
„Dat doe ik bewust. Het schrijven van recensies, beschouwingen, polemieken laat ik liever aan anderen over. Als ik een schrijver wil aanvallen of prijzen, dan doe ik dat bij voorkeur privé. Daar komt bij dat ik te weinig analytische vermogens heb om mijn mening grondig uiteen te zetten. Daar heb ik geen talent voor."
Een paar jaar geleden deed W. F. Hermans een aanval op uw on-nederlands taalgebruik. U had in het toneelstuk Jessica geschreven over de „schichten van de aarde", maar
volgens Hermans zijn er in de aarde geen „schichten": „Hermans had ongelijk. Hij heeft een te beperkt idee over wat je met taal kunt en mag doen. Zijn taalgebruik is rechtlijnig, hij heeft geen gevoel voor de veelvuldige betekenis die woorden kunnen hebben. Hij beweerde dat er in de aarde geen schichten zijn, maar ik beweer dat zich in de aarde van alles kan bevinden, ook aders, ideeën, bloed."
Zegt later in het gesprek, als we het over Jeroen Brouwers hebben en over zijn kritiek op de Vlaamse schrijvers die het Nederlands niet goed zouden beheersen: „Mijn houding hierin is altijd vrij simplistisch geweest: ik bedien mij van de taal die mij het beste uitkomt. Dat kan Nederlands zijn, of, zoals in Het Verlangen, een kunstmatig soort Vlaams, een gemaniëreerde taal die bij een bepaald Vlaams dialect aansluit. Of daar nu gallicismen in voorkomen, daar heb ik geen boodschap aan. Ik vind het arrogant wanneer Nederlanders hun uitdrukkingsvormen aan Vlamingen willen opleggen. Men vergeet dat het Nederlands van oorsprong Vlaams is. In het Vlaams zit nog iets van de oude kracht uit de Middeleeuwen. O, gie siet skone, dat is Mariken van Nimwegen, dat kun je bij ons nog horen. Hermans heeft eens gezegd dat hij in Nederland geen Vlaming op een buitenlandse leerstoel zou willen zien, omdat ze volgens hem zo slecht spreken. Belachelijk! Zelf heeft hij het over de Vlaamse schrijvers — dat klinkt in mijn oren barbaarser dan een dialect."
Klooster
Hugo Maurice Julien Claus (5 april 1929), zoon van een drukker uit Brugge, werd genoemd naar de Heilige Hugo. („Wie dat was weet ik niet meer. Ik zal het wel verdrongen hebben. Ik wil geen voorganger in de heiligheid.") Zijn jeugd bracht hij door in een nonnenklooster.
Claus: ..Het eerste deel van het boek waaraan ik bezig ben, Het verdriet van België, gaat daarover.; Het is een roman die meer dan mijn andere romans op mijn leven gebaseerd is, maar het is geen autobiografie."
(bij foto: Hugo Claus (foto: Phillip Mechanicus))
Wat is dat: het verdriet van België?
„Het is een zinnetje dat de moeder in de roman af en toe zegt als er iets niet goed gaat. Een variant op Hollands Glorie."
Wat tragisch.
„Ja. Het heeft ook te maken met de verdrietige aspecten van het Belgische bestaan. Omdat België dus eigenlijk niet bestaat. Er zijn wel Belgen, maar het is geen volk. Het is een gemoedstoestand, een manier van overleven. België is vrij vaak bezet geweest door vijandelijke machten en dat heeft tot een gekwelde volksgeest geleid, een ontaard gezond verstand: wat er ook gebeurt, de Belgen komen op hun pootjes terecht. De corruptie zit er in de lucht die je ademt, het
Hugo Claus: Met grote bochten keer ik steeds weer naar het moederdorp terug.
