Archief Etcetera


Bij open doek



CARLOS TINDEMANS

Bij open doek

En nu is er dus dat tijdschrift... Bij uitstapjes naar het buitenland krijg ik vaak het verzoek even een oordeel te geven over het theater in dit, mijn land. Waarover dan zwijgen, waarover wat zeggen ? De partijpolitieke intriges ? De sektegeest? De bloedeloosheid van nooit volkomen slagen en zelden helemaal mislukken? Het gebrek aan verantwoording van het vak, van een houding tegenover het theater in deze tijden ? Of ontroerd doen over enkelingen die het allemaal achter zich laten, die ongebaande paden inslaan, die uitdagen en tarten, met of ook zonder perspectief? Is het isolement gezonder dan de structuur ? Is slopen beter dan bouwen ? Is nadenken zonder tot daden te komen beter dan doen wat eigenlijk niet mag? Is schrijven over theater, toch de opdracht van een tijdschrift, reeds per se een meer constructieve inspanning dan het sudderen in de veilige carrière? Er moet enige reden bestaan waarom een tijdschrift over theater in Vlaanderen thans noodzakelijk is. Omdat er geen is en er nu een komt ? Dat volstaat me niet. Ik kan een waslijst opdreunen van pogingen in het verleden om als theaterperiodiek enige begeleiding van het actieve theater vorm te geven. Ze gingen alle aan hun dorps- of clangeest ten onder. Doorgaans terecht, een enkele keer met bittere spijt. Dat wil ik liever voorkomen. Dan is het wellicht niet overbodig nu reeds een cirkel te tekenen waarbinnen een taakstelling zinvol kan worden.

De receptie van theater bestaat bij ons bij de gratie van de vele gelegenheidsberichtgevers. Kranten pitsen voortdurend de beschikbare ruimte weg; de echo dwingt zichzelf tot nippen en mondjesmaat. Dit tijdschrift kan een leerschool voor kritisch bewustzijn worden, weg van het recensiewezen, die gestolde humeurigheid van het ene moment. Vanuit de freudiaanse schouwburgholte komt de betere toeschouwer al vanzelf tot weerstand en weerzin. Dat hoeft niet overgedaan. Een tijdschrift kan beter wat trachten te doen aan de huiveringwekkende niveauloosheid van het theater zelf. Het kan niet begonnen zijn om gezelschappen, om acteurs of regisseurs. Die kunnen bij gelegenheid best hun eigen aandacht afdwingen, ook vanuit de kritiek, om bijzondere redenen. Het blijft me wel om het publiek gaan. Met name ken ik dat ook niet. Het blijft gokken; het is een denkbeeldig, een verlangd publiek. Critici zijn geen mislukte acteurs. Het zijn toeschouwers en die schrijven over wat ze in het theater overkomt. Niet wat ze listig of hardleers langs de garderobe smokkelen, wat ze al vooraf verwachten, wat ze al waarderen en koesteren. Dat keilen ze niet zondermeer buiten, maar ze gaan wel af op openbaring, op schok en verrassing, op erkenning, op de botsing tussen wat ze zijn of hebben en wat ze op deze theaterplek op dit moment met deze aanleiding via wie op welke wijze bereikt. Het gaat de kritiek veeleer om het nog niet ingeslibde, het nog niet vertrouwde, het nieuwe want andere, het noodzakelijk telkens andere. Hoe nieuw en hoe anders? Waarin nieuw en anders? Met welke consequenties nieuw en anders ?

