Archief Etcetera


2 X CHEREAU



2 X CHEREAU

Piccoli en Birkin in 'La Fausse Suivante'

De regies van Parice Chéreau stonden dit seizoen in het teken van de 18de eeuw: Lucio Silla van Mozart, La Fausse Suivante van Marivaux en Quartett van Heiner Müller. Opvallend in het oeuvre van Chéreau is dat alles met mekaar verband houdt. Quartett wordt gespeeld in de decors van Lucio Silla, op de geluidsband hoort men het geroezemoes van de toeschouwers voor La Fausse Suivante. Lucio Silla was een opera met veel theater, Quartett is een opera zonder muziek. Johan Thielemans en Klaas Tindemans over het werk van Frankrijks jongste wonderkind.

Ik stap in het metrostation van Nanterre uit en sta in een verlaten, winderige straat vol hoge dode gebouwen. Een bordje wijst richting Théâtre des Amandiers. Ik loop de straat uit, vind een autoweg en volg een eenzaam trottoir langs hoge struiken. In een weide doemt een vierkant betonnen gebouw op : de vesting van Chéreau. De foyer blijkt vol mensen die allemaal per auto zijn gekomen. Op deze afgelegen plek buiten Parijs maakt Chéreau theater dat zo in de Franse geschiedenisboeken wordt opgeschreven.

Deze winter heeft Chéreau een volledig onbekend stuk van Marivaux uit de lade gehaald: La Fausse Suivante, net als Lucio Silla een tekst die niemand kent. Chéreau gokt graag, want iedereen zal natuurlijk de vraag stellen of dat speurwerk wel de moeite loont. Wat heeft Chéreau dus bij Marivaux ontdekt?

La Fausse Suivante vertelt hoe Lelio met een gravin een contract heeft gesloten : als één van beiden niet meer verliefd is, moet hij/zij een zware geldboete aan de ander betalen. Dit contract, dat uitgaat van een stoutmoedig vertrouwen in de standvastigheid van de gevoelens, leidt tot moeilijkheden. Lelio ontmoet een meisje, dat rijker is dan de gravin, en tracht zich van zijn eerste geliefde op de meest voordelige manier te ontdoen : hij zal haar laten inpalmen door een ridder, zodat zij, ten slotte, zal blijken te falen.

Zo lijkt het een wat cynisch verhaaltje, ware het niet dat Marivaux van de ridder een verklede vrouw gemaakt heeft. De ridder is niemand minder dan de nieuwe geliefde van Lelio, die er op deze manier hoopt achter te komen of de jonge heer haar liefde en vertrouwen waard is.

Het einde van het verhaal is onthutsend in zijn bitterheid : de test van de ridder (de fausse suivante) brengt aan het licht dat iedereen hier wankel, egoïstisch en vals is. Ironisch genoeg wordt die wijsheid gewonnen langs leugen en bedrog om. Op het einde gaat iedereen, finaal ontmaskerd en alleen, zijns weegs. Daarop verschijnen een paar jongelui die zingen : "Ce doux plaisir d'aimer est le plus grand des biens que le ciel nous dispense" en nooit hebben zulke woorden leger en bitterder geklonken. Marivaux, 1724, blijkt plots zeer veel gemeen te hebben met Heiner Müller. (Als Chéreau dan als volgend stuk op het repertoire diens Quartett kiest, ziet men meteen hoe logisch hij zijn programma opbouwt.)

Dit onterecht vergeten stuk (vooruit Herman Gilis, hier ligt een tekst voor jou) wordt door Chéreau ongelooflijk sterk op de planken gezet. Men herkent onmiddellijk de stijl van Lucio Silla, maar deze keer heeft de tekst Chéreau zo sterk aangegrepen dat hij recht naar de kern ervan is doorgestoten. De personages blijven beweeglijk rondlopen, waarbij Chéreau een hele evolutie uitgedokterd heeft die de toeschouwer de hele avond blijft verrassen. Dat is al meteen duidelijk bij het eerste beeld wanneer Michel Piccoli de scène oploopt en voortdurend verder wil lopen en verdwijnen. Deze personages zijn op hun hoede en alleen met zichzelf bezig. Op honderden manieren verschijnen en verdwijnen ze: nu eens verrassend vlug uit een onverwacht deurgat, dan weer lang aangekondigd door een straal licht. Komen en gaan bepaalt het ritme van de voorstelling. Deze onrust creëert een onzekerheid die de diepste trek van de tekst volledig uitdrukt.

