Archief Etcetera


HADEWYCH



HADEWYCH

Frieda Pittoors in Hadewych (Theaterunie) - foto's Ben Van Duin



Visioen over de glorie van haar denkvermogen

(Het geluid wordt snerpend, sneller, kristal sterk, verdwijnt. Het licht verdwijnt. Op haar een sterk zilveren zuil van licht. Ze staat op. Ze kijkt rond, het is alsof alle mensen verdwenen zijn. Voor haar, de trap van de tribune, deze wordt belicht met hetzelfde zilveren licht, Ze hopt de trap af, iedere stap van haar klinkt sterk in de lege ruimte. (Net als toen op school, toen ze naar voren liep). De vloer is verder donker. Ze stopt, maar het geluid van haar voetstappen gaat door, verdwijnt. Het is erg donker. Het geluid van een tram, die buiten passeert. Ze zoekt lucifers in de zak van haar colbert. Ze steekt een lucifer aan. (Iedere keer, wanneer ze een lucifer opsteekt, valt er licht op haar, van rechts. Terwijl de lucifer uitdooft, blijft het licht van rechts aan. Door dit proces wordt haar schaduw steeds sterker geprojekteerd op de witte muur, links van haar.) De witte muur naast haar, is onmetelijk , hoog. Ze kijkt naar de hoge witte muur. De lucifer brandt haar vingers. Ze laat de lucifer vallen op de witte balletvloer. Ze steekt de tweede lucifer aan. Ze klopt met haar hand op de witte oppervlakte van de muur, om te voelen waar hij van gemaakt is. Ze gooit de uitgedoofde lucifer op de balletvloer. Derde lucifer aan. Ze kijkt rond in de diepe donkere ruimte. Ze gooit de uitgedoofde lucifer op de balletvloer. Vierde lucifer: ze ziet de contouren van haar schaduw op de muur. Vijfde lucifer: ze ziet haar schaduw op de muur. Zesde lucifer: ze bewondert haar silhouet op de muur. Het geluid van een zaagmachine zet zacht in. Zevende lucifer: ze luistert naar het geluid. Iemand werkt, ver weg. De achtste lucifer: ze luistert. De negende lucifer. De tiende lucifer: ze maakt een pose, alsof ze gaat zingen of dansen. (De geluiden van machines klinken ver weg. Een compressor, een hamer, die valt.) De elfde lucifer: ze corrigeert haar pose door middel van haar schaduw. De twaalfde lucifer: ze voelt zich mooi. De dertiende lucifer: ze maakt haar pose groter. Ze voelt zich

mooi in het licht, dat sterker wordt. De veertiende lucifer: nu is ze klaar om iets uit te voeren. De vijftiende lucifer. De zestiende lucifer: ze stopt de lucifer in haar mond. Ze ademt diep. Ze opent haar mond en exhaleert de rook, (Het geluid van een hamer. Iemand timmert. In de nabijheid.) De zeventiende lucifer: ze wil vuurspuwen. Ze stopt de lucifer in haar mond en blaast de rook hoog in de lucht. (Het geluid van stukjes hout, die vallen.) Ze zit op haar hurken en haastig ruimt ze de uitgedoofde lucifers van de vloer. (Het geluid van het bonken van een emmer). Ze kijkt naar rechts, waar het licht vandaan komt. Ze staal op, en neemt haar pose zonder de lichtbron uit het oog te verliezen. Ze zingt voorzichtig de eerste tekst van een belgisch liedje, zonder een enkele beweging) :

Ne joenge en e maske...

(Ze beweegt haar handen)

Die liepen in de wei

Dien avond was 't zoe doenker

Goe voer een vrijerij

Mar, oei der stond ne mesthoëp

Doar zakte hij just in

Kwam vuil en stinkend boven

En zij riep : lieveling.

Refrein :

O, wa zijde gij schoen (2x) Dat heb ik in jaren nie gezien Zoe schoen, zoe schoen O, wa zijde gij schoen (2x) Dat heb ik in jaren nie gezien zoe schoen, zoe schoen. Een vrouw van tachtig jaren Die dee een schoenheidskuur Ze wou heur jeugd bewooren 't Was pijnlijk maar nie duur Ze legde wa plissikes in heur verroempeld vel Ons bomma leek wel twintig En bompa brulde snel :

Refrein :

(Het geluid van de voetstappen van iemand, die nadert, mengt zich met haar liedje. Het geluid van een deur, die open en dicht gaat.) Ze zingt door. Net alsof een groot publiek zich achter de verblindende lichtbron bevindt Ze doet alsof ze een oorverdovend applaus ontvangt van hei voor haar onzichtbare publiek. Ze zendt hen kussen met haar handen, Ze spreekt tot hem met kleine kokette bewegingen.

Zij Mijn onderbroek zit heerlijk gespannen. Ik zing vanuit mijn onderbuik. ïk pers mijn aars dicht en zet alle kracht naar voren, naar jullie. Mijn slem klinkt als dynamiet, ik kan op jullie pissen, Welkom, dames en heren, ik stel jullie voor: de meest sexy wijven en kerels die jullie je maar kunnen voorstellen, hier achter mij, twaalf in getal, goed getraind, goed in 't vlees, hoge hakken, strakke nylons. Maar ik sta ervoor, Hoed, zwart, jacquet, overhemd, strakke broek. Zie je m'n bovenbenen ? Man of vrouw ? Heb ik de baard in de keel? Heb ik borsten? Intrigeer ik ?

