Archief Etcetera


Het verdict van de Raad van Advies voor Toneelkunst



Het verdict van de Raad van Advies voor Toneelkunst

Ongunstig!

Acht gezelschappen werden afgelopen zomer ongunstig beoordeeld door de RAT. Ze kregen nog de kans zich te bewijzen tot 15 januari. De Raad heeft ondertussen opnieuw gedelibereerd. Vier gezelschappen gaan met de hakken over de sloot, twee hangen nog in de mist, één is geschrapt en één maakt zowaar nog promotie. Het theaterbeleid slaat en zalft.

Vorige zomer ontvingen acht Vlaamse beroepsgezelschappen van de Gemeenschapsminister van Cultuur, Karel Poma, een brief waarin hun het volgende werd meegedeeld: "Ik sluit mij aan bij het door de Raad van Advies ingenomen ongunstige standpunt aangaande uw gezelschap voor het seizoen 1984-1985 en het voorbehoud dat hij nu reeds heeft gemaakt omtrent de verdere erkenning en subsidiëring voor 1985-1986.

Inderdaad spreekt de Raad zich er nu al over uit dat er geen enkele reden voor erkenning en subsidiëring ter uitvoering van het theaterdecreet is in 1985-1986 als er niet drastisch ingegrepen wordt in het beleid van het gezelschap ten gunste van het artistieke niveau, de programmatic en/of de financiële situatie.

Ik heb in deze beoordeling, die ik ook onderschrijf, voldoende redenen gezien om u mede te delen dat ik mij voorneem alle subsidiëring voor uw gezelschap per 1 juli 1985 op te heffen.

Ik hoop dat deze verwittiging over de niet-haalbaarheid van de verdere subsidiëring voor 1985-1986 zal werken als een alarmsignaal dat u en de leden van uw gezelschap zal dwingen na te denken over de huidige situatie om een duidelijke keuze naar programmatic en profilering te vertolken en de acteurs en de leden van het artistiek personeel zal uitnodigen om nieuwe impulsen te geven aan hun eigen prestatie.

Wel stel ik voor --en de Raad heeft zich ertoe geëngageerd-- dat tegen 15 januari 1985 het dossier van uw gezelschap opnieuw ter tafel komt. De Raad kan dan evalueren op basis van uw prestaties van juli tot december 1984 en van uw eventueel ondertussen ingediende beleidsvisie en programmatic voor 1985-1986. Ik heb de Raad ook uitdrukkelijk gevraagd het bezoeken van de voorstellingen die door uw gezelschap gebracht worden in de eerste helft van 1984-1985 voorrang te geven. Het gunstige oordeel van de Raad zal de conditio sine qua non zijn voor een terugkomen op mijn beslissing tot niet-erkenning en niet-subsidiëring voor 1985-1986.

Ik weet dat mijn beslissing een harde ingrijpende maatregel is. Dit is nochtans de enige wijze waarop ik naar de toekomst recht kan laten wedervaren aan diegenen die vanuit hun visie op theater artistieke prestaties en bedrijfsmatig rendement bereiken. Hierdoor wil ik de allengs opgetreden luwte in het theaterlandschap beleidsmatig helpen doorbreken."

Wij citeren de tweede helft van de brief; de eerste helft omschreef de criteria die de Raad van Advies voor de Toneelkunst (RAT) had gehanteerd (cf. Gunstig, ongunstig, neutraal in Et cetera, nr. 8, september 1984, blz. 52-54). De brief ging naar het Reizend Volkstheater (Antwerpen), Antigone (Kortrijk), HWT-Randstadtheater (Deurne), Brial-monttheater (Brussel), Korre kelder (Brugge), Theater Vertikaal (Gent), Theaterwerkgroep Tentakel (Antwerpen) en Merksems Kamertheater (Merksem). Alle acht kregen ze dezelfde tekst. Ieder gezelschap moest zelf maar uitzoeken in welk opzicht het te kort was geschoten. Dat werd in de brief niet van geval tot geval gespeculeerd. Meer dan één gezelschap deed daar zijn beklag over.