wantrouwen, de hypocrisie, de kleine dorpspolitieke belangen doordesemen elk gedrag." Vertelt, met enige tegenzin, over zijn kloosterjeugd: „Ik denk dat ik er later, door de verbeelding gekleurd, veel meer ellende van gemaakt heb, dan ik ervoer toen ik erin zat. (Lachend) Je hoefde je niet te wassen, want daar was geen toezicht op, Alleen voor de grote vakantie werden we, met een slaapkleed om, in een bad gedompeld en dan door een zuster, onder dat kleed, zo'n beetje schoongespoeld. We zagen er bespottelijk uit, met lange zwarte kousen, celluloid boorden die altijd kapot waren en in je vel sneden, en een blauwe lavallière om. Mijn geval was wel uitzonderlijk. ik ging al met achttien maanden het klooster in. Dat kwam doordat ik en de broer na mij met de keizersnee geboren werden. Mijn moeder dacht dat ze dood zou gaan en ze wou mij onder de pannen hebben. Dat neem ik achteraf met een korrel zout, want ze heeft me er meer dan tien jaar in laten zitten. Het zal wel te maken hebben
gehad met het feit dat mijn grootvader hoofdinspecteur van de katholieke scholen was, waardoor mijn ouders waarschijnlijk minder hoefden te betalen voor mijn opvoeding in het internaat."
Het lijkt wel, alsof u de laatste jaren steeds meer door het geloof, door het Rooms-Katholicisme geobsedeerd raakt: zowel in de recente gedichten (De Wangebeden en de cyclus Jan de Lichte) als in het toneelstuk De Verzoeking, zet u zich in agressieve bewoordingen tegen het katholicisme af.
,,Ik schijn in een fase te verkeren, waarin dat nog altijd zit te wroeten. Misschien vormt de religie een groter bestanddeel van mezelf, dan ik mij realiseer, Maar ik ben toch niet gelovig, niet religieus. Wat mij interesseert is de wijze waarop de mens zich kan losmaken van het dagelijks leven, de staat waarin de hartstocht, de passie boven komt. De religie is een vorm die ik gebruik om dat te laten zien. De Verzoeking gaat niet zozeer over God, maar over een non die een god wil bereiken, die zich van katholieke symbolen bedient om een mystieke vorm van extase uit te drukken. Het gaat mij om de beweging naar een staat van vervoering. Zo'n beweging, zo'n passie, moet je in concrete beelden beschrijven en het katholicisme is voor mij nu eenmaal iets concreets."
De stokoude, stinkende non uit De Verzoeking heeft geen verheven en pure, maar een bezoedelde, sadomasochistische verhouding met God.
„Ja, ze kan hem alleen door boete te doen, behagen. Ze hunkert naar hem, maar hij mag haar niet aanraken en hij mag niet zichtbaar worden. In zoverre is, het tegelijk een kwelling en een genot en zoals alle liefdesverhoudingen heeft het met sado-masochisme te maken."
Waarom wordt De Verzoeking in Nederland en niet in België opgevoerd? Is het stuk voor België te blasfemisch?
„Nee, dat denk ik niet, zeker niet als het in Nederland al goed is ontvangen."
(Aarzelend) „Bovendien: de vorm van corruptie, zoals je die in België aantreft, werkt vóór zo'n stuk. Men neemt daar alles niet zo letterlijk als de calvinist geneigd is te doen. Bij ons is het woord door de eeuwen heen altijd al zó misbruikt." Vertelt over een brief die toneelgroep Centrum onlangs ontving, waarin een mevrouw met klem afraadde om Claus' bewerking van het bijbelse Hooglied op het toneel te brengen, want, zo
waarschuwde ze, het Hooglied mag dan symbolisch zijn voor Gods liefde, maar Gods toorn is minstens zo groot als Zijn liefde. „Zo'n brief zou je in België niet snel ontvangen."
„Overigens was er een puur praktische reden om De Verzoeking in Nederland te brengen. Acht jaar geleden is het als hoorspel ontstaan, daarna heb ik er een novelle van gemaakt. Het idee om het nu tot een monoloog om te werken kwam van Jacques, Commandeur die het dus ook zelf speelt."
Waarom laat u het stuk niet door een vrouw spelen?
,,Omdat het mij intrigeert: een broodmagere man die een dikke oude non moet verbeelden. Dat schept een afstand die ik spannend vind."
Maar als een oudere actrice het zou doen. zou de voorstelling misschien veel schrijnender, minder komiek zijn. Iemand als Mary Dresselhuys.
