Archief Etcetera


Dans op het Kaaitheater: Over lief en leed



Dans op het Kaaitheater

Over lief en leed

Mammame (Groupe Emile Dubois) - foto Delahaye

Het is zo goed als onmogelijk op één festival een ruime staalkaart aan te bieden van al wat er tegenwoordig leeft in de danswereld. Het Kaaitheater '85 bracht o.a. drie fenomenen voor het voetlicht: Gallotta, de nieuwe goeroe van de Franse dans; Vanrunxt, geen sant in eigen land; Clark, het festivalbeest bij uitstek. Veel lief en leed.

Gallotta : Mammame

De Groupe Emile Dubois was dus voor het eerst in België te zien en wel met zijn nieuwste produktie Mammame, pas voordien gecreëerd in Grenoble. Ik vraag me af wat de reacties nu zijn, want ik kan me voorstellen dat het niet volledig aan de verwachtingen heeft voldaan. Niet dat het een zwakke voorstelling zou zijn, maar wel omdat ze --naar mijn gevoel althans-- een minder bruisend en eerder intiem ballet is dan Les aventures d'Ivan Vaffan b.v. Misschien hangt het er gewoon van af of dit de eerste produktie is die je van dit gezelschap te zien krijgt. De scènische omstandigheden in het Koninklijk Circus waren lang niet optimaal: het decor was helemaal aangepast moeten worden en men moest er grotendeels werken met de belichting van Béjart's Le concours. Bovendien vond ik het Koninklijk Circus sowieso ongeschikt, tenzij je misschien helemaal onderaan de arena een plaats had bemachtigd.

Mammame is het zoveelste luik van het per definitie eindeloze epos van Jean-Claude Gallotta over de "universele mens" en laat zich --eveneens per definitie-- niet of moeilijk beschrijven. Waar men bij de doorsnee choreograaf vooral tracht zijn techniek, stijl of vormgeving te analyseren, moet men bij Gallotta eerder op zoek naar zijn universum. We doen dus toch een poging, waarbij we hopen niet in herhaling te vallen.

De Mammame-volksstam is de imaginaire vijand uit Ivan Vaffan, waarvan hier nu het wel en wee "verhaald wordt. Dat verhaal is weinig verhelderend, maar de ondertoon is wel duidelijk. "Mammame" is de samentrekking van "maman" en "hammam" (Turks bad), wat warmte en geborgenheid suggereert, maar is tegelijk ook een geheime code om de muur te openen. Die muur omsluit "un univers clos mais aussi fragile, comme une tente de camping" (dixit Léo Standard, kostuum- en decorontwerper) en illustreert de afhankelijkheid van de mens ten opzichte van zijn milieu.

Wanneer de Mammames als uniform geklede legionairs of kinderen kruipend of rollend door een gat in de muur geraakt zijn, stellen ze zich op in slagorde, soms onder commando van Gallotta, om een ingebeelde vijand (Ivan Vaffan?) te lijf te gaan. Bij herhaling verwatert dit schaduwgevecht tot speelplaatstoestanden. Naast die vlagen van absurd militarisme zijn er uitbarstingen van kinderlijke gevoeligheid. En eigenlijk wordt dat het hoofdthema. De ontstuimigheid van Ivan Vaffan ruimt hier de plaats voor de onuitsprekelijke en onbeheerste emotionaliteit van het kind. Die gevoeligheid herkent iedereen, die leeft bij iedereen onderhuids door en op die wonde legt Gallotta de vinger. De dansers -- en meteen ook de toeschouwers-- herontdekken a.h.w. het lange leerproces met vallen en opstaan, het onbegrepene, het onbegrip, de gevaren en de affecties van de wereld buiten, het onbeschermd zijn, het ontdekken, het aangetrokken en afgestoten worden. Niettegenstaande enkele 'agressievere' momenten, houdt het tedere gevoelen de bovenhand en sterft Mammame ten slotte ook zachtjes weg in stilte, in geborgenheid.