Voorwaardelijk

Van de hierboven genoemde acht gezelschappen wisten Antigone. Kor-rekeldcr, Vertikaal en het Reizend Volkstheater (RVT) in februari jl. te vertellen dat de RAT een(voorwaardelijk) gunstig oordeel over hun dossier had geformuleerd: deze gezelschappen zouden alle vier op subsidiëring voor 1985-1986 mogen rekenen.

Bij Antigone was inmiddels de aflossing van de wacht verzekerd: directeur Bert de Wildeman gaat met rust en wordt opgevolgd door Jo Gevers, als B-gezelschap moest Antigone eigenlijk in heel het Vlaamse land optreden: de RAT vond dat het te veel in West-Vlaanderen bleef hangen. Verwonderlijk was dat niet. De Wildeman heeft er jarenlang op aangestuurd, van het Kortrijkse gezelschap hét reizende gezelschap voor de provincie te maken en hij heeft zijn slag ook thuisgehaald: in 1974-1975 heette het gezelschap nog "Theater Antigone Kortrijk", het jaar daarop "Westvlaams Theater Antigone Kortrijk", en in 1978-1979 werd het voor het eerst als spreidingsgezelschap (categorie B) erkend en gesubsidieerd. De ambitie van De Wildeman was met een zo kleine groep niet waar te maken. De RAT toonde zich inschikkelijk: Antigone zou zijn spreidingsopdracht behouden, maar van de categorie B naar C (kamertheaters) terugkeren; daar worden slechts 120 i.p.v. 140 voorstellingen vereist. Eens te meer komt hier aan het licht hoe inadequaat de categorieën van het theaterdecreet aansluiten bij de realiteit.

Korrekelder voelt zich voorlopig ook gered. In januari 1986 zal opnieuw een evaluatie worden gemaakt. Volgend seizoen wordt André Ver-maereke artistiek leider. De Korre wil uit zijn kleine kelder breken en b.v. in een leegstaand pand of in een fa-brieksruimte gaan optreden. Voorts bestaan er plannen voor lunchvoor-stellingen, inclusief uitwisseling van programma's met gezelschappen van elders. De directie heeft dc RAT te verstaan gegeven, dat een toelage van 3,9 miljoen niet volstaat. Als dat bedrag niet opgetrokken wordt, legt zij het bijltje erbij neer. Er moet een eind komen aan het voortploeteren met deficit. Voor een paar jaren kreeg de Korre 4,7 miljoen.

Theater Vertikaal heeft het roer omgegooid en Ivo Van Hove met zijn groep AKT binnengehaald. De erkenning voor 1985-1986 loopt geen gevaar: de RAT heeft in januari jl, gunstig gereageerd, maar wees toch op het risico van een persoonsgebonden dramaturgie. Bij Vertikaal weet men niet goed wat deze waarschuwing betekent. Is de RAT er niet gerust in, dat het lot van het gezelschap wordt gekoppeld aan de aktiviteit van één regisseur? Op 15 januari 1986 zal Vertikaal zich opnieuw moeten melden bij de RAT. Perskritiek en pu-blicksopkomst in de eerste helft van het huidige seizoen hebben positief in de weegschaal doorgewogen.

Ook het RVT krijgt nog een kans, dank zij een "voorwaardelijk gunstig" advies. Vanaf 1 augustus 1985 neemt Peter Benoy daar het roer in handen, als opvolger van directeur Frans Ver-cammen. In januari 1986 wordt het beoordeeld op grond van de start van dc nieuwe directie, en van de planning voor het volgende seizoen. Het provinciebestuur van Antwerpen trok zich inmiddels terug als "inrichten-



de macht". Het is wel bereid nog drie jaar de huidige subsidie aan te houden, en nog eens twee jaar in te staan voor de eventuele afbouw van het gezelschap, als het zover mocht komen. De provincie maakte hierover een afspraak met de pas opgerichte vzw die het RVT nu beheert; zij blijft immers bereid in haar begroting een belangrijk krediet in te schrijven voor een Antwerps beroepsgezelschap.