Ja! Kijk dan, geniet dan. Ik sta boven. Mijn zweet is vers. Mijn lijf echt Ik kleed me uit, gooi mijn kleren in jullie blotebillengezichten. Ik tapdans op jullie koppen. Ik offreer een sigaar met mijn kont. Fantastisch! Stop. Dank U. U was een geweldig publiek. (Als een tragische, pathetische, grote aktrice verlaat ze de speelvloer. Black out. Tegenover ons, ver weg, verschijnt, als een fata morgana, een grote tribune. Op deze tribune staat ze. In spiegelbeeld. (Een ondefinieerbaar geluid.) Ze verlaat deze tribune via een trapje terwijl achter haar het beeld van de tribune uitdooft. (Ergens klinkt de stem van een bhoeddistische monnik die zijn god roept.) Ze loopt standvastig. Ze doet een paar zwartlederen handschoenen aan. Het licht van rechts is versterkt op haar: haar schaduw op de muur is versterkt. Ze loopt heen en weer,



ijsbeert).

Eert, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen. Geslachtsregister, Geslachtsregister van Jezus. Geslachtsregister van Jezus Christus de Zoon, Geslachtsregister van Jezus Christus de Zoon van.

Geslachtsregister van Jezus Christus de Zoon van David

Geslachtsregister van Jezus Christus de Zoon van David de Zoon van Abraham. Abraham. Abraham verwekte.

Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jacob,

Jacob verwekte Juda en zijn broeders,

Juda verwekte Peres en Zerach bij Ta mar,

Peres verwekte Chesron,

Chesron verwekte Ararn,

Aram verwekte Amminadab,

Amminadab verwekte Nachson,

Nachson verwekte Salamon,

Salamon verwekte Boaz bij Rachab»

Boaz verwekte Obed bij Ruth,

Obed verwekte Isaï,

Isaï verwekte David de koning.

(Ze stopt en kijkt naar het licht)

David verwekte

David verwekte Salamo

David verwekte Salamo bij

David verwekte Salamo bij de vrouw

David verwekte Salamo bij de vrouw van

David verwekte Salamo bij de vrouw van Uria

Salamo verwekte Rechabeam,

Rechabeam verwekte Abia,

Abia verwekte Achaz

Achaz verwekte Josafat

Josafat verwekte Joram

Joram Uzzia

Uzzia verwekte Jotam,

Jotam Achaz,

Achaz verwekte Hizkia,

Hizkia verwekte Manasse,

Manasse Amon,

Amon Josia,

Josia verwekte Jechonja en diens broeders ten tijde van de Babylonische ballingschap. Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel, Zerubbabel verwekte Abihud, Abihud Eljakim, Eljakim verwekte Azor, Azor verwekte Sadok, Sadok verwekte Achim, Achim Ehud, Ehud verwekte Eleazar, Eleazar Mattan, Mattan Jakob, Jakob verwekte Jozef, de man van Maria,

uit wie Jezus geboren i$, die Christus genoemd wordt. De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus.

Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de Heilige Geest.

Daar nu Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, was hij van zins in stilte van haar te scheiden. Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide :

Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest. Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.

Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de- Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide

Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuel geven, hetgeen betekent; God met ons. Toen Jozef uit zijn slaap ontwaakt was, deed hij, zoals de engel des Heren hem bevolen had en hij nam zijn vrouw tot zich. En hij had geen gemeenschap met haar,

voordat zij een zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam Jezus. De handeling der schepping draagt zo dikwijls het dubbelzinnige, bijna tautologische karakter van een narcisistische of incestueuze daad; een der teksten op een pyramide beschrijft haar aldus: ja ik

ik was het

greep mijn penis

bracht het zaadwater

door mijn vuist weer bij mij binnen

ik slingerde mij om mijn penis

en begon in mijn schaduw te paren

die mij

onder zijn volk ophitste

ik regende zaadwater

het als gerst uit de aarde spuwend

in mijn, mijn eigen mond.

(Er klinkt een mannelijke stem op de band)

Hij Ik krijg het niet af.

Je doet niet genoeg je best.

Maar ik beul mijzelf af. Ik probeer alles, ik ben

de hele dag aan het werk en de halve nacht

erbij.

Ik eet nauwelijks, ik slaap nauwelijks, je kunt toch wel aan mij zien dat ik mij overwerk. Ja. Nu ik je beter bekijk moet ik je gelijk geven.

Je ziet er niet bepaald goed uit. Je werkt veel te

En toch ik zeg je: ik krijg het niet af.

(Hij en zij tegelijk) :

Dat is makkelijk gezegd.

Hij Word je gestoord heb je geen rust bij je

werk

ik heb volkomen

Zij rust. Betere arbeidsvoorwaarden zou ik me

gewoon niet kunnen wensen.

Hij Ik snap het niet. Waarover klaag je dan

eigenlijk.

Zij Ik heb te weinig tijd. Hij Maar hoezo dan.

Zij Heb je er wel eens over nagedacht hoe oud ik zou kunnen zijn.

Hij Nee, Ik verafschuw indiskreet heden. Ik breek mij er nooit het hoofd over hoe oud mijn vrienden zijn. Ik heb teveel respekt voor de persoonlijkheid van een mens om me met zulke zaken te bemoeien. Een mens is voor mij iets... Zij Onaantastbaars ! Geloof je ! ja ! Hij Niemand kan je voorschrijven watje met mezelf moet doen. Want niemand weet hoeveel jaren je nog te leven hebt. Je komt met een bepaald kapitaal aan leven op de wereld. Het wordt niet kleiner, het wordt niet groter. Niets ervan kan je ontstolen worden, het is je onvervreemdbaar bezit. Je kunt het niet over de balk gooien, want je krijgt het slechts in jaarlijkse termijnen uitbetaald. Alles hangt... Zij ervan of je de tering naar de nering zet. Versta je de kunst het (Hij en zij samen)

in te delen, dan heb je wat aan het leven.

Zij Maar je kan je iets heel groots voornemen

en het eenvoudig niet af krijgen.

Hij Dan heb je teveel hooi op je vork

genomen. Dat is je eigen schuld.

(Hij en zij samen)

Waarom plan je datgene niet waaraan je begint!

Zij Je kunt niet alles plannen. En werk kan

tijdens de uitvoering groeien.

Hij Dan moet je je plannen herzien en

beperken. Dat kan ik niet.

