GOETHE
ONDANKS GOETHE
Clavigo (
In de recente ensceneringen van Jan Decorte (
Een afrekening
Wie
Met
Lezen we aan deze feiten de positie van de hofdichter af, dan betekent dit dat hij een dienaar, om niet te zeggen een bediende geworden is, de talentrijke ghostwriter voor een anoniem wordende macht die liever in daden dan in woorden spreekt. Krans en degen vallen niet meer samen binnen de magische kring. Hoe problematisch het historisch verbond van hof en klassieke revival wel geworden was, kan ook Goethe, die zelf in de wereldliteratuur om en bij de laatste der hofdichters is geweest, vast niet ontgaan zijn. Wie dus over
Maar er is meer. Goethe is namelijk zelf de eerste geweest om het schijnbaar monolithisch karakter van zijn tekst te ondergraven. Oorspronkelijk als proza-ontwerp opgezet, rijpte het werk eerst tijdens het verblijf in
gelauwerde dichter van de
Bijna een eeuwigheid later, in 1823 na het débâcle in
Lege hulzen
Voorgaande schets moge dan al bewust partijdig lijken, zij werd niet zonder voorkennis geschreven van de controversen die naar aanleiding van bekende ensceneringen (
Maar wat wanneer een regisseur beslist elk voorlopig compromis met het medium achter zich te laten en niet meer via partiële identificaties probeert een standpunt af te dwingen, maar er op aanstuurt de dichter in zijn tekst te treffen - en de acteur in zijn lichaam, om beide op die manier te ontmantelen? Dan ga je de weg op van een radicaal understatement, waarbij de personages zichzelf a.h.w. commentariëren en hun tekst als lege hulsen op de scène achterlaten. Een demonstratie dus, een anatomische les, compleet met snijmes en doceerstokje. Daartoe moet je dan wel letterlijk te werk gaan, vergroten of verkleinen al naar gelang, oog of oor kwetsen, de waarneming uiteennemen.
Tasso's pathetisch "an diesen Marmorwänden" wordt dan een neerdrukkend hoge geometrie die van bij het opgaan van het doek - een voor deze gelegenheid bovengehaald 'echt' toneelscherm dat zwaar gedrapeerde gordijnen toont - het scènebeeld beheerst. Reeds voor de tuinscène vervult dit niet eindigend marmer een eigenaardige contrastfunctie. Want plaats daarin een in vormloos geel beschilderde achterwand en laat voor dit noodpaneel de twee Leonores in shorts en met net iets te fel door de zon gevlekte armen en benen als "recht beglückte
Meteen is de artificiële sfeer geëvoceerd, waarbinnen deze personages voor de duur van het stuk zullen evolueren, met voorzichtig gehanteerde replieken die (althans bij de première was dit zo) de limiet van de hoorbaarheid benaderen en een irriterend scherp toeluisteren afdwingen. Om wat te vernemen? Confrontaties? Nauwelijks. Gevoelens? Jawel! Maar gevoelens die hun substraat in een persoon hebben prijsgegeven en enkel nog leven bij genade van een onderkoelde lyrische commentaar. Tot taal gestremde opwellingen, discursus reservatus. Je verwacht ieder ogenblik het uitvallen van deze sonore aarzelingen, was er niet het personage Tasso, dat door zijn natuurlijke onstuimigheid de beweging op gang houdt.
Maar ook Tasso kan in deze schijn-confrontaties slechts aan de oppervlakte bestaan.
Wat er ook van zij, naar het einde toe verdwijnt hij wel degelijk in zijn eigen schepping, ziet hij zichzelf in de rol van kruisvaarder
Maar dit is niet het eindpunt: ook Goethe is uit deze losgeweekte huid verdwenen. Wat overblijft, is een lege omslag, een kadaver, een tekstlijk. Een lijk verwijst naar niets meer binnenin, het is slechts wat overschiet nadat een zindragende structuur opgehouden heeft te bestaan. Maar zo'n afwezigheid kan beklemmend werken. Verklaart dit bij het publiek, ondanks aanvankelijke prille lachjes, de weldra invallende stilte, een soort huiverige aandacht die heerst bij de uitvaart van iets wat iets geweest is? Of groeide, naarmate de voorstelling vorderde, het gevoel van eentonigheid, de onvermijdelijke herhalingsdwang? Alleszins heeft die de regisseur in de inspiratlieloze scène in Tasso's kamer met haar al te goedkope déjà vu-effecten duidelijk parten gespeeld. Niet verenigbaar met het ontwikkelde concept lijkt mij verder het voorspel met het gedicht
Tot besluit: wie in deze cerebrale oefeningen in meta-communicatie nog de stem van levende personages hoopt te vernemen, komt bedrogen uit. Wat de toeschouwer voor de echo van een stervende hartslag wil houden, is nog slechts het gezoem van een - overigens goed lopende - machine die voor de laatste maal draait, omdat het bedrijf weldra in faling gaat. Staan we hier dus voor een afrekening? En zo ja, met wat dan? Met een tekst die straks tweehonderd jaar oud is? Met een bestel dat zichzelf uitgehold heeft? Met een stuk overjaars geworden acteertraditie? Het zijn vragen die hier moeten gesteld worden, en niet alleen omdat één van de betrokkenen toevallig Goethe heet.
Ludo
Auteur Ludo Verbeeck
Publicatie Etcetera, 1983-03, jaargang 1, nummer 2, p.6-7
Trefwoorden tasso • goethe • torquato • goethes • clavigo • dichter • qual • seiner
Namen ARCA-NET • Antonio • Armida • Bochum • Brecht • Bremen • Clavigo bij Arca • Die Maske • Duitse • Ernst Wendt • Gerusalemme Liberata • Gott • Grieken • Herman Sorgeloos • Italië • Jan Decortes Tasso • Karlsbad • Klaus Peymann • Luc Monsaert • München • Paard • Peter Stein • Pro-metheus • Racine • Rinaldo • Schäferinnen • Tasso bij Het Trojaanse • Torquato Tasso • Trilogie der Leidenschaft • Ulrike von Levetzow • Verbeeck • Wei-marse • Weimar • Wir winden Kränze • jonge Goethe
Development and design by LETTERWERK