Mist

In de mist hingen nog drie van de acht gealarmeerde gezelschappen op het ogenblik 'dat wij dit schreven (einde februari): EWT, Tentakel en Merksems Kamertheater. Zij hadden van de minister nog geen brief ontvangen.

De artistieke kentering bij het EWT ten spijt, bleef de RAT erbij dat de schuldenlast van dit gezelschap te hoog was. Als tegen 6 februari garanties konden gegeven worden voor de oplossing van dit probleem, zou de RAT vooralsnog op zijn standpunt kunnen terugkomen. Waarom 6 februari, terwijl 15 januari als termijn voor een definitieve beslissing was vooropgesteld? Zo*n gezelschap kan zijn personeel toch niet in het ongewisse laten over de toekomstmogelijkheden? De nieuwe directie (Arno ld Willems) loste in het eerste semester al een deel van de schulden af.

Tentakel diende nieuwe plannen in na het afspringen van het projekt met Eddy Verreycken. Zeer waarschijnlijk neemt de oude ploeg met Perry Dijkstra volgend seizoen de leiding weer op zich.

Het Merksems Kamertheater ten slotte verkeert in een aparte situatie, omdat het na de fusie van de gemeenten een stedelijk theater van Antwerpen werd. T.o.v. de burgemeester van Antwerpen, de direkteurs van de drie Antwerpse stedelijke gezelschappen (KNS, KJT, MKT) en van vakbondsafgevaardigden, verklaarde Minister Poma dat het MKT in aanmerking zou komen voor erkenning als C-gezelschap (dus met een rijkssubsidie van 10 miljoen?). Op voorwaarde dat het een echt kamertheater wordt met een behoorlijke programmatic Dat herhaalde Poma tijdens de Antwerpse gemeenteraad, waarvan hij ook lid is, op 19 februari j.I. De Minister lijkt een ongunstig advies van de RAT te kunnen ontplooien in beloftevolle vooruitzichten, (de 10 miljoen die hij in 1983 aan de KNS ontnam zouden dus via het MKT eventueel weer naar de Antwerpse stedelijke instellingen toevloeien.).

Niet erkend

Een geval waar deze redaktie tegen zit aan te kijken, is dat van het Brialmonttheater. In een brief, dd. 25 januari 1985, schreef minister Poma aan dat gezelschap: "Mijn beslissing ter zake is dat Brialmonttheater het lopende speeljaar normaal uitdoet maar met dezelfde werking voor 1985-1986 niet meer erkend kan worden, tenzij een samenwerkingsplan met gelijkwaardige partners uit de Brusselse regio zou voorliggen tegen 30 maart '85 waarop de RAT een nieuw advies voor de voortzetting in 1985-86 zou kunnen formuleren."

Gedaan dus met het Brialmonttheater, tenzij.., Wie kunnen die gelijkwaardige partners uit de Brusselse regio anders zijn dan het BKT, Het Trojaanse Paard (HTP) en het Schooljeugdtheater uit Sint-Gene-sius-Rode? De KVS toch niet? Voorheen zijn er al toenaderingspogingen geweest tussen Brialmont en BKT. Die liepen met een sisser af. Het BKT kan goede redenen hebben om samenwerking, c.q. versmelting, met Brialmont te weigeren, maar dat hoeft dit laatste toch niet in de schoenen te worden geschoven? De minister kan eventuele "gelijkwaardige partners" niet dwingen samen scheep te gaan. tenzij door hun hetzelfde mes op de keel te zetten: "Geen subsidies meer, als jullie deuren niet opengaan voor Brialmont" of iets in die aard. Bovendien is het zeer de vraag of de vooropgestelde samenwerking niet tot een verschraling van het Vlaamse theaterleven in onze tweetalige hoofdstad zou leiden, waar alleen de hier genoemde beroepsgezelschappen gevestigd zijn.