Zij Ik ben er te zeer mee vergroeid. Ik moet

zoveel verwerken als ik begonnen ben.

Hij Dan kan niemand je helpen. Het kwelt me

Zij meer dan ik zeggen kan. Het eind is in

zicht. Ik ben er zeker van dat ik niet klaar

kom.

Hij Dat is spijtig. Je weet

Zij namelijk niet hoe oud ik al ben. Ik heb er

altijd jonger uitgezien dan ik ben. Vreselijk,

zoals je je daarmee kunt vergissen.

Hij Inderdaad.

Zij Ik zal het je zeggen. Ik zal je mijn leeftijd zeggen.

Hij Ik wil het helemaal niet weten.

Zij Je zult versteld staan.

Hij Ik wil het niet weten.

Zij Maar als ik het uit mijzelf zeg.

Hij Ik heb je al gezegd dat ik indiskreetheden

verfoei.

Zij Het zou me erg opluchten.

Hij Ik wil met zulke dingen niets te maken

hebben.

Zij Het zou me erg opluchten.

Hij Ik verbied je om mij zoiets mee te delen. Je

leeftijd interesseert me niet.

Zij Je zult misschien een beetje schrikken.

Maar je zou begrijpen waarom ik me zo

ongerust maak.

Hij Ik zou ook beslist niet schrikken. Ik weiger

om van zulke dingen te schrikken.

Zij Ik kan namelijk niet meer gereed komen

onder deze omstandigheden.

Hij Het is misdadig om andere mensen en dan

nog wel vrienden met zulke privé-kwesties lastig

te vallen.

Zij Ik wil het je zeggen.

Hij Hou je jaren voor je.

(Ze loopt weer heen en weer, ijsbeert)

Zij Waren het nog maar jaren !

Hij Je wordt steeds schaamtelozer! Ik begrijp

geen enkele van je zinspelingen. Er zijn

namelijk lieden die liegen en op hun vrienden

proberen indruk te maken met fabuleuze

bekentenissen, een soort oplichterij die je niet

onbekend hoorde te zijn.

Zij Je bent erg onrechtvaardig tegenover me.

Ik wilde het gewoon tegen iemand zeggen.

Niemand wil het weten. Iedereen maakt dat hij

wegkomt als ik erover begin, Is het dan zo

vreselijk om te weten hoe oud iemand is

Hij Nee op zichzelf is dat misschien niet zo

vreselijk. Maar het motief, het

Zij motief

Hij dat je ertoe aanzet om het te zeggen Zij is vreselijk

Hij je wilt je erover beklagen dat je binnenkort

sterven moet. Je wilt ontevredenheid onder de

mensen zaaien. Je zou graag willen dat andere

mensen even ontevreden waren als jij.

Zij Hoezo dan ik denk toch alleen aan mezelf.

Hij Ik ken die streken. Je loopt rond en zoekt

een slachtoffer. Je bent te zwak om rustig zelf

te dragen wat ieder ander draagt.

Zij Ik ben laf.

Hij Je bent laf.

Zij En verachtelijk,

Hij En verachtelijk. Jij bent bang.

Zij Ik ben een monster.

Hij Jij bent een monster.

(Ze doet een stap in de richting van de lichtbron

rechts. Black out. Voor haar, op de vloer, een

lange schaduw van een naakte silhouet die doet

denken aan een pin-up girl. Nog een, nog een,

(Als de derde schaduw op de vloer wordt

geprojekteerd zakken de twee grote witten

gaasdoeken die voor het publiek hangen. Dit alles

gebeurt zeer snel.) Ze schrikt Ze kijkt naar de

schaduwen. Bang valt ze op de vloer alsof ze

niets meer wil zien.

Ze ligt op de vloer, gekweld, als een embryo. Ze ligt in een zachte lichtcirkel van Magentarood. Drie kreten die doen denken aan een exotische vogel die zijn geliefde roept. (Tijdens de tekst die volgt, staat ze zeer langzaam op. Naarmate ze opstaat wordt het Magenta-rode licht sterker). Zij Laat me je gezicht zien, laat me je stem horen, want je stem is teder en je gezicht is mooi om te zien, (Stilte) Zijn linkerhand onder mijn hoofd en zijn rechterhand zal mij omklemmen ? omklemt mij. (Stilte)

Dat hij mij kusse met de kussen van zijn mond. Hij zal mijn dorst lessen met de kussen van zijn mond.

Men zingt de metten in de kerk, en ik ben daar aanwezig. Mijn hart, mijn zenuwen, en heel mijn lichaam schudden en beven van onstuimig



verlangen.

Ik maak mee wat ik dikwijs heb ervaren: ik

word gegrepen door een zo waanzinnig en

angstwekkend verlangen, dat het me voorkomt

alsof ik dodelijk gek zou worden en van

verbijstering sterven, als ik mijn geliefde geen

voldoening zou kunnen schenken en hij mijn

hunker niet zou vervullen.

Deze keer gaat het liefdesverlangen zo geweldig

en smartelijk te keer in mij, dat mijn ledematen

stuk voor stuk lijken te zullen breken en dat al

mijn zenuwen buitengewoon gespannen zijn.