„Mary Dresselhuys, dat zou natuurlijk curieuze resultaten kunnen opleveren. Ja, het extatische bij Dresselhuys, daar ben ik wel nieuwsgierig naar. Dat zou prachtig wezen. Maar: je kunt je voorstellen dat alles wat in dit stuk gebeurt, zich alleen maar in de verbeelding van die oude non afspeelt. Daarom hebben we niet voor een realistische vorm gekozen."
Masscheroen
Ik begin over het proces dat in 1968 in België tegen hem gevoerd werd omdat hij jn zijn geactualiseerde versie van Mariken van Nimwegen, Masscheroen, de heilige drievuldigheid door drie naakte mannen liet uitbeelden. De rechtbank in Brugge veroordeelde hem daarvoor aanvankelijk tot vier maanden gevangenisstraf. „Die straf werd later, in hoger beroep, omgezet in een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete. Eigenlijk werd het proces gevoerd om de godslasteringen, maar omdat je in België niet wegens godslastering veroordeeld kan worden, gooide men het op de schending van de zeden, op de drie naakte mannen. Het was een leerzame gebeurtenis, want op zulke momenten merk je dat er maar weinigen zijn die een stap naar voren doen, protesteren, die zeggen: dit mag niet. Bij de rechtzitting waren maar zes mensen aanwezig: behalve ikzelf Hugues Pernath, mijn drie broers en Ton Lutz. Zo iemand als bijvoorbeeld Marnix Gijsen, die intussen baron geworden is, die vond dat de veroordeling terecht was, dat ik mijn straf moest uitzitten. Omdat hij naakte mannen lelijk vond. Tegen naakte vrouwen had hij geen bezwaar.
Nee, echt, bij drie naakte vrouwen was de kans dat ik een proces had gekregen veel kleiner geweest. Naakte vrouwen zijn traditioneel schoonheidsvoorwerpen in de kunst. Vlaams voelende schilders, zoals Rubens, hebben daar nooit moeite mee gehad."
U betoogde toen bij het proces, dat seks in het maatschappelijk leven dient geïntegreerd en niet geïsoleerd. Is daar iets van terechtgekomen?
„Dat was een pedante manier om te zeggen dat seks een taboe was. Een reëel onderdeel van de opvoeding, van het dagelijks leven, is het nog steeds niet. Maar het blijft de vraag of dat wenselijk is, misschien is het beter dat er nog een beetje een verboden-vruchtsfeer omheen blijft hangen,"
Begint hard te lachen en lijkt twintig jaar jonger, als ik zeg dat hij, zoals uit diverse interviews blijkt de pest heeft aan psychologische: vragen. „O ja? Geef eens een voorbeeld? Je wilt weten of ik mijn moeder weleens naakt heb gezien?" Ik zeg dat hij me driftig lijkt. Claus: „Dat is geen psychologische vraag, dat doet me eerder denken aan de dierenriem. Ik ben een Ram en rammen kunnen natuurlijk driftig zijn. Ik heb vaak vriendinnen die met astrologie bezig zijn, die grote schema's aanleggen, berekeningen maken. Je moet binnen de vier minuten weten hoe laat je geboren bent, anders kunnen ze je horoscoop niet trekken. Dan beroep ik me altijd maar op de keizersnede. Over het algemeen schiet je er, als je op de versiertoer bent, bij vrouwen een heel eind mee op, wanneer je er niet moe van wordt om verhalen over sterrenbeelden en ascendanten aan te horen. In de huidige staat van discriminatie zijn vrouwen daar duidelijk gevoeliger voor dan mannen."
Begint, als ik vraag in welke opzichten vrouwen volgens hem nog gediscrimineerd worden, een ernstig betoog over discriminatie: „lk heb weinig mannelijke kennissen die niet discrimineren. Ze zullen het natuurlijk ontkennen en roepen dat vrouwen gelijk betaald moeten worden, maar toch betrap je ze er steeds weer op, gewoon, bij simpele reacties. Ik doe het zelf ook. Ik zei bijvoorbeeld net, toen je een drankje ging halen, tegen je: Ik vind het leuk om me door een mooie vrouw te laten bedienen. Met zo'n opmerking isoleer ik je, ik maak een ander soort mens van je dan ik ben."
