Archief Etcetera


KRONIEK



GELEZEN

Kritiek krijgt het Ballet van Vlaanderen de jongste jaren in toenemende mate uit avante-gardekrin-gen, Het gezelschap zou verstard zijn, niet mee met de eigen tijd. Jeanne Brabants is het daar gloedvol mee oneens.

"In onze jonge tijd waren er redenen om je tegen de bestaande situaties af te zetten. De dansers hadden zich te schikken in vastgeroeste akademische patronen, altijd dezelfde 24 zwanen als decor voor een pas-de-deux... Maar tegenwoordig zijn de vooruitstrevende, moderne koreografen juist aan het werk in de grote, 'gevestigde' gezelschappen.

Ik volg het eigentijdse gebeuren op de voet. Veel van wat er onlangs op het Klapstuk in Leuven te gast was, heb ik al jaren geleden gezien. En die invloeden werken door. Een van onze jonge koreografen is een stage gaan volgen bij Merce Cunningham. Wij zijn een open gezelschap, een andere optie dan het Ballet van de XXste Eeuw, dat sterk gekonce ntreerd is op één man: Béjart Maar wij hebben wel dansers, professioneel gevormd, en die willen dansen. De avant-garde is meer met bewegingsteater bezig, denk ik, dan met dans.

Het is normaal dat jongeren zich afzetten tegen wat ze aantreffen. Ik heb de indruk dat hun ongenoegen minder de moderne dans geldt, dan het moderne leven in zijn geheel. Men kan dans gebruiken om dat uit te drukken, om een zeker sociaal engagement gestalte te geven. Maar men moet verdraagzaam blijven, en niet iedereen verketteren die de andere mogelijkheden benut.

Met wat je op het Klapstuk gezien hebt, kan ik mijn publiek niet houden. Ik zeg dat niet zomaar: we proberen geregeld nieuwigheden, en zien de reakties. In elk programma zit trouwens een koreografïe die de toeschouwers aan het denken wil zetten. Maar daar mag het niet bij blijven. De meeste mensen die een hele dag gewerkt hebben, willen 's avonds geen nieuwe problemen op hun bord krijgen. Men mag het belang van goed entertainment niet onderschatten. Wat men ook zegt, dat blijft een opdracht voor het teater. De mensen aan het lachen brengen is een grote kunst."

(Jeanne Brabants in gesprek met Jan Van Hove, "Dansen is een groot geluk", in De Standaard, 12 december

"Toch is zo'n bioskoop-revival als Decascoop een verheugend verschijnsel, zelfs vanuit teateroptiek. Een bewijs dat vrijetijdsbesteding een sociale dimensie heeft, die televisie niet bieden kan, die bioskoop wel biedt, die teater ook en nog veel meer biedt. Wanneer het teater van een betere artistieke kwaliteit zou zijn dan het nu maar al te dikwijls is - hoeveel echt teater valt er in een stad lijk Gent te beleven? - wanneer het soepeler georganizeerd zou zijn - het dekreet is in dat opzicht een knellend korset -, zou het heel leefbaar blijken te zijn, want het bezit een troef die film en televisie niet bezitten en die een zelfs niet door de techniek te vervangen artistiek gegeven blijft: de lijfelijke aanwezigheid van een akteur of een aktrice die het fluïdum van een personage op onweerstaanbare wijze voor de toeschouwer voelbaar maakt. Daarom wachten wij met steeds groter wordend ongeduld op nieuw groot akteursteater dat aan de akteur teruggeeft wat een soms al te opdringerig regieteater hem ontnomen heeft: zijn akteertalent!*' (uit het Redactioneel van Teater-bulletin, jg. 15, nr. 2)

"Een voorstelling staat of valt met aan- of afwezigheid van het publiek. Nochtans heb ik bij voorstellingen die ik hier als vernieuwend, boeiend en interessant beschreven heb, vele toeschouwers de zaal zien verlaten. ïs dit nieuwe teater dan onvoldoende kommunikatief? Nee. Ik durf hier voor de meeste gevallen de toeschouwer als oorzaak van de mislukte kommunikatie aanwijzen.

De kommunikatiesignalen van het traditionele teater worden moeiteloos gekodeerd omdat iedereen ze kent. Postmodernisme verzet zich hiertegen in dubbel opzicht: deels tegen de kodes zelf, deels tegen het moeiteloze begrijpen ervan. Teater-makers willen de passieve toeschouwer vandaag aan het werk zetten om zo de kommunikatie te versterken. Niet iederen is een goed regisseur of akteur, niet iedereen ook is een goed toeschouwer. Vreemde of onbegrepen kodes kunnen niet gedekodeerd worden. Door onbegrip en/of onwil sluit de toeschouwer zichzelf uit dit kom-munikatieve gebeuren." (Greet Pluymers, "Het teater in Vlaanderen na het optrekken van de mist", in Kuituurleven, jg. 50, nr. 10, december 1983)

"Het verrast telkens opnieuw, wat Jan Matterne met amateurs weet te bereiken op het punt van natuurlijkheid en ongedwongenheid in de zegging. Het gaat zelfs verder dan dat. Sommige van zijn akteurs of aktrices beschikken over een vakmanschap dat menige broeder of zuster uit het beroepsmilieu hen mag benijden. Wat bijvoorbeeld Bea Du-chateau (in de rol van Judith Clasters) op het meest aangrijpende moment - de bekentenis - presteert zouden niet veel professionelen haar nadoen. Als men het algemene niveau van deze "Met voorbedachten rade" vergelijkt met, laten we zeggen, het Conscience-feuilleton, dan krijgt men de indruk dat er iets grondig fout is of met de opleiding van akteurs, of met de aanpak van regisseurs, of met de algemeen geldende opvattingen over wat een natuurlijke toon is; of wellicht met al deze elementen tegelijk.

Bij de amateurs met wie Matterne werkt kan er hier en daar natuurlijk ook wel eens een valse toon zitten, maar de algemene impressie is er toch een van spontaneïteit: zo praten en handelen mensen in hun dagelijks bestaan. En wat méér is: doorgaans zijn het herkenbare individuen» waarvan men de karaktereigenschappen kan aflezen uit hun manier van zijn. Bij beroepsakteurs zijn toon en gedragingen vaak niets dan een professionele imitatie van natuurlijkheid, in plaats van het ding zelf. Als amateurs de professionelen tot voorbeeld worden, mag men van de professionelen wellicht een poging vragen om amateurs te worden." (W. Courteaux, "Dwarskijker", over *Met voorbedachten rade' (BRT-t.v., 16 en 23 januari) in Humo, 2 februari

JDR


Development and design by LETTERWERK