Archief Etcetera


DE MUNTSCHAUBUHNE IN Cosi fan Tutte



DE MUNTSCHAUBUHNE IN

Cosi fan Tutte

ALTIJD WACHT HET WITTE HUISJE

Luc Bondy en het recitatief

Bondy heeft bijzonder veel werk gemaakt van de recitatieven. Normaal zijn dat spetterende teksten die, gesteund door een paar narden akkoorden aan het clave-cimbel, vooruitroetsjen. Bondy is daar niet tevreden mee, en men begrijpt waarom. We raken hier een zeer algemeen probleem. In de laatste vijftien jaar is het behandelen van de tijd, van de stilte, één van de belangrijkste bekommernissen geweest van regisseurs met een hedendaagse sensibiliteit (in Vlaanderen heeft Verwanten van Peyskens hiervan een boeiend voorbeeld opgeleverd). Maar bij de opera ligt de organisatie van de tijd vast, wat steeds een belemmering is, want deze tijd hangt samen met de sensibiliteit van andere periodes. Bij Mozart is het mogelijk om in het recitatief de moderne manier van toneelkijken tot zijn recht te laten komen. Dat heeft Bondy, en bij mijn weten is dat nog nooit eerder gebeurd, op een prachtige manier gedaan. Plots zít een operaopvoering vol prangende stiltes, eindelijk is ook de afwezigheid van noten een deel van het akoestisch object. Op dit punt heeft dirigent en begeleider John Pritchard prachtig met Bondy meegewerkt. "Men kan," zegt Bondy, "veel momenten van stilte vinden. Deze momenten laten toe dat het publiek zoekt, vindt, nadenkt. Het is fantastisch wat men allemaal met de recitatieven kan aanvangen. Ik ben er zelf onderste boven van. Als ik dít nog eens doe, wil ik op dit punt voortwerken, men kan nog dieper aan tekstanalyse doen. Ik heb bij deze regie een werkwijze gevonden, maar dít kan niet het einde van deze ontdekking zijn."



Luc Bondy en acteurs

"Operazangers beschikken over een grote gave, de muzikale expressie, en een regisseur moet ze van alles vrij maken, zodat niets in de weg van die muzikale expressie staat. Vaak ziet men in de opera dat de zangers allerlei kleine dingetjes doen, omdat ze te veel trachten te spelen; ze trachten grote acteurs te zijn. Men moet wel echt spelen in de opera, maar het moet eenvoudig blijven. De regisseur moet ze dingen aangeven die niet anekdotisch zijn, en die de subtekst, de onbewuste dimensie van een opera, duidelijk maken. De zanger mag nooit een uitbeelder van de muziek worden. Hij mag niet dansen: men ziet bij Mozamopvoeringen vaak die pleonasmen tussen lichaam en muziek. Dat haat ik. Ik tracht een soort van speelwijze te vinden die niet tot het kleine naturalisme behoort.

"Daarbij moet er ook speelruimte open blijven, zodat het spektakel kan evolueren. Ik hou niet van claustrofobische opvoeringen. Er moet altijd een veld van improvisatie zijn. Anders verliest het zijn magie."



LUC BONDY

Luc Bondy werd geboren te Zürich en week uit naar Frankrijk in 1960. Hij studeerde aan de Ecole Jacques Le Coq en de Université Internationale du Théâtre. Rond 1970 vertrok hij naar Duitsland waar hij sindsdien meer dan 30 opera- en toneelwerken heeft geregisseerd, waaronder: 1970: De Dwaas en de Non van S.I. Wit-kiewicz, Göttingen. Leonce und Lena van G. Büchner, Düsseldorf. 1973: As you like it van Shakespeare, Wüppertal. Stella van Goethe, Darmstadt. 1974 : De Zee van Edward Bond, München. Glaube, Liebe, Hoffnung van O. von Horvath, Frankfurt en Hamburg.

De bruiloft van de Paus van Edward Bond, Frankfurt. La Surprise de l'Amour van Marivaux. On ne badine pas avec l'Amour van Musset, Berlijn (Schaubühne). 1977 : Spoken van Ibsen. Lulu van Alban Berg, Hamburgische Staatsoper. 1980 : Macbeth van Shakespeare, Keulen.

1982 : Kalldewey, farce van Botho Strauss, Berlijn (Schaubühne). Am Ziel van Thomas Bernhard, Keulen. Wozzeck van Alban Berg, Hamburg. 1982: Film: La Mortification (35 mm, langspeelfilm).

1983 : Zomer van Edward Bond, München (Kammerspiele). 1984: Terre Etrangère, Nanterre.

Luc Bondy en Mozart, Strauss, Verdi, enz.

Zal u nog andere opera's regisseren?

Zeker, maar ze moeten van Mozart zijn. Ik kan niet zo maar een werk benaderen. Ik moet weten welk thema er in steekt. Neem b.v. Verdi. Dat zijn prachtige opera's, maar ik weet niet wat ik er mee moet aanvangen. Ik hou van Simone Boccanegra, maar ik weet niet hoe ik dat op de scène zou brengen. Daarom blijf ik bij Mozart: ik wil zeker nog La Finta Giardiniera doen. Daarna weet ik het nog niet. Aan aanbiedingen ontbreekt het me niet. Maar ik neem ze niet aan, want vooraleer ik op een opera wil werken, moet ik eerst en vooral van de muziek houden. Men stelt me voortdurend Der Rosenkavalier voor. Dat heeft een goed libretto, maar ik hou niet van de muziek van Strauss. Als regisseur moet je voorzichtig zijn. Je vervalt heel makkelijk in het illustreren van de muziek: want de muziek is beroezend, ze roept onmiddellijk beelden op. Maar dat is oppervlakkig. Ik moet echt geraakt zijn. Wagner b.v. dat is niet 'my cup of tea'."

"Misschien probeer ik wel eens een Verdi. Het is erg moeilijk, omdat de muziek vaak triviaal is. Men heeft me gevraagd om Rigo-letto te doen. Wat mij interesseert in dat werk is de lelijke, lijdende mem, de minderwaardige man, ik hou van dat type held. Ik vind ook de verhouding tussen hem en zijn dochter erg boeiend. Dat heeft incestueuze connotaties. Dat moet je duidelijk laten uitkomen. Maar daarbuiten interesseert Rigoletto mij niet. Jk word sterk aangesproken door menselijke verhoudingen : ik vond Kramer versus Kramer heel boeiend: een gescheiden vader die met zijn zoontje moet leven. Ook Terms of Endearment had interessante aspecten: de problemen tussen twee mensen in de menopauze. Tot die categorie van verhoudingen behoren ok de va-der-dochtersituaties bij Verdi. Het zou interessant zijn te onderzoeken hoe die verhouding zich op het toneel laat uitdrukken. Ik vind de muziek van Verdi vaak vreselijk mooi, maar ik vraag me af of ze het toneel nodig heeft. Misschien wel, ik zal het wellicht eens proberen."

"Ik moet wel bekennen dat moderne opera's me niet interesseren. Ik hou niet van de muziek van Berio b.v., al zou ik dat niet mogen zeggen. Ik heb daar geen fysieke relatie mee."


Development and design by LETTERWERK