Ik denk dat zo'n opmerking niet zoveel met discriminatie te maken heeft, maar meer met de gewoonte dat mannen drankjes halen. En het werd op een charmeurstoontje
gezegd, maar dat kunnen vrouwen ook.
„Misschien dat ik een te negatieve kijk heb op de vrouwendiscriminatie, maar toch, het isoleren, het apart zetten van vrouwen, dat zie ik steeds om me heen. Er is ook een vorm van galanterie bij mannen die discriminerend is, bijvoorbeeld wanneer ze zeggen: 'Wat zie je er beeldig uit', en daarmee weer een vrijbriefje hebben voor de volgende tien minuten." In liefdesrelaties heeft u altijd een voorkeur voor actrices gehad.
,.Ik houd van het overdrevene, het geëxalteerde, het extra. AIs er geen actrices bestonden, zou ik met travestieten omgaan,"
Glamour
In de tijd dat u met Sylvia Kristel verkeerde, leidde u een glamour-bestaan. Nu leidt u, zoals u het uitdrukt, het leven van een monnik.
„Dat is zo. Ik leid nu een totaal onglamoureus bestaan. Toen ik jonger was, wou ik een jachlt in Monte Carlo hebben. Mijn perceptie van het leven is nu geconcentreerder geworden. Het is heel klassiek: naarmate je ouder wordt, ga je je concentreren op dingen die van groter belang zijn. Niet dat ik me nou in een Schopenhauer ga veranderen, maar door veel geld en glamour leid je zo snel een schaduwbestaan, een kameleontisch leven. Voor je het weet, raak je versnipperd. Daarom, omdat de tijd die me rest korter is, besloot ik als monnik te gaan leven. Ik zit ook liever voor me uit te staren, dan dat ik verplicht ben naar een cocktail-party te gaan. lk wil die roman afmaken. Het verdriet van België, maar ik heb mezelf weer eens in een positie gemanoeuvreerd, dat ik allerlei andere verplichtingen heb." Pakt, als ik hem vraag waar hij de de komende tijd dan mee bezig zal houden, mijn bloknoot en noteert onder mekaar: Het verdriet van België (roman), Lysistrata (bewerking), Boris Godoenov (vertaling op lettergrepen), Faust (opera, met Konrad Böhmer), Almanak (366 gedichten), The jew of Malta (bewerking), Liefde contra Haat (film), De leeuw van Vlaanderen (tv, 5 maal 50 minuten).
(bij foto: Jacques Commandeur in De Verzoeking van Hugo Claus
(foto Kors van BenneKom))
Aan de roman Het verdriet van Belgie werkt u al jaren. Misschien heeft u al die verplichtingen op u genomen om dat boek maar niet af te hoeven schrijven. „Ja, al die activiteiten houden mij af van Het verdriet. Het is verwant aan het sado-masochisme: wat ik het liefst wil - die roman afmaken — moet vernietigd worden. Hierin volg ik de bewegingen van zuster Mechtild uil De Verzoeking: zij bemint God, maar hij mag haar niet te na komen. lk zou naar Monte Carlo moeten gaan, naar Nice, een appartement huren dat uitziet op zee, een vermageringskuur doen en een ontwenningskuur van alle genotmiddelen en dan is het in drie maanden gepiept en verder geen gezeur." Ja.
„Ja, maar na drie dagen raak ik dan weer getroubleerd en dan, ha ha, komt de onzin weer boven." De hele waslijst vol verplichtingen. „Ja."
Je zou een knecht moeten hebben, met een zweepje, die, als je aan Het verdriet zit te schrijven, achter je stoel staat en begint te slaan als je wilt opstaan, (Schaterend.) „Dan zou ik juist om het half uur opstaan,"
Het verdriet van België was door de Bezige Bij voor dit voorjaar aangekondigd. Verschijnt het nu in het najaar? „Ik denk het wel." Zonder vermageringskuren? „Ach, Bach was dik en Rembrandt ook."