Dat hij mij kusse met de kussen van zijn mond

zijn hoofd

zijn krullen

zijn ogen

zijn wangen

zijn handen zijn armen

zijn buik

zijn benen

zijn gezicht zijn mond

de lippen

je tanden

je neus je ogen

je hals

je twee borsten je buik je navel je heupen

ik kan er het volgende van zeggen: ik hunkerde ernaar om zonder terughoudendheid bij mijn mijn geliefde te verpozen; met hem om te gaan en hem te genieten helemaal als hij is, ik verlang ernaar zijn mensheid te verenigen met de mijne, volhardend, de belijding van mijn menszijn in te richten, sterk en zonder tekort te schieten, om hem op die manier onverkort en zuiver te dragen, dat hij mij in de eenheid van geest voldoening zal schenken in zijn godheid. Hij zal mijn dorst lessen met de kussen van zijn mond. Want boven alle gaven die ik ooit proefde, is dat de gave van mijn voorkeur: dat ik hem voldoening kan schenken in alle domeinen der grote liefdesopdracht. Niets kan hem meer behagen dan, dat men groeit, tot men de eindeloosheid met God deelt. Dat men gebukt moet gaan onder leed, pijnlijke inspanning, ellende; groot en ongekend verdriet moet men dan dragen; hoe dat alles komt en gaat, dat verdraagt men zonder aan dit lijden te bezwijken. Ja, niets anders smaakt men daar dan de zoete momenten van de liefde: omhelzingen en zoenen. Zo verlangde ik naar God. Zijn linkerarm onder mijn hoofd en zijn rechterarm... zal mij omklemmen ? omklemt mij.

Neem mij, sleur mij mee achter je stappen kom

wij hebben haast

terwijl het vreselijk gesteld was met mij, bemerkte ik hoe van het altaar een grote arend op mij kwam toegevlogen. Hij zei tot mij :

"wil je verenigd worden met je geliefde, bereid je dan voor."

Ik knielde neer, en mijn hart ging vreselijk te keer bij mijn poging om hem onverdeeld te aanbidden.

Al was dat steeds de grond van mijn verdriet en

leed, ik weet maar al te goed --zoals God dit

over mij weet -- dat dit onbereikbaar is voor

mij; ik slaap maar mijn hart is wakker

de stem van mijn vriend die aanklopt: "doe

open mijn zuster, mijn liefde, mijn duif...

"mijn volmaakte".., "mijn wonder"...

"want mijn hoofd is vol dauw, mijn krullen zijn

vol druppels van de nacht."

Ik heb mijn hemd uitgetrokken waarom zou ik

het aandoen

ik heb mijn voeten gewassen waarom zou ik ze vuil maken.

Mijn vriend heeft zijn hand door de opening gestoken en mijn buik is in de war om hem, Wek de liefde niet maak de liefde niet wakker voordat zij het wil.

Toen kwam hij vanaf het altaar, zich openbarend in de gedaante van een kind; en het kind had het aanschijn die hij had tijdens zijn eerste drie levensjaren. Hij keerde zich naar mij toe en nam uit de ciborie zijn lichaam in zijn rechterhand In zijn linker nam hij een kelk, die van het altaar afkomstig scheen, al weet ik niet waar die vandaan kwam. Daarmee kwam hij in de kleding en de mannengestalte zoals op de dag toen hij ons voor de eerste keer zijn lichaam gaf, precies in die mannelijke gestalte van die zoete, heerlijke man, met een gezicht dat van een goddelijke schoonheid was; in een zo deemoedige houding kwam hij daar op mij toe, als iemand die een ander helemaal toebehoort. Hij gaf me zichzelf in de vorm van het sakrament, onder de gebruikelijke gedaante van de hostie. Daarna gaf hij me te drinken uit de kelk, in de gedaante en met de smaak die daarbij gebruikelijk zijn. Als jullie mijn vriend zullen vinden wat zullen jullie hem vertellen ? Dat ik ziek ben van liefde. Hij neemt me helemaal in zijn armen en drukt me tegen zich aan. Met al mijn lijden voelde ik de volle zaligheid van zijn lichaam, volgens de menselijke begeerte van mijn hart. Bij volle bewustzijn werd ik daar naar hartelust bevredigd. Ook had ik een korte tijd de kracht om deze ervaring te doorstaan. Maar al heel spoedig verloor ik het beeld van deze heerlijke man; ik zag hoe hij helemaal verdween en vervluchtigde en dermate wegsmolt, dat ik hem buiten mij niet meer bespeuren of ontwaren kon en hem binnenin mij niet onderscheiden

Het kwam mij toen voor alsof wij een waren zonder onderscheid. Dat alles speelde zich af bij bewustzijn, als iets wat men ziet, smaakt, voelt: zoals de zintuigelijke smaak bij het ontvangen van het sakrament, en zoals het zien en voelen daarbij, zoals de ene geliefde de andere bij zich opnemen kan in de weelde van genietingen

en van het opgaan in elkaar.

Daarna bleek ik dermate opgaan in mijn

geliefde, dat ik helemaal in hem wegsmolt en

niets van mezelf overbleef.

En ik raakte in vervoering en werd opgenomen

in de koncentratie van mijn geest.

(Stilte)

Zij (Met teleurstellende stem) wat kort.

(De stem van de man op de band)

Hij Maar we zien elkaar terug.

Zien we elkaar terug

ja we houden van elkaar

maar zien we elkaar terug

was je niet gelukkig.

Gelukkig

Zij Oh !

Hij Gelukkig

dus kom je terug.

Ik weet het niet.

Je doet me verdriet.

Waarom doe je me zo'n verdriet ?

Ik wil je beslist geen verdriet doen.

Ik hou erg veel van je.

Zeg me dan wanneer je terugkomt.

Zij Wat kort.

Hij Ik weet het niet.

Je moet het weten.

Kwel me niet.

Zij Maar we zien elkaar terug.

Hij Ik kan het niet. Waarom kun je me niet

vertellen ?

Zij Zien we elkaar terug. Hij Wat zit je dwars ? Vraag niet zoveel.

Zij Ja, wij houden van elkaar. Maar zien we elkaar terug?

Was je niet gelukkig ? Gelukkig Hij Oh !

Zij Gelukkig. Dus kom je terug, ik weet het niet, je doet me verdriet, waarom doe je me zo'n verdriet?

Ik wil je beslist geen verdriet doen, ik hou erg

veel van je,

Zeg me dan wanneer je terug komt, ik weet het

niet, je moet het weten, kwel me niet. Ik kan

het niet. Waarom kun je met niet vertellen, wat

zit je dwars ?

