Advanced Search found 3 item(s) featuring "Felix Rutten"
1925-02-23 TOONEEL IN VLAANDEREN (Karel Van de Woestijne)
- . . . mij trouwens, dat alleen op deze wijze de geest der sproke, naar katholieken zin, kan bewaard. Elke dramatizeering er van ( Maeterlinck , Felix Rutten , Teirlinck ) bracht ons een afwijking, want een dramatische kern omsluit de sproke zelf niet. Alleen is ze een schitterende aanleiding. Het . . .
1926 Herman Teirlinck: "Ik dien" (Lode Monteyne)
- . . . niet in de bedoeling van den schrijver van deze aloude sproke een tooneelmatige bewerking te geven, zooals vóór hem reeds de Limburgsche dichter Rutten en de Fransch-Belgische auteur, Maurice Maeterlinck , hadden gedaan. Toch kan het kiezen van een middeleeuwsch gewrocht als uitgangspunt niet toe te schrijven . . .
1926 Felix Rutten: "Beatrijs" (Lode Monteyne)
- . . . Felix Rutten BEATRIJS Felix Rutten , de Roomsch-Katholieke schrijver uit Hollandsen Limburg, heeft in Beatrijs, dat hij een mysteriespel in vier tafereelen . . .
- . . . Felix Rutten BEATRIJS Felix Rutten , de Roomsch-Katholieke schrijver uit Hollandsen Limburg, heeft in Beatrijs, dat hij een mysteriespel in vier tafereelen heet, op zijn beurt een bewerking geleverd . . .
- . . . nun» (The Pageant) en het Hoogduitsch (door Else Berg ). Van meer belang, waar het de vergelijking geldt met het Beatrijs-drama van Felix Rutten , zijn de meer literaire bewerkingen der sproke door den Nederlandschen dichter P. C. Boutens en den Fransch-Belgischen schrijver Maurice . . .
- . . . de psychologische ondergrond van het verhaal en de mystische atmosfeer, welke als een waas de daden der handelende menschen omnevelt. In een klooster ( Rutten heet het Vrouwenperk, en Maeterlinck situeert het nabij Leuven) leeft de vrome en om haar deugd geroemde zuster Beatrijs als kosteres. Zij . . .
- . . . doch lang niet zoo direct treffend en «suverlike» als in het oorspronkelijke is de bede door Beatrijs gestort in het eerste tafereel van Rutten 's mysteriespel -- Het noodlot drijft de non tot de min: zij moet de wereld dienen en in zware zonden ten val komen ! -- . . .
- . . . een wel-omschreven moraal gebaseerde en langs een strak-spannende wijsgeerige lijn zich bewegende Beatrijs-legende afgevoerd ! Het is natuurlijk dat een geloovig dichter, zooals Felix Rutten , heel wat meer kans heeft om het wezen van de middeleeuwsche sproke te eerbiedigen. Doch het religieus voelen van den modernen mensch verschilt . . .
- . . . Guido Gezelle kon zijn theologie vergeten toen hij stond tegenover de natuur, die hem de veropenbaring bleek van Gods verscheidenheid in het oneindige. Felix Rutten 's fantasie wordt in toom gehouden door zijn dogmatiek. Hij voelt streng religieus, doch het deel der onbewustheid in dit besef is nietig, wanneer . . .
- . . . en vaardigheid en veel meer aan het simpele wezen van den dichter zelf. * * * Het gaat niet op het drama van Felix Rutten te vergelijken met het poëma van Boutens . De tooneelschrijver moet aan heel andere eischen voldoen dan de dichter ! Trouw volgde . . .
- . . . --ontsproot heelemaal aan de fantasie van den dichter, vermits in de oorspronkelijke legende, de minnaar heengaat wijl gebrek voor de deur staat. Bij Rutten is Valentijn niets meer dan een wufte ridder, en, bovendien, een tamelijk bleeke en erg conventioneel geteekende figuur. Een verleider naar oude schablonen ! . . .
- . . . vers te modern, én door rhythme én bijwijlen door preciositeit van woordkeus. Ten slotte mogen we ons wel afvragen, of onze waardeering voor Rutten 's spel niet grooter, en vooral, niet onbevangener zijn zou, indien het niet was de bewerking van een weergaloos meesterwerk. * * * «In deze . . .
- . . . wil. Zij ondergaat het fatale der liefde -- net als in het oorspronkelijke poëma. De menschelijke zijde der middeleeuwsche figuur wordt ook in Rutten 's werk goed belicht. Doch de vroomheid van zijn beeld is zwakker en van een andere essentie dan die van de echt-middeleeuwsche Beatrijs. Toch ontbreekt . . .
- . . . wij ze bij de lezing dezer versregels : «Hem dochte, daer si voer hem stout, dat die dach verklaerde.» Het liefdeduo, dat Rutten schreef, treft niet zoo zeer. Valentijn de ridder moet Beatrijs' aarzelingen nog overwinnen. Is dit het weifelen niet van den modernen mensch, die bewust . . .
- . . . wonder voltrekt zich buiten de akteerende personen om en dringt ook niet door tot de innigheid van toeschouwer of lezer ! Wat in Rutten 's drama schier onvoorwaardelijke bewondering afdwingt is de taal, die klankrijkdom paart aan sterkte van plastische beelding. . . .