Koorts
Het is woensdagavond, zeven uur. Hugo Claus moet met de trein naar Haarlem, naar de laatste try-out van De Verzoeking. Het tweede gesprek, op zaterdagmiddag, vindt eveneens plaats in café De Smoeshaan, waar de popmuziek een welkom geluidsgordijn vormt tussen ons en andere bezoekers. Hij is uitgeput en zo mogelijk nog vermoeider dan tijdens het eerste gesprek. Houdt zijn jas aan; „Ik heb het koud. Ik geloof dat ik koorts heb,".
Ik citeer zijn uitspraak dat hij schrijven en vrijen de leukste bezigheden in het leven vindt. Claus: ,,Ik bedoelde niet zozeer schrijven, als wel geschreven hebben. Het geeft altijd een heerlijk gevoel, wanneer je 's avonds de regels telt. Het gaat dan niet om de kwaliteit, maar uitsluitend om de hoeveelheid woorden. Dat is een beetje de infantiele kant van het schrijverschap."
Op mijn vraag of hij tijdens het schrijfproces veel ontsnappingspogingen doet: „Natuurlijk, elk excuus is welkom, maar het gaat gepaard met vervloekingen, wanhopig de handen in de lucht slaan en roepen: nee, nee, ik heb geen tijd."
Wordt de zelfdiscipline niet groter, naarmate je ouder wordt? ,,Nee, dat is er niet bij. Toen ik nog geïsoleerd op het platteland woonde, in Nukerke, kende ik een zekere regelmaat. Ik woog toen ook 110 kilo: de heerlijke eitjes, het zelfgebakken brood, de melk, de smaak van de lente. Er was daar
minder afleiding, maar het was een dwangbuis. Ik ben geen natureboy."
Over het ouder worden: „Voor mij was dertig jaar het einde van alles, dat vond ik vreselijk. Ik weet nog dat de Bezige Bij voor mijn dertigste verjaardag een feest gaf en toen was ik de ongelukkigste van allen. Maar eenmaal voorbij de veertig speelt het niet meer zo erg, dan heb je er wel vrede mee." Vertelt van zijn filmplannen: „Deze week wordt beslist of het doorgaat. Een jongen van 22, Luc Schrijvers, heeft een scenario geschreven dat me zeer frappeerde: het is honderd maal Peyton Place, boordevol clichés, elementaire passies, een echte publieksfilm: De titel had ik nooit zelf kunnen verzinnen: Liefde contra Haat— dat beroert alle emoties, dat scheert alle toppen. Het begint prachtig: in de eerste scène loopt een beeldschone jongen op een kerkhof naar het graf van zijn moeder. Hij heeft een foto van haar in zijn hand en zegt: Mamma, gisteravond is pappa weer dronken thuisgekomen en toen heeft hij het buffet kapot geslagen! Mamma, waar ben je? Pappa is een smeerlap. Deze scène neemt ongeveer vijf pagina's van het scenario in beslag."
Het klinkt nogal melodramatisch, maar het doet ook denken aan de stukken van Wim T. Schippers,
„Nee, daar heeft het niets mee te maken. We steken nergens de draak mee, het moet allemaal heel serieus gebeuren, zoals een zondagsschilder ernstig aan zijn doeken werkt. Als ze mij zouden vragen om Honderd jaar eenzaamheid te verfilmen, zou ik zeggen: Tja, interessant, maar dit scenario van Liefde contra Haat prikkelt mij veel meer."
Je hebt eens gezegd, dat de toneelstukken die het meeste publiek trekken, zoals Vrijdag, Een bruid in de morgen. Suiker, je het minst interesseren.
„Ik heb een aantal stukken geschreven in een quasi-realistische staal. Die stukken bevatten karakters en conflicten waarmee de toeschouwers zich kunnen identificeren. Daarom trekken ze veel publiek, zoals bijvoorbeeld romans als Het jaar van de kreeft of De koele minnaar ook het beste verkopen. Ik bedoelde dat ik geïnteresseerder ben in het schrijven van meer symbolische romans en toneelstukken."
„Het haar van de hond, dat ik bij Theater regisseer, is ogenschijnlijk weer zeer realistisch, maar ik merk
hoe moeilijk het is om realistisch te lijken zonder in naturalisme, in toneelclichés te vervallen."
