Toneelgroep Centrum Nieuws

11e jaargang 6/7 februari/maart 1982

CENTRUM BEZET HAARLEM:

Begin februari: De Verzoeking/Een Hooglied

Eind februari: Het leven lach je toe!/Gekookt ei

Half maart: Escolette ai-ai-ai

Hugo Claus en de kramp in de Godsvrucht

Begin februari gaan Een Hooglied en De Verzoeking in de haarlemse Toneelschuur in première. Een Hooglied is de bewerking door Hugo Claus van het Hooglied van Salomo, een selectie overwachte erotische woestijnlyriek uit het Oude Testament. Het wordt gespeeld door Henriette Tol. Verder speelt Jacques Commandeur De Verzoeking, dat oorspronkelijk als prozawerk bij De Bezige Bij verscheen en door de auteur Hugo Claus voor het toneel bewerkt is......

De Verzoeking is de monoloog van een dikke oude blinde non die op een dag door haar medenonnen van bed gelicht wordt voor de viering van haar kloosterjubileum. Met haar zware zieke lijf is zij niet tegen het huldigingsritueel opgewassen. Als zij - beneveld door de huldigingswijn - de vader van haar doodgeboren kindje voor zich meent te zien, denken de feestgangers dat zij communiceert met de heiligen. Hieronder gaat Hugo Claus, die beide stukken ook regisseert, in op een aantal vragen van Carel Alphenaar.

Hoe ontstond het idee voor De Verzoeking?

Ik ben er een jaar of zeven geleden aan begonnen. Ik wilde een hoorspel schrijven dat te maken had met de kostschool waar ik van mijn achttiende maand tot mijn elfde jaar op heb gezeten. Ik het daar mijn primaire indrukken opgedaan en ik heb er met moeite leren lopen. Tussen de nonnen heb ik mijn emotionele verbeeldingswereld ontwikkeld. Toen ik zo'n negentien jaar oud was moest ik daar iets aan doen. Ik het toen naar het voorbeeld an de surrealisten, systematisch nonnen lastig gevallen op straat. Simon Vinkenoog nam daar bij gelegenheid foto's van.

Wilde je met dat hoorspel het roomse geloof van je afschrijven?

Nee. En het is ook geen hoorspel

geworden maar een novelle, die zich niet keert tegen de godsdienstigheid maar die een graad van medelijden laat zien met de mensen die verstrikt zitten in dat godsbesef. De non in De Verzoeking beleeft dat op mystiek-erotische wijze en dat is uiterst pijnlijk — in beide betekenissen van het woord. Het lichamelijke speelt een grote rol in de katholieke mystiek. Mijn non beleeft die extase niet in de herinnering maar in het héden. Ze begint meteen al zeer verhevigd over haar bruidegom.

Ze leeft bijna in permanente staat van mysticisme. Door haar kwalen is ze aan haar cel :gekluisterd en dat roept ook nog eens een middeleeuwse situatie op waar men de mystiek in de afzondering van een cel, vaak ook nog ingemetseld, beleefde. De poezie van de middeleeuwse mystiek komt voor mij dichtbij het allermooiste. Daar heb ik met mijn eigen povere middelen een equivalent voor willen maken.

Heel anders dan jouw Mariken van Nimwegen...

Dat was mijn bewerking van een abel spel. Louter heiligschennend bedoeld. Pure agressie. In De Verzoeking gaat het om de vermenging van enerzijds erotiek en bekommernis met excrementen en anderzijds het verwijlen op de ijlste alpentoppen — als zij ijlt. Zij beleeft alles bij flarden. Het is de weergave van een versplinterd gemoed. Extase is alleen maar te bereiken via flarden. Bij zo'n onderwerp telt meer dan ooit dat het alleen maar het ogenblik is dat telt en dat ogenblik is bijna onvatbaar. Bij De Verzoeking moeten we niet drijven op de ontwikkeling van het verhaaltje, De suspense moet komen van ieder ogenblik afzonderlijk - daar moeten de contrasten gemaakt worden...

...door Jacques Commandeur als oude dikke blinde non.

Ik ben opgetogen dat ik hem heb. Voor zover ik de nederlandse acteurs kan overzien weet ik er geen die daar zoveel binding mee heeft. Nu zijn er meer acteurs met een katholieke achtergrond maar Jacques is ook in staat een verheviging van gevoelens te laten zien die je voor uitgestorven houdt. In een tijd waarin relativering en afstand houden triomfen opleveren, gaat Jacques met beide voeten in de hysterie staan, zonder hysterisch te doen, uiteraard,

Jacques is zelf met het idee gekomen. Toen hij me toestemming vroeg het te spelen, dacht ik na drie seconden van verbijstering: ja. Het is een winstpunt. En Jacques heeft — zoals alle grote acteurs— zowel mannelijke als vrouwelijke oprispingen. Die zijn uitmuntend te transformeren tot kunst.