Bij de wording van Mammame stond Jean-Claude Gallotta volledig buiten het stuk en pas naar het einde van de repetities toe ging hij er aan deelnemen. Elke voorstelling opnieuw improviseert hij grotendeels zijn rol om zo telkens weer het evenwicht te verbreken, om telkens weer het stuk een beetje te herscheppen. In dezelfde zin wordt ook de muziek telkens ter plaatse gemengd (à la John Cage bij Cunningham) en wordt zij gedeeltelijk live uitgevoerd. Het hoeft geen betoog dat het juist de losse structuur en de redelijk vrije bewegingen zijn (helemaal het tegenovergestelde dus van Cunningham) die dit toelaten.

Voor de 'kenners' ten slotte wil ik er nog bij vermelden dat een verwijzing naar De groene tafel van Kurt Jooss helemaal uit de lucht gegrepen is, gezien noch Jean-Claude Gallotta noch Léo Standard dat ballet ooit zagen. Integendeel was de idee hier ontleend aan Pasolini's Mamma Roma, waar varkens mee aanzitten aan de huwelijksdis van een hoer, maar dat had ik er niet in herkend.



Vanrunxt : Hyena

Na Gallotta, Vanrunxt. Na alle negatieve kritieken in de pers was ik tegelijk nieuwsgierig en verveeld om hem te gaan zien. Sommige mensen geloven blijkbaar toch in hem, gezien de daadwerkelijke steun vanuit het VTC, 't Stuc en nu ook het Kaaitheater. Omdat hij Vlaming is? Weinig waarschijnlijk toch. Is Vanrunxt iemand die handig inspeelt op de dansrage en het gat in de Belgische produktie of iemand die werkelijk een plaats verdient op de scène? Dat wilde ik nu voor mezelf uitmaken en ik nam mij voor mij in het slechtste geval geen blad voor de mond te houden. Dat ik het goed kon vinden was bijna niet ingerekend.

Het eerste deel van Hyena was een regelrechte illustratie van alle kritieken die ik opgevangen had. Om ze even op een rijtje te zetten: een pover idee, bovendien slecht uitgewerkt; een slordige choreografie, bovendien onhandig gebracht; karige goede momenten; vervelend lange trage passages; uiterst banale muziek (Siouxsie and the Banshees), die op bepaalde momenten gewoon on the beat in 'dans' werd vertaald; zwaar op de handse symboliek;... Voor de prullenmand dus. Zelfs de persoonlijke prestatie van Marc Vanrunxt -- die soms toch op een zekere goedkeuring wordt onthaald-- kon me geenszins bekoren.

Het verdict was dus zwaar geweest, ware er niet het tweede deel. Ik begrijp nog steeds niet hoe die twee kunnen bijeenhoren. Gelukkig erkent ook Vanrunxt dit onderscheid, al verdedigt hij --wat te begrijpen is -- beide delen.

Na een lange aanloop groeit dat tweede deel uit tot een sterk coherent geheel, een uitgepuurde, zuivere choreografie. Het schuift voorbij, ruimte latend voor een ruime interpretatie. Verscheidene keren lijkt het een einde te nemen, maar telkens komt het weer op gang, als oosterse muziek, met lang aangehouden klanken. De klankband is slechts onderhuids aanwezig en dringt zich, net zo min als de dans, nergens op. De belichting is prachtig-rustig en bij momenten heel origineel. Al die rust, die serene ingehoudenheid, dat voortkabbelen roepen bijna een Tai-chi-sfeer op, zonder overdaad, met een bijna onmerkbare beweging. Het stroomt. Dezelfde spankracht blijft het hele stuk aangehouden. De drie dansers hebben nooit lijfelijk contact, maar houden onderling voeling door hun symmetrische en canon-bewegingen,... door hun identieke situatie.

In velerlei opzichten meende ik een zuiver expressionistische voorstelling te zien. Zoals in het expressionisme lijkt ook hier de beweging vanuit het innerlijke te vertrekken, herkende ik de contracties, het ontbreken van tijd- en plaatsaanduidingen, de niet-gedetermineerde (abstracte) personages, het ontbreken van een duidelijk begin en einde,... Bovendien onderging het expressionisme een sterke invloed van het Verre Oosten (de arm- en hoofdbewegingen, het contact met de vloer), een tendens die ik ook hier, al is het louter vormelijk, meende te herkennen. Dat expressionisme schijnt Marc Vanrunxt -- wat ik toen nog niet wist-- via zijn beperkte opleiding toch niet onbekend te zijn.

not H.AIR (Michael Clark & Company)

De veel gehoorde opmerking als zou een zeker narcisme in deze choreografie hoe dan ook storend werken, wil ik afwijzen, wars van het feit of het al dan niet zo is. Narcisme moet men kunnen aanvaarden als kenmerk van een theatervoorstelling, zoals absurditeit of agressiviteit. Wie creëert heeft die vrijheid. Zonder mijn oordeel te willen aandikken met ronkend proza, meen ik ten slotte dat zulk een vorm van choreograferen de kans moet krijgen om zich verder te ontwikkelen, en dat is dan zowel voor het publiek als voor Vanrunxt zelf bedoeld.