Wat een vreemde titel: Het haar van de hond;
„Het stuk gaat over een animeer-meisje, haar moeder en haar pooier, die ook kunstcriticus is. Het haar van een dode hond breekt de situatie open en dan is er natuurlijk de vertaling van het spreekwoord: Take the hair of the dog that bit you, wat de Britten 's ochtends zeggen als ze een kater hebben. Je moet de kwaal bestrijden met elementen van die kwaal, dus meteen een borrel nemen."
Over toneelschrijven; „Het is een veel voorkomend misverstand dat men bij de woorden drama en dramatisch meteen aan conflicten denkt, aan een logische opbouw van een toneelstuk, met een exposé
en een duidelijk plot dat langs bepaalde lijnen tot ontknoping komt. Ik wil me gedragen als een papoea die daarvan geen enkele weet heeft, ik wil er geen rekening mee houden." Vertelt over Beckett, die het model van de slapstick van achtste rangs-vaudeville voor zijn stukken gebruikte, over de eerste Parijse voorstellingen van Eindspel en Wachten op Godot, met een zaal vol Franse intellectuelen die ssst riepen als iemand moest lachen, want het ging immers om het tragische levensgevoel. Waarom heb je het Hooglied uit de bijbel opnieuw vertaald?
„Een pastoor van de KRO-radio
had mijn novelle De Verzoeking gelezen en aan een kennis verteld, dat het verhaal hem aan het Hooglied deed denken. Hij zag er eenzelfde soort passie in. En ik had in mijn mapje met ideeën al iets liggen wat ik ooit met het Hooglied wilde doen, op basis van een letterlijke vertaling die mij zeer getroffen had. Oorspronkelijk was het een bruiloftslied van woestijnvolkeren, maar de schriftgeleerden hebben er een symbool van gemaakt voor de verhouding van God tot zijn kerk. De bijbelvertalingen van het Hooglied deugen niet, die van mij ligt dichter bij het origineel, omdat ik letterlijk de woorden vertaald heb en varianten aangeef."
Vitten
Op mijn vraag waarom hij na drie jaar Amsterdam weer in Gent ging wonen: „Met grote bochten keer ik
steeds weer naar het moederdorp terug. Mijn familie woont er, ikken alle onderhuidse ; bewegingen in die stad. Zo'n provincieplaatsje, dat ligt mij wel." Je hebt Nederland ooit een land van Vitters en zelfkwellers genoemd.
(Verbaasd:) „O ja? Vitten kunnen ze inderdaad goed. Bijvoorbeeld in het theater: je hebt een première gehad, de hoofdrolspeelster heeft twee uur lang haar best gedaan en dan komen er mensen achter het toneel vertellen wat er allemaal mis was. Dan word ik razend, ik vind dat onbehoorlijk. Je moet op een beetje Chinese manier de nodige complimenten kunnen maken,
(bij foto: Jacques Commandeur in De Verzoeking (foto Kors van Bennekom))
maar nee hoor, hier krijg je meteen dat gelijkhebberige, de eigen opinie. In België is men daar toch iets subtieler in. ((Even later) Die Hollandse eerlijkheid, daar heb ik ook zo'n hekel aan. Als je hier iemand op straat ontmoet en je vraagt hoe het ermee gaat, dan krijg je een hele litanie te horen, over pijnen, schoonmoeders. Nee, geef mij dan maar de goede manieren, de hypocrisie, want de eerlijkheid à tout prix vind ik een ramp. Liegen is veel meer een spel van de verbeelding."
Noemt zichzelf „een van de weinige proletariërs in de Nederlandse literatuur". „Als je maar tot je vijftiende naar school bent gegaan en je hebt in allerlei mensonterende omstandigheden moeten werken, dan zijn veel salonsocialistische praatjes ergerlijk.'' Zegt, boos, als we het over politiek hebben: „Omdat je een schrijver bent, hoef je toch niet altijd het geweten van de natie te zijn? Dat is een eis van veel mensen: dat we allemaal Bölls en Grassen worden." „Ik houd me het liefste overal buiten. Ik ben een pessimist, wat de maatschappelijke spanningen betreft. De meeste fenomenen slaan mij met radeloosheid. Zo'n betoging tegen kernwapens, ik geloof niet dat Reagan daar ook maar een kwart seconde van wakker ligt. Zo'n betoging beschouw ik als een parade die alleen heilzaam is voor de mensen die er zelf in mee lopen, want als je naar de geschiedenis kijkt, dan zie je slechts willekeur, chaos en wat de doorslag tot een bepaalde ontwikkeling geeft, blijkt achteraf altijd iets anders te zijn dan men vooraf kon vermoeden."