Merkwaardig zijn de argumenten van de RAT waarop de minister zijn beslissing baseert. De RAT geeft toe dat het Brialmonttheater "bewezen heeft op een artistiek niveau een. nieuwe beleidslijn te kunnen uitbouwen en in dezelfde optiek een kon-sekwent toekomstig beleid voorlegt". De Vlaamse kreaties van Mercedes van Thomas Brasch en Schrebers moestuin van Lukas B. Suter betekenden inderdaad een ommezwaai. Deze inspanningen veegt de RAT van de tafel, door te betreuren dat "deze benadering meteen het verdwijnen van de specifieke jeugdtheater-opdracht betekent". Hield de RAT deze stok achter de deur om de hond te slaan?

"Bovendien," zo citeert de minister de conclusie van zijn RAT verder, "ondervindt het Brialmontteater binnen de Brusselse kontekst een zware concurrentie niet alleen vanwege andere vergelijkbare gezelschappen, maar evenzeer vanwege de Franstalige theaters en het Internationale Aanbod in het Brusselse." Uit welk sofistisch brein spruit deze redenering? Wie zijn die vergelijkbare gezelschappen? Het BKT misschien, de KVS allicht niet, HTP zeker niet. Juist in Brussel zijn vier beroepsgezelschappen geen overbodige luxe als men het Vlaamse culturele leven wil voeden. Vorige ministers van Cultuur hebben rond de hoofdstad culturele centra gebouwd, o.m. als bastions tegen de verfransing. Ziet de h. Poma niet dat hij nu de Vlaamse vitaliteit binnen de agglomeratie gaat afzwakken, als hij het advies van de RAT toepast ?

En concurrentie vanwege de Franstalige theaters? Hoe kan dat? Speelt het Brialmonttheater soms voor dezelfde FDF-kiezers als de Franstalige theaters in het centrum en in de voorsteden van Brussel? Parallellisme in het repertoire, voor zover dat bestaat, is nog geen concurrentie. Commercieel zeker niet, en als het er in artistiek-cultureel opzicht een is, dan is ze gezond en zelfs boeiend. Het BKT en de KVS programmeren toch ook stukken die door Franstalige theaters op de affiche worden genomen?

Concurrentie van het Internationale Aanbod? Van de buitenlandse gezelschappen die sporadisch Brussel aandoen, of die door b.v. Kaaitheater of Vlaams Theater Circuit worden uitgenodigd? Blijven potentiële toeschouwers bij Brialmont weg, omdat ze door zoveel internationaal en Franstalig aanbod worden overstelpt?

De RAT lijkt iets in die zin te bedoelen: "Uit dubbel gebruik binnen de Brusselse regio volgt verspilling van geld en artistieke energie, met tevens uitermate beperkte publieke respons." In abstracto is dat een sluitende redenering. Maar is er reëel "dubbelgebruik"? En de beperkte publieke respons, geldt die alleen Brialmont? Waarom krijgt dit theater niet de kans met zijn nieuwe beleid een nieuw publiek op te bouwen? Wij willen Brialmont niet door dik en dun verdedigen, maar de tegenstelling lussen zijn met vrucht ondernomen koersverandering en het hakbijl-advies van de RAT is schril. Dat advies lijkt onbillijk. Het is alsof Brialmont nu gestraft wordt, na zijn bekering, voor zonden van het verleden.

Ten slotte komt de RAT tot zijn eigenlijke aanbeveling: "De RAT beveelt de Minister daarom aan bij de Brusselse instanties de nodige stappen aan te wenden om binnen een geschikte theaterinfrastructuur een samen-werkingspatroon tussen vergelijkbare partners te laten uitwerken door samenbrengen van middelen, waarbij een gedeelte van de middelen voorbehouden kan worden voor specifieke initiatieven op het vlak van jeugdtheaters in het Vlaamse theaterlandschap."

Samenwerking, samenbrengen...: goede bedoelingen om de hel mee te plaveien? In de staart zit venijn: vanwaar die plotselinge bezorgdheid voor het jeugdtheater? Armslag voor de v.z.w, die liberale koppen in Brussel (onder wie de ondervoorzitter van de RAT) voorbereiden, om in de hoofdstad een jeugdtheater op te richten? Zal Poma waarschuwen voor dubbel gebruik ?

De redactie


Development and design by LETTERWERK