Deze sfeer wordt ook prachtig uitgedragen door het decor van Richard Peduzzi. Hij heeft een schuin-oplopende bocht uit een Italiaanse straat genomen. Dat brengt de scène volledig uit haar evenwicht: côté jardin staan er twee zware betonnen zuilen, een huis, een fort, een abstracte constructie; côté cour is er de wijde straat, een letterlijk citaat, waar alle gevels sporen dragen van de voorbijgaande tijd. De acteurs kunnen zich alleen op de linkerzijde van het plateau bewegen. Al is de suggestie van de straat en de stad overweldigend, toch zal dit realisme volledig abstract werken, zodat de taferelen binnenskamers kunnen opgevoerd worden zonder enige decorwisseling.

Deze architecturale ruimte, met haar typische Italianiserende citaten (een kenmerk van Peduzzi's werk), krijgt een hele speciale dimensie door het gebruik van het licht. Hiervoor staat Patrice Chéreau in. Het is duidelijk dat hij op zoek is naar een volledig nieuwe esthetiek, waarbij verschillende vormen van lichtbronnen een belangrijke rol spelen. Het licht wordt volledig subjectief gebruikt. Nu ondersteunt het een stemming, zoals wanneer de witte gravin verschijnt, dan werkt het volledig autonoom, zoals wanneer het grillige, dramatische slagschaduwen op de rozige muren tekent. Het licht is bijna voortdurend in beweging en geeft leven aan een doods object. Het is een behandeling van het licht die volledig persoonlijk is. Soms zo virtuoos, dat ik een voortbewegende streep schaduw meer aandacht schonk dan de eigenlijke tekst, die op dat ogenblik gezegd werd.

Deze belichtingsvirtuositeit (die in Lucio Silla veel minder functioneel werd aangewend) brengt de betekenis van het geheel nergens in gevaar, want Chéreau besteedt zeer veel aandacht aan het werk met zijn acteurs. In deze bezetting heeft hij één eigenzinnige daad gesteld: voor de rol van de gravin heeft hij filmactrice Jane Birkin gekozen. Ze heeft met een grote handicap af te rekenen: als Engelse beschikt ze niet over de nodige techniek om deze Franse tekst volledig te beheersen. (Chéreau toont zich een ogenblik verwant met onze Paul Peys-kens). Dat verleent Birkin een grote kwetsbaarheid, omdat ze zo frêle is in haar lang wit kleed en omdat ze met zoveel natuurlijkheid en innerlijke kracht pathetische houdingen kan aannemen. Zij is het beeld van de zuiverheid en in die functie wordt ze



Lucio Silla (KMS)

door Chéreau volledig ironisch gebruikt, want deze zuivere bloem blijkt volledig onstandvastig te zijn, net als ieder ander.

De andere acteurs zijn schitterend, met een bijzonder intrigerende Arle-quin van Bernard Ballet, die op geen enkel ogenblik terugvalt op de traditie van de Italiaanse modellen. Boven alles torent Michel Piccoli uit. Wie dacht het brede register van deze acteur wel te kennen uit zijn talloze filmrollen, wordt hier overdonderd door een volledig nieuw aspect van dit uitzonderlijke talent. Vooreerst verschijnt Piccoli als een schooier, die zich met plezier in zijn vuil wentelt. Het leven heeft diepe sporen in zijn verlepte kledij en zijn ongeschoren gezicht nagelaten. Hij heeft geleerd te overleven en dat toont Piccoli in zijn schichtig rondkijken, altijd op zijn hoede voor een onvermoede aanval. Maar als hij een ogenblik het geluk en de macht aan zijn kant krijgt, geniet hij met theatrale gebaren van zijn positie. Dan gaat zijn hand sierlijk ronddraaien en valt de stof van zijn jas frivool rond zijn blote arm: door het gore realisme breekt plots een toneelcode, als citaat en herinnering. Dit is een zeldzame combinatie van meesterschap en inspiratie. In dit geval transformeert het de acteur in een shaman: hier staat niet langer Piccoli, maar wel een acteur gegrepen door zijn rol, opgenomen door het Andere.

Op deze veelzijdige manier -- een onverwachte tekst, een verbluffende lichtregie, een subtiele tekstbehandeling, begenadigde acteursprestaties -- is La Fausse Suivante een datum in het hedendaagse theater. Deze opvoering maakt veel van een flets 1985 goed.

Na afloop blijven heel wat theaterbezoekers in het restaurant eten. Anderen bezoeken de ronduit schitterende boekhandel in de hall. Ik waag me weer op pad: helemaal alleen door de barre nacht, in een donkere straat met vier aangeschoten punks. Op het perron van de metro ben ik de enige reiziger: voor een linkse theatermaker heeft Chéreau wel een merkwaardig rijk publiek. Merkwaardig.

Johan Thielemans

LA FAUSSE SUIVANTE auteur : Marivaux ; régie : Patrice Chéreau ; décor : Richard Peduzzi ; kostuums : Jacques Schmidt; acteurs: Michel Piccoli, Jane Birkin, Pierre Vial, Laurence Bourdil, Bernard Ballet, Didier Sandre, e.a.


Development and design by LETTERWERK