PZC/zaterdagkrant
hugo claus
VERDRIET DER BELGEN
Het is in ieder geval geen zoeken naar de kern van mezelf. Die interesseert me niet zo erg. Ik geloof niet dat ik zoveel verschil van andere mensen. Die tocht naar je innere, naar binnen toe, ach..." zegt Hugo Claus.
Het relativerende in zijn stem is bijna typerend voor de man en zijn omgeving. Claus is een vijftiger, in belde betekenissen van het Nederlandse woord. Een schrijver-dichter die rusteloos bezig is met verkenningen van anderen, zoals hij zelf zegt. Een grote produktie is het resultaat, maar dat is niet alleen literair. Claus is cineast. Hij regisseert ook, momenteel zelfs bij twee Nederlandse gezelschappen.
„Spiegeling", zegt hij, „meer dan dat is het niet. Ik ben dus tegenovergesteld aan iemand als Reve. Die graaft naar zijn eigenheid en zijn vezelheid en zo. Dat heb ik helemaal niet. Het maken staat bij mezelf in de weg. Ik schrijf geen poëzie om mezelf nog eens op die papiertjes te vinden, maar om iets te ontdekken. Het gaat mij niet om de zelfbevestiging. Als je op mijn leeftijd gekomen bent en je weet nog niet hoe je in elkaar zit wordt het ernstig". Deze maand staat Claus bij toneelgroep Centrum en in het Haarlemse theater De Toneelschuur centraal. Hij regisseert twee monologen. De een is een eigen bewerking van zijn vorig jaar uitgegeven novelle De Verzoeking met een onherkenbare Jacques Commandeur in de rol van een oude, voor haar omgeving voor dement gehouden non. Het tweede stuk is Claus' bewerking van het bijbelboek Het Hooglied, waarin Henriette Tol de tekst op een aparte, zeer erotische manier uitspreekt. Van het oorspronkelijke idee om de twee monologen op dezelfde avond het publiek voor te houden is afgestapt. Dat is enerzijds jammer omdat de intellectuele link die er tussen twee zulke verschillende voorstelling kan worden gelegd, niet meer lijfelijk wordt ervaren. Aan de andere kant is het een wijs besluit. Zowel een hooglied als De Verzoeking vergt veel van de theaterbezoeker. Een plotseling ruk van het hoofd als de vraag wordt gesteld of hij inderdaad in het verleden gezegd heeft dat hij het niet zo interessant vindt om van een roman een film te maken of van een novelle een toneelstuk. „Waarom zou ik het dan doen? Het enige dat ik niet interessant vind is bijvoorbeeld twee keer hetzelfde stuk regisseren. Dat doe ik niet. Of een vertaling van mij lezen. Dat is passief. Maar op basis van een bepaald gegeven het resultaat in een ander genre omzetten, dat vind ik wel spannend."
„Het is veel complexer. Je moet er je hoofd bijhouden. Al die illusies. Dat zijn allemaal dingen die je in het theater moet schrappen. Dat houdt de actie op. Ook mentale, chaotische actie, zelfs dat wordt opgehouden door verwijzingen die al te pedant literair-historisch zijn. Als je het boek hebt, kun het verhaal nog een keer lezen. Je kunt erover nadenken. Je kunt het 's anderendaags nog eens doen. Maar in het theater moet dat meteen zijn impact hebben. Ik heb al risico's genomen met deze tekst. Ik kan dat alleen beoordelen als er echt gespeeld gaat worden. Maar de bewerking van het theater vind ik wel spannend. Jij vindt het nog te lang? Ach, De Verzoeking is minder lang dan de proloog van Die Walküren van Wagner".
vlaanderen
Claus heeft Vlaanderen vaak opgeschud met felle agitatie tegen intolerant katholicisme. Hoe zit dat met De Verzoeking? Mechtild roept bij mij erbarmen op, een slachtoffer van haar omgeving. Of is zij juist meer dan haar omgeving door haar mystieke geloof?
Claus: „Ik vind Mechtild geen onmogelijke creatuur. Maar stel je voor dat je zestig jaar in een cel zit. Dan hou je daar toch wel het een en ander aan over. Ik had ook het verhaal van een verhaal van een gevangenis kunnen schrijven. Wat? Ja, als iemand die afzondering vrijwillig kiest, ja. We kunnen het er urenlang over hebben of de positie van Mechtild rechtvaardig is. Maar jullie calvinisten doen ook de malste dingen in de naam van het geloof."
Van Theater komen wij weer op de letteren. Wanneer verschijnt Claus' lang aangekondigde monumentale werk Het Verdriet van België? Zevenhonderd bladzijden zo gaat het verhaal. De schrijver: „Oh ja, 500 is ook wel goed. Maar het wordt wel herfst. Het boek schetst de ontwikkeling van een jongetje van elf in 1939, tot aan zijn puberteit, in 1946. Voor, tijdens en na de oorlog, in een provinciestadje. Dat is het. Het verhaal wordt doorkruist door familieleden, toestanden, elk met een eigen leventje. Het is interessant omdat het laat zien hoe iemand die eerst vrij ontvankelijk was, opgroeit in een gedeelte van de maatschappij met de nodige kneuzingen. Hij raakt vrij wreedaardig ingesteld op het laatst. Ik ben er
een beetje vaag over, omdat ik hier nog aan bezig ben. Alles wat ik ervoer zeg, klinkt vals. Het is tegelijkertijd dit, en daarnaast nog veel anders." „Het schetst tegelijkertijd een beeld van zijn omgeving. En dat is België. Namelijk een staat die niet bestaat. Die in elkaar is geflanst op een willekeurige manier. Waardoor mensen niet het gevoel hebben dat ze tot een gemeenschap behoren, dat ze zich Belgen voelen. Maar het is ook een uitdruking. Het Verdriet van België, dat is ...eh... de spijker... eh, nagel aan mijn doodkist." „Men heeft mij niet altijd vriendelijk bejegend" zegt Claus licht geraakt als ik opmerk of het de vraag is of hij de nagel aan de Vlaamse kist is. Als ik wijs op de Belgische flexibiliteit, het vermogen om beledigingen te vergeten, ook als ze over het katholicisme gaan, zegt hij : „Dat is waar, Maar het is een tolerantie die heel gauw leidt tot corruptie. Dat ligt vlak bij elkaar. Jullie hebben corruptie, maar niet zo verweven met de dagelijkse gedragingen. De Belg is van nature corrupt. Zijn blik is erdoor gekleurd. Hij is helemaal ingesteld op overleven, neemt graag een voorschot op zijn toekomst."
Lachend: „Wat dat betreft ben ik een echte Vlaming. Het enige is dat ik dat wantrouwen en die flexibiliteit articuleer. Dat ik er iets mee doe. Maar ik kan ervoor uitkomen ja."