Je schilderijen: in de jaren vijftig hoorde je bij de Cobra-groep, waarmee je ook samen exposeerde.. Sinds 1965 heb je bijna geen tentoonstellingen meer gegeven, Waarom niet?
„Ik wil niet als een schilder naar voren treden. Mijn impulsen om doeken te maken, zijn niet de impulsen van een schilder. Het is voor mij meer een tijdverdrijf, ik schilder zoals andere mensen modelvliegtuigjes bouwen. Wat ik gemaakt heb is wel aanzienlijk beter van veel andere schilders, maar toch beantwoordt het niet aan mijn eisen. (Vrolijk:) Misschien dat men vijftig jaar na mijn dood zegt : hij kon niet schrijven, hij was een schilder en dan krijg ik een retrospectieve in het Stedelijk Museum."
Speels
Sylvia Kristel. Claus: „Over mijn verhouding met haar weigerde ik elk interview. Zij had meer last vande publiciteit dan ik." Ik vraag
of hij haar laatste film, Lady Chatterley's Lover gezien heeft. (Wanhopig;) „Ja, maar als ik hier iets over zeg,, weet ik nu al wat de kop boven dit artikel wordt." Zegt dan: „Ze is er soms erg mooi in, maar ze kan nog steeds niet acteren." Je bent, als regisseur, weleens getypeend als een „speelse, maar trouweloze geest". „Speels, dat is wel juist, want ik ga de acteurs niet met loodzware theorieën te lijf. En trouweloos ja, als de acteurs zich veilig voelen, heb ik weleens de neiging om tapijtjes onder hun voeten weg te trekken. Want je veilig wanen heeft natuurlijk niets met kunst te maken." Vertelt hoe hij regisseert, de tekst van een toneelstuk eerst intellectueel benadert, verborgen betekenissen opzoekt, soms iets voordoet om duideiijk te maken wat hij bedoelt en dan, in een tweede stadium, de acteurs met hun eigen inventiviteit een vorm laat zoeken. „Dus eerst denken, dan spelen." Ik vraag waarom hij nooit zelf geacteerd heeft. „Ik kan het niet. Binnen de repetitieruimte durf ik alles, maar zodra het menens wordt, zodra ik op een toneel zou moeten verschijnen, zou ik niets meer kunnen. Ik ben self-conscious tot en met."
Na de première van De Verzoeking, toen je bij het applaus op het toneel kwam leek je ontzettend verlegen.
„Ha ha, ja dat is mijn beste rol: de onhandige verlegen auteur die het publiek voor het applaus bedankt. Oh kind, ik heb dat ontwikkeld tot een naturel, daar is Stanislavski niets bij. Die rol is mij zo vertrouwd geworden."
Ik geloof niet dat het gespeeld was. Je bloosde.
„Toch is het zo. Ik heb ook nog andere varianten: de ijdeltuit, of de bescheiden auteur die het ook niet kan helpen dat hij zoveel talent heeft; Een mooie is ook; wat doe ik hier in godsnaam? En vroeger had ik ook deze (zwaait met gevouwen handen in de lucht), als een bokser die een match gewonnen heeft. Maar mijn meest vertrouwde rol is toch de verlegen, een beetje door de omstandigheden bedwelmde auteur."
Zondagmiddag. Claus' bewerking van Een Hooglied gaat in de Haarlemse Toneelschuur in première. Na afloop stapt een schutterige en opnieuw verlegen Claus het toneel op om samen met de actrice Henriette Tol het applaus in ontvangst te nemen. Later, in de foyer, zeg ik: „Ik weet zeker dat het: geen spel was. Je was ècht verlegen."
Hij bloost en lacht.
LIEN HEYTING