Clark: not H.AIR

Het had helemaal anders kunnen lopen voor de 23-jarige danser-choreograaf Michael Clark. Was hij netjes in de pas blijven lopen bij het Ballet Rambert, dan hadden ze daar nu misschien een Britse tegenhanger voor de Franse Patrick Dupont. Het heeft niet mogen zijn, want naast een gedegen klassieke opleiding liep Clark ook school bij de punk-beweging, wat anderen een kater van formaat en wellicht een noodzakelijke keuze had opgeleverd. Clark besliste er anders over en poogt de klassieke dans (zijn bagage en expressiewijze) te verenigen met zijn levensstijl. Nu is de klassieke dans allicht niet de eeuwigheid beschoren en het punk-'ideaal' waarschijnlijk nog veel minder, maar voorlopig doen we het er maar mee.

In hoeverre die oplossing verder gedurfd en/of geniaal is, laat ik in het midden. Feit is dat Michael Clark toch al enkele merkwaardig goed geslaagde pogingen heeft afgeleverd, waarbij wel dient opgemerkt dat zeker 90% daarvan aan de klassieke dans en hooguit 10% als afwijkend aan de. punk kan worden toegeschreven. Moeten we daar nog bij vermelden dat klassiek met een exotisch franje eigenlijk ook niets nieuws is binnen de balletgeschiedenis, zo b.v. de chinoiseries in de achttiende eeuw. Gewoon kwestie van een vleugje couleur local dus. Het enige verschil is dat Michael Clark er zijn handelsmerk van gemaakt heeft.

Op het Kaaitheater kregen we de wereldcreatie van not H.AIR te zien en dat was al bij al maar een treurige bedoening. De ondertoon is redelijk agressief en zoals de titel enigszins aangeeft is not H.AIR een reactie tegen "de sentimentaliteit en het vrije liefde-ideaal" (Clark) van de jaren '60. De lange haardracht en vooral de muziek uit de musical Hair in de pauze haalden waarschijnlijk bij iedereen de laatste twijfels daarover weg. Zonde eigenlijk dat Clark vanuit die negatie diende te vertrekken, zeker gezien die zo duidelijk diende geafficheerd te worden.



Bovendien oordeelde Clark het noodzakelijk het publiek te moeten shockeren, om het de ogen te openen waarschijnlijk, alsof iemand daar driekwart eeuw na Dada nog een boodschap aan zou hebben.

Technisch gezien was not H.AIR ook een zeer middelmatige vertoning. De choreografie is eerder slordig en haalt nergens een hoog peil. Er zijn weinig knappe vondsten en Clark gebruikte bovendien een zeer beperkt bewegingsvocabularium. De gedeelten waar hij volledig van de klassieke dans afstapte, ontaardden in de grootst denkbare brol. Hier haalde hij net nog het niveau van een oudervoorstelling bij een jeugdbeweging, maar dan wel een gewaagde. Hetzelfde geldt in grote mate ook voor de uitvoering: geen brio, slordig gedanst, al is het duidelijk dat alle dansers genoeg talent en techniek in huis hebben.

Uiteindelijk vraag je je af hoe dat allemaal kan. De jeugdige leeftijd van Clark mag geen vergoelijking zijn voor dit en andere internationale festivals. Eén zaak is zeker, not H.AIR was reeds Clarks derde produktie dit seizoen en met de eis wereldcreaties te vertonen doen de festivals zich soms zelf de das om. Dat algemeen opbod komt uiteindelijk het publiek niet ten goede. Zo had Clark één week de tijd om het tweede deel van not H.AIR klaar te stomen. Het Kaaitheater had dus blijkbaar een kat in een zak gekocht.

Alexander Baervoets


Development and design by LETTERWERK