In het theater (maar niet daar alleen) treft je helaas de eindeloze herhaling van het bekende; critici interesseert enkel nog de dwingende noodzaak, de afwijking van de norm. Geen verslagboek van het voorbije, geen reportage van wat vooraf al verschaald is. De stilistische hinderlaag is spannender dan de thematische loopgraaf. Niet informatie over de wereld staat voorop, maar de manier waarop het theater deze informatie aanbiedt, hoe wij erachterkomen, wat ze ons doet door de eigen manier van aanbieden. Critici weten beslist niet hoe theater in deze tijden het best gemaakt wordt. Dat is hun vak met en evenmin hun opdracht. Zij kunnen het alvast niet beter dan wie dat thans probeert. Maar hun zelfgestelde opdracht bestaat erin erover na te denken of wat er gemaakt wordt, voldoende goed-in-zichzelf is en tegelijk voor het publiek. Beschrijven wat er gebeurt, ontleden wat er bedoeld wordt, met welke middelen wat nuttig kon worden, afwijzen wat overbodig of vals uitvalt. Je kan evenzeer over subsidie of over opleiding schrijven. Alleen heeft dat voor mij op deze plaats geen voorrang. Ik heb geen behoefte aan een lange rit doorheen het volledig Vlaamse theaterlandschap. Telegramberichten over het gebeuren in de provincie en de vele hoofdstadjes lust ik niet. Selectie is onontkoombaar. Op basis van criteria. Een voorstelling moet al in zichzelf professioneel behoorlijk zijn, wil ze als aanzet tot kritische analyse in aanmerking komen.

Het is me om analyse begonnen. Kritiek dient inzicht te verschaffen in een wijze van kijken naar theater. Daarin steekt zeker een pedagogische opdracht, en dat is geen vies woord in dit theateranalfabetische land. Het is niet om wijsneuzige uitspraken begonnen. Het gaat om het aanwijzen van wat voor samenspel tussen tekst en theater gedemonstreerd wordt; het gaat om relaties tussen personages, om structuren van beweging, om intenties van scenografie, om het vinden van interpretatieconcepten. Kritiek mag nooit drammerig worden, niet vanuit de geestdrift en niet vanuit de afkeer. Doorlopend dient een zienswijze, een wijze van zien voorop te staan. Onverbiddelijk maar met een logica die tot inzicht wordt gebracht, niet vanuit een smaakvooroordeel. Geen betweten, geen natrappen. Liever één uitvoerige, omstandige, gedetailleerde analyse (en dan nog door minstens twee bijdragers om een spectrum van argumenten en attitudes beschikbaar te stellen) dan een pèle-mêle van geografische produkties en kritische principes. Dergelijke kritiek beoordeelt dan ook minder, kent niet punten toe, distribueert geen willekeurige waarde. Ze analyseert, haalt de systemen uit elkaar, zoekt de vormwil achter de mediumcode, confronteert wat gewild werd door de producenten met wat bereikt werd bij de toeschouwers. De criticus als toeschouwer die uit is op de analyse van de middelen van theater. Niet didactisch dus, wel pedagogisch. Niet met de vinger wijzen, niet afblokken, niet beperken, maar aantonen, verwijzen, opleiden.

Dergelijk tijdschrift zie ik graag als de barometer van een bereikt niveau. Het registreert niet zondermeer wat er is maar kijkt vooruit naar wat mentaal en artistiek haalbaar is. Bij gelegenheid spreekbuis, altijd toch megafoon, principieel forum van waarop het conventionele, het stereotiepe, het uitgesletene evenzeer als het would-be-progressieve, het modieus-nabootsende wordt weggeduimd. Creatieve impulsen steunen en bevorderen waar nodig en mogelijk, onverantwoorde ambitie temperen. Niet zwelgen in de pseudo-lyriek van wat er aan buitenlandse voorstellingen toch zo goed is. De behoefte is groter aan een analyse van wat in onze eigen theaterprodukties keer op keer verkeerd loopt en vooral waarom. Argumenteren, het hoofd koel houden, geen zelfverhitting om wat elders reeds werd bereikt. Voortdurend onderkoelde dissectie van het blijkbaar bij ons nog steeds niet bereikbare. Het is volstrekt onvoldoende een produktie af te wijzen; wat voorrang verdient, is het optekenen van de redenen. Het Vlaamse theater moet met de billen bloot...

Volledig artikel als PDF

Auteur Carlos Tindemans

Publicatie Etcetera, 1983-01, jaargang 1, nummer 1, p. 15

Trefwoorden tijdschriftanalysebereiktvoorrangzondermeerkritieknietopdracht

Namen VlaamseVlaanderen


Development and design by LETTERWERK