Hij Wat kort

Zij Vraag niet zoveel.

Hij Maar we zien elkaar terug, zien we elkaar terug, ja. We houden van elkaar. Maar we zien elkaar terug? Was je niet gelukkig? Gelukkig gelukkig. Dus je komt terug, ik weet het niet, je

doet me verdriet, waarom............

(Hij herhaalt de voorgaande tekst waarbij het tempo stijgt en zijn stem steeds hoger wordt, snerpend, snel, kristal Terwijl dit gebeurt herhaalt ook zij de voorgaande tekst op snelle en sarkastische manier. Zij zendt kussen met haar handen, aan hem. Vlammen komen uit haar handen. Het licht van rechts gaat sterk aan. Haar schaduw is scherp op de witte muur. Zijn stem verdwijnt. De vloer wordt bitter olijfgroen van kleur. Ze draait naar de muur. Haar schaduw is verdwenen. Op de vloer is een kleine witte ronde cirkel van licht. Ze stapt in deze cirkel Ze kijkt naar de tribune. Ze geeft met haar rechterarm een teken. Een celloklank klinkt; een melancholische klank in drie maten. Ze begint de onzichtbare cello te dirigeren. Ze plaatst stemmen en klanken in de ruimte. Ze dirigeert een groot onzichtbaar orkest met twee koren, een mannelijk en een vrouwelijk, welke een absurd concert uitvoeren. De muziek zwelt aan, haar bewegingen worden groter en expressiever. (Een vrouwenstem zegt plechtig in het frans: "er was eens een maagd en haar naam was Jeanne.") Onhandelbare klanken vullen de grote ruimte. Ze kan het niet aan. Hei geluid van een krijsende vogel die rondvliegt in de zaal. Het geluid van de zee vult de ruimte. Het geluid van onhandelbare golven. Ze probeert wanhopig deze klanken te ordenen, De geluiden ebben weg. Stilte. Ze probeert het koncert door te zetten. Black out.

Ze steekt een lucifer aan. Ze bukt; om iets te redden. De sterke lichtbundel van een volgspot valt op haar. Ze heeft in haar rechterhand een kelk waarin een vuur brandt, in haar linkerhand heeft ze een deksel. Ze dooft de vlam met de deksel. Ze haalt de deksel weer van de kelk en terwijl ze triomfantelijk rondloopt glijdt uit de kelk een onmetelijk lang donkerrood breed lint. Terwijl dit gebeurt wordt de kleur van de vloer en van het plafond van het theater roodbruin, glanzend. De ladder rechts van haar straalt in het rode licht, Ze kijkt verwonderd hoe het silhouet van de metalen ladder verdwijnt in de hoogte van het plafond, tussen spots, kabels en de balken van de lichtzolder van het theater. Ze ontdekt nu hoe onmetelijk hoog de witte muur is. Ze ontdekt haar wonderbaarlijke omgeving. Blijkbaar hoort ze iets dat niemand anders hoort. Tijdens de navolgende tekst beleeft ze een visioen. Een visioen over de glorie van haar denkvermogen)

Zij Ach ! De metten

voor het feest van onze lieve vrouwe geboorte (Stilte)

Zij Het lied der liederen... dat van Salamo er zijn andere liederen... dit is het zijne... het lied der liederen.

Dat hij me kusse met de kussen van zijn

mond... hij zal mijn dorst lessen met de kussen

van zijn mond.., want je genot is goed beter

dan wijn... kostelijker dan wijn is je liefde...

neem mij... sleur mij mee... achter je

stappen..kom..wij hebben haast..

dit doet me denken aan een wezenskus.

De koningin,

in een gouden kleed,

En dat kleed is helemaal bezet met ogen;

al die ogen zijn doordringend als vlammend

vuur... en toch gelijken zij kristal,,, de kroon

die zij op haar hoofd draagt

is opgebouwd uit evenveel kronen boven elkaar

als er ogen aan het kleed zijn...

het getal ervan zul je vernemen als zij het zelf

noemt.



(Ze geeft met haar rechterarm een krachtig teken, muziek begint: de tango triste. Zacht en meeslepend)

Voor de koningin lopen de drie jonkvrouwen. De eerste jonkvrouw draagt een rood staatsieskleed en zij houdt twee bazuinen in haar handen.

Zij blaast op een der bazuinen... en verkondigt: Die miere vrouwen verhoert / hi sal eweleec verdoeuen / inde salecheit / ende hi en sal nemmermeer horen / noch sien die hoechte melodie / ende de wondere der gheweldeghere minnen.

Dat betekent: Wie niet luistert naar mijn vrouwe zal ten eeuwigen dage doof zijn voor de gelukzaligheid; en hij zal nooit horen noch zien de liefelijkste muziek en de wonderen der soevereine Liefde. De andere bazuin ! die de weghe vliegnet ende gheet / die mijn vrouwe mijnt / hi sal gheweldech sijn vander minnen rike...

Dat betekent: Wie zich haastig voortspoedt op

de wegen die mijn vrouwe bewandelt zal

deelachtig worden... aan de soevereine

waardigheid der Liefde.

De tweede jonkvrouw draagt een groen

staatsiekleed zij houdt in haar handen twee

palmtakken... die elk verzegeld zijn met een

boek: daarmee vrijwaart zij haar vrouwe voor

het stof der dagen en nachten, der manen en

der zonnen..want zij duldt geen stof van hen.

De derde jonkvrouw is gekleed in een zwart

staatsiekleed, en in de hand draagt zij iets... als

een lantaarn gevuld met dagen.

Daarmee doorgrondt haar vrouwe de diepte

van Gods grondeloosheid in de mens...

en de hoogte van de opvaart naar God.

De koningin ioopt met krachtige passen op mij

toe zet haar voet op mijn keel en roept met een

vreeswekkende stem: weet je wie ik ben?......Je

bent het denkvermogen van mij... zolange tijd

heb je mij last en leed berokkend.,,

...de huisgenoten van mijn geestelijke woning

verlenen glans aan je optocht.