Hoe kwam je op Salomo's Hooglied?

Ik had een bepaalde verhouding met het Hooglied. Het is een bruiloftslied uit de woestijn door zes dichters en een groot aantal rabbi's door elkaar gegooid. Het blijven aan elkaar geplakte stukjes Bijbel. Het is een lied zonder structuur. Ik had er een letterlijke vertaling uit het hebreeuws in het frans van gelezen die me trof omdat hij anders was dan de andere vertalingen

(bij foto: Henriette Tol in Een Hooglied)

die ik kende en waarin men de syntaxis (de rangschikking van de woorden in de zin, Red.) had aangepast aan de moderne regels van de desbetreffende taal. Die letterlijke vertaling had iets abrupts en raadselachtigs. Daar wilde ik iets mee doen.

Toen een radiopastoor van de KRO vertelde dat De Verzoeking hem aan het Hooglied deed denken (waaruit ik trouwens een drietal zinnen in De Verzoeking opgenomen had) dacht ik dat het mooi zou zijn een spektakel te maken gebaseerd op twee vormen van extase: de lichamelijke extase van het Hooglied — door de historie gelieerd aan de godsdienst — en de mystieke extase van De Verzoeking die ook in lichamelijke vormen wortelt.

Voer voor theologen?

Breng de lezers van je blad niet op de gedachte dat men zich op onwereldlijke gebieden begeeft — waar de gewone mens geen vat op krijgt. Ik zou alleen willen dat de toeschouwer ongemakkelijk wordt van zoveel kramp in de godsvrucht.

Acht je het Hooglied geschikt voor een dramatische verheviging? Ja, als je op zoek gaat naar het innerlijke pathos. Het zal niet gaan met de versleten vormen van de retorische geëxalteerdheid zoals in de kwalijke tijden van de Romantiek.

Maar door te relativeren (inclusief vreselijk intelligente knipogen naar de recensenten) kun je ook geen passie uitdrukken. Daarom zijn we altijd bang dat we op de echtste momenten van ons leven onecht zijn. Voor die innerlijke retoriek moet je iets aanboren bij de actrice (Henriette Tol) waarvoor geen modellen bestaan. Het is een gerne van spelen dat in onbruik is geraakt omdat men teveel bezig is met zichzelf te zijn. Zichzelf zijn doe je maar thuis. Zichzelf zijn is niet interessant als er niet een heleboel bij komt.

Zichzelf zijn is de basis van 't werk van bij voorbeeld het Werkteater.

Het Werkteater, dat ik bijzonder bewonder, stimuleert mij niet. Het brengt me niet buiten mijzelf, iets wat ik eis van een groot kunstenaar. Ik bewonder ten zeerste Elsschot en Tsjechof maar mijn emotionele bronnen worden er niet door aangeboord zoals wel door Racine en Shakespeare. Daar verlaat ik het plan van de zogezegde menselijkheid. Het begint voor mij als menselijkheid in conflict komt met de grote onbekende of als de grootste gemene deler vernietigd

wordt door de drie elementen: poëzie, liefde en revolte.

Wat trekt je aan in werken voor het toneel?

Het haalt mij weg uit het solitair, masturbatoir kloosterbestaan van het schrijven van proza en poëzie. Bovendien vind ik het interessant om het effect van wat je doet onmiddellijk te ondergaan.

Wat dat betreft is Victor Hugo mijn model. Een homme de lettres moet naast romans ook gedichten en toneelstukken schrijven.

En niet jezelf zijn?

Victor Hugo, hoor je, geen Ego. Mijn schrijven is geen graven naar mijn eigen identiteit. Hoogstens zal ik mijn ego tegenkomen in de vormen die ik hanteer.

Mijn ego is niet zoveel anders dan: dat van andere mensen en overigens bevries ik bij de gedachte dat ik mijn eigen ego zou tegenkomen. Vandaar mijn hunkering naar civilisaties waar het ego niet zo centraal staat. Bij de Chinezen is het onbeschoft te verwijzen naar jezelf. Het grootste compliment dat een schilder er kan krijgen is de opmerking dat zijn schilderij als twee druppels water lijkt op het werk van een meester uit de vorige eeuw.