Zij die op de bazuin blaast is mijn heilige vrees

die van mij volmaaktheid eist.

De tweede jonkvrouw is het vermogen van mij

tot onderscheiding van het-denkvermogen en

liefdeskracht,

De derde jonkvrouw is mijn wijsheid... de derde jonkvrouw is... mijn wijsheid: zij heelt mij bijgebracht hoe machtig en werkzaam je bent wanneer de liefde zich van jou bedient. Mijn wijsheid maakt het mogelijk dat in momenten van verrukking God helemaal tot zijn recht komt in mij...

en dat ik al het geschapene met het oog van de schepper beschouw... en iedereen afzonderlijk in zijn betekenis.

Welke boodschap breng je me nu ? ,.,Ik kom je bevestigen dat jij dit kleed vol ogen waarlijk draagt; met hemels eerbetoon heb je me gekleed;

de ogen zijn duizend in aantal dat betekent dat iedere deugd haar volle onmetelijkheid bezit: hun vurigheid toont aan dat zij de opdracht der Liefde door en door kennen: dat zij kristallen lijken betekent dat je ten gronde gegaan bent en gestorven aan je passiviteit ten opzichte van God.

...Elk oog is gekroond... met het teken van de

voltooiing van daad... en overgave.

(Verblindend wit licht. Ze schrikt)

Mijn denkvermogen heeft me geprezen,

Het beval me mijn geestelijke gave te beamen !

ik stemde van harte toe.

(Ze rent naar de publiekstribune. Meer wit

verblindend licht komt van boven deze tribune.

Ze schrikt. Ze draait en rent naar de andere

tribune. Een golf van wit verblindend licht. Ze

schrikt, maar ze blijft praten)

Mijn denkvermogen bood me zijn diensten aan,

en ik prees het !

(Ze draait en rent naar de ladder. Een golf van wit licht komt vanuit de top van de ladder. Ze draait en rent naar de witte muur. Ze bonkt met

haar hoofd tegen de muur. Haar hoofd verdwijnt, in de muur).

De liefde verscheen en omarmde mij ; ik werd weggerukt buiten de geest, en tot de dag ver gevorderd was bleef ik verdronken liggen in onuitsprekelijke verwondering en vreugde!

(Ze haalt haar hoofd uit het gat in de muur en rent achteruit. Haar neus wordt ontzettend lang. Ze spuugt de neus op de vloer. Ze schrikt van het geluid. Ze kijkt naast zich, een zware kluit. Ze neemt de kluit in haar handen, en tilt hem tot boven haar hoofd)

Zweer, op deze steen, dat je hier nooit weg zult gaan...

(De mannelijke stem lacht haar uit)

...Zonder mij in te lichten.

Hij (Schaterend van het lachen)

Ik zweer, ik zal nooit van je weggaan

Zij Zweer, dat je hier vandaan nooit weg zult

gaan...

...................ook niet van mij...

(Haar armen spannen zich, haar benen trillen en

schudden, haar lichaam beeft onder het gewicht

van de ijzeren kluit)

Hij (schaterend van het lachen)

jij je tegen mij keert, (Stilte)

Zij Kus me... nu,..

(Ze bukt. De ijzeren kluit valt uit haar handen en bonst op de witte balletvloer. Ze is uitgeput. Ze kijkt achter zich, Ze loopt naar het midden van de ruimte. Ze haalt uit de binnenzak van haar colbert een witte doek om het zweet van haar voorhoofd te vegen. Ze ontvouwt het doek, het wordt zeer groot Een zachte melodie komt vanuit het ontvouwen van het doek. Een mannenkoor zingt een melancholisch liefdesdeuntje. Ze veegt haar voorhoofd niet Ze bewondert het stralend witte zijden doek. Haar gezicht is plotseling vol van een kinderlijk geluk. Ze begint een snelle vrolijke dans met het doek. De langzame muziek vult de zaal. Ze probeert de lucht in te pakken in het witte zijden doek. Het wordt donker in de zaal alsof het doek langzaam de hele zaal bedekt Terwijl ze naar de ladder rent en haar gezicht bedekt met het doek, valt mei dezelfde snelheid, het licht Haar silhouet verdwijnt in de duisternis. Black out In het donker klinkt alleen de melancholische melodie.

Ze zit op de trap van de tribune met de engelen, tegenover het publiek. Ze is nu gekleed in zwart rood dure lingerie. In haar handen heeft ze een massa van veelkleurige zijden doeken. Ze staat op. Ze streelt haar gezicht met de zijden massa. Uit de zijden massa verschijnt een witte duif. Ze loopt langzaam diagonaal door de ruimte. Ze aait de duif. Uit de rechterhoek haalt ze een zilveren, stralende kooi Ze zet de duif in de kooi. Ze drukt op een knop en glimlacht De duif verdwijnt en in zijn plaats verschijnt een lange boa van witte veren. Ze haalt de boa uit de kooi. Ze verzamelt een paar requisieten en gaat zitten in het midden van de vloer. Ze masseert haar enkel, Ze lacht zichzelf uit, van walging. Slechts enkele woorden van hetgeen ze zegt zijn verstaanbaar)

Zij Als de appelboom in de boomgaard zo is mijn vriend tussen de jongens... zijn schaduw heb ik begeerd en ik ben gaan zitten... in zijn schaduw wil ik zitten en zijn vrucht Ís zalig tegen mijn verhemelte... in de holte van mijn mond... hij heeft mij meegenomen naar de wijnkelder en zijn wimpel boven mij was de liefde... versterk mij met rozijn en koe ken... verkwik mij met appels.,, want ik ben ziek van liefde... zijn linkerhand onder mijn hoofd,., en zijn rechterhand zal mij omklemmen... omklemt mij... ik heb jullie bezworen... ik bezweer jullie dochters van Jeruzalem... bij de reeën en bij de hinden van het veld... zouden jullie de liefde wekken.. wek de liefde niet..zouden jullie de liefde wakker maken... maak de liefde niet wakker voordat het haar behaagt voordat zij het wil.

(Ze ligt op haar zij en ze kijkt rustig naar haar

publiek. Met een mooie warme stem zegt zij:)

Als de appelboom in de boomgaard

zo is mijn vriend tussen de jongens

zijn schaduw heb ik begeerd

en ik ben gaan zitten

in zijn schaduw wil ik zitten

en zijn vrucht is zalig tegen mijn verhemelte

in de holte van mijn mond.

hij heeft mij meegenomen naar de wijnkelder

en zijn wimpel boven mij was de liefde

versterk mij met rozijnenkoeken

verkwik mij met appels

want ik ben ziek van liefde

zijn linkerhand onder mijn hoofd

en zijn rechterhand zal mij omklemmen

omklemt mij

ik heb jullie bezworen

ik bezweer jullie dochters van Jeruzalem

bij de reeën en bij de hinden van het veld

zouden jullie de liefde wekken

wek de liefde niet

zouden jullie de liefde wakker maken maak de liefde niet wakker voordat het haar behaagt voordat zij het wil

(De melancholische melodie klinkt door, Ze draait zich om. Ze verschuilt haar hoofd in haar bovenarmen. Haar rug beeft Haar benen trillen. Met fluisterende stem, vol angst, zegt ze haastig) ;

als de appelboom in de boomgaard zo is mijn vriend tussen de jongens zijn schaduw heb ik begeerd en ik ben gaan zitten in zijn schaduw wil ik zitten en zijn vrucht is zalig tegen mijn verhemelte in de holte van mijn mond hij heeft mij meegenomen naar de wijnkelder en zijn wimpel boven mij was dc liefde versterk mij met rozijnen koeken verkwik mij met appels want ik ben ziek van liefde zijn linkerhand onder mijn hoofd en zijn rechterhand zal mij omklemmen omklemt mij ik heb jullie bezworen ik bezweer jullie dochters van Jerusalem bij de reeën en bij de hinden van het veld zouden jullie dc liefde wekken wek de liefde niet zouden jullie de liefde wakker maken maak de liefde niet wakker voordat het haar behaagt voordat zij het wil (Ze ligt op haar rug. Haar mond wijd open, haat-benen wijd open, haar vuisten krampachtig, vast. Haar lichaam schudt, van barensweeën. Tussen deze ondragelijke pijnscheuten probeert ze lucht te happen om ons te zeggen) : als de appelboom in de boomgaard zo is mijn vriend tussen de jongens zijn schaduw heb ik begeerd en ik ben gaan zitten in zijn schaduw wil ik zitten en zijn vrucht is zalig tegen mijn verhemelte in de holte van mijn mond hij heeft mij meegenomen naar de wijnkelderen zijn wimpel boven mij was de liefde versterk mij met rozijnen koeken verkwik mij met appels want ik ben ziek van liefde zijn linkerhand onder mijn hoofd en zijn rechterhand zal mij omklemmen omklemt mij ik heb jullie bezworen ik bezweer jullie dochters van Jerusalem bij de reeën en bij de hinden van het veld zouden jullie de liefde wekken wek de liefde niet zouden jullie de liefde wakker maken maak de liefde niet wakker voordat het haar behaagt voordat zij het wil

(Plotseling komt ze overeind. Met haar rug naar het publiek, geknield, zegt ze aan de tribune met de engelen) :

Alle engelen... alle engelen der legermachten en heerschappijen !

Hier zullen jullie de eeuwige heerlijkheid herkennen... die jullie toebehoort. De tijd is gekomen : jullie allen die door de liefde voltooid zijn... verheugt jullie... over het leven der minne in deze nieuwe voltooide. (De melancholische melodie gaat door. Het witte licht verandert zeer langzaam, onopgemerkt in roodbruin. Plotseling wendt ze zich naar het publiek)

Wanhopig verliefden! Treedt binnen in de volheid van liefde en leven... jullie onvoltooiden! Die niet zo naakt zijn dat jullie



onze bruiloft niet kunnen bijwonen, deelt in onze overvloed... en bekent jullie dat deze bruid die in het mysterie der liefde de maat van alle hemelse en aardse beproevingen genomen heeft. Zo diepgaand heeft zij in het landschap der onvoltooide liefde de louteringen doorstaan, dat ik haar nu zal openbaren hoe geweldig zij gegroeid is tijdens haar verblijf in het land van het verduisterde licht.

Groot zal ze zijn, en zal haar volmaakte rust aanschouwen, en zij zal haar stem verheffen! Ik ben het die hier is... hier tref je het beste gezelschap dat bestaat ! Ik ben mijn bruid !

Al wat jullie doen, heb ik verwezenlijkt volgens de volmaakte liefde... zo sterk is mijn liefde, dat ze voor allen de kracht wordt om ook de liefde te beieven.

Bruid en moeder ben ik ! Op een unieke wijze heb ik mijn godheid en mensheid in mijn leven tot recht laten komen. (Het mannenkoor zingt nog steeds het melancholische deuntje. Alles is nu roodbruin. Ze wendt haar hoofd af. Ze zegt aan zichzelf) : Weet je dat jij de leidster bent van allen die door verzaking aan alle aardse genoegen deelachtig zullen worden aan het gezelschap der verheerlijkte zuiveren ? Want nog nooit proefde je het aardse vergift, je hebt daarentegen onmenselijk veel bij de mensen te lijden gehad. Ik geef je de opdracht dit lijden ten einde toe te dragen in navolging van mij. (Ze staat op. Ze verzamelt alle requisieten. Ze loopt naar de rechterkant van de witte muur. Ze laat de vloer helemaal leeg achter. Nu is ook het plafond van het theater roodbruin. Ze stopt en draait haar gezicht naar het publiek. De melodie stopt)

Degene die net gesproken heeft kwam over mij

met verrukkelijke zaligheid, ik verloor mijn zelf

aan hem, het ontbrak me aan geestkracht om

nog iets te zien of te horen.

Een half uur bleef ik overrompeld door deze

verwondering en vreugde.

Maar hier was de nacht reeds ten einde en ik

kwam tot mijzelf, jammerlijk klagend over mijn

ellende zoals ik zo vaak deze winter heb

gedaan. Want ik heb bijna heel deze winter

dergelijke dingen beleefd.

(Ze loopt weg. Ze bergt alle requisieten achter de witte muur. Het lijkt alsof het totale licht zich verzamelt rechts achter de witte muur. Hei ritueel van de zelfkastijding volgt. (Het ritueel van het met blote hand uitdoven van zeventien brandende kaarsen, het veranderen van water in rode wijn, en het vermenigvuldigen van de wijn.) Ze kijkt naar hei publiek. De stem van Marilyn Monroe klinkt: my name is Lolita. Ze draait snel naar de ladder, trekt haar lingerie uit Ze is naakt Ze doet een stap in de richting van de ladder, de vloer en het plafond van het theater worden geel van kleur. Ze kijkt achter ziek Ze loopt naar de ladder, pakt de ladder met haar hand en zet haar voet op de eerste trede. Plotseling (alsof ze iets vergeten is te zeggen) draait ze haar hoofd naar hei publiek en zegt); Dit zijn de volmaakten die wel het eigen kleed der Liefde dragen. Hadewijch schouwde ieder van hen in het gezelschap van een engel die hen beschermde : Hun seraf. Maria is de eerste. Johannes de Doper is de tweede, Johannes de evangelist is de derde. Maria Magdalena is de vierde: haar liefde stuwde haar zonder verpozing voort tot aan haar volmaaktheid en rustte haar toe met al wat ze nodig had om de voltooiing te bereiken. (Ze ligt op de vloer op haar buik) De heilige Petrus is de vijfde ; hij was gegrondvest in de volheid der Liefde. De heilige Jacob is de zesde: hij ontving 27 openbaringen.

Zes ervan ontving hij terwijl onze Heer nog leefde, en nog eens eenentwintig na diens dood. Bovendien ontving hij talrijke zoetheidservaringen; deze ervaringen doofden nooit uit in

hem, evenmin als in de overige apostelen, op drie na ; maar hun namen noem ik je niet; dat zou hen smaad berokkenen ; daarover zwijg ik dus.

De heilige Gregorius is de zevende : hij was

bijzonder volmaakt.

De heilige Hilarius is de achtste,

De heilige Isidorius is de negende.

De heilige Augustinus is de tiende.

De 11de is een jonkvrouw

die Geremina heette.

Negen jaar lang moest zij de barensweeën der Liefde dermate doorstaan, dat zij er niet in slaagde hoe dan ook tot rust te komen, evenmin kon zij de Liefde uit haar leven bannen.

De Liefde deed haar vaak lijden alsof zij een

kind ter wereld zou brengen alsof heel haar

lichaam zou openscheuren

zo onmetelijk wijd werd het domein der liefde

in haar dat het haar voorkwam

alsof zij alle verdoemden verslond om Gods

kracht

der Liefde aan hen te wreken

en alle levenden in zich opnam om ieder van

hen te voeden en te hoeden volgens zijn nood

en alle hemelingen zoog ze op in haar diepte

om hun goddelijke glorie en hemels recht te

verhogen

vaak was zij zo sterk dat niets tegen haar opgewassen was

zo scherpzinnig dat zij bij alle minnaren

doorgrondde of zij al dan niet ten prooi waren

aan beunhaserij, Steeds waren haar handen zo

verkrampt dat het haar voorkwam alsof geen

sterveling dit had kunnen uithouden

indien de Liefde, die leven is en onsterfelijk,

haar steun niet geweest was.

Na die negen jaren volgden acht jaren van

verzonkenheid in Liefde

zodanig in overeenstemming met de heilige

Vader en de zoete Zoon en de lichtende heilige

Geest dat ze liefhad wat zij liefhadden en

vervloekte wat zij vervloekten

alles liet ze gebeuren zonder verwondering en

zonder verzet

Zij schonk haar liefde uitsluitend aan hen: in de hemel en op aarde, gestorvenen, levenden en ongeborenen

Iets anders interesseerde haar toen niet, net zo min als mij nu welhaast. De twaalfde is de heilige Martinus. Ik weet over hem heerlijke dingen die in zijn levensbeschrijving niet vermeld worden: zeven van deze taferelen zouden niet volstaan om dit te beschrijven.

De dertiende is iemand die Constans heette. Zestig jaar trok hij door het land op handen en voeten.

Toen een medebroeder, die hem aldus naakt rondkruipend aantrof, hem vroeg hoe zijn bevindingen met God waren, antwoordde hij: "Lieverd, zestig jaar duurt nu dit zware leven, en nog nooit heb ik volkomen vertroosting van de heilige Geest ontvangen."

Dat vond die andere verschrikkelijk. Hij begreep dit niet, want zelf had hij toch iedere dag zijn vertroosting gehaald bij de heilige Geest.

Want innerlijke zaligheid en zoetigheid, dat

verwachten de mensen van de heilige Geest.

Zo is het, waarachtig !

Een glimp van God is God helemaal.

Maar helaas wat men op eigen kracht bereikt

verdwijnt ook snel !

Lieverds, mochten jullie de Vertrooster zélf werkelijk vinden, dan zouden jullie geen ogenblik meer zonder Hem zijn, en steeds in zijn verbond zijn: wat Hij schenkt verandert of vergaat nooit.

Daarom begreep die man Constans niet. En dat verklaart tevens het onbegrip van zovele mensen wanneer zij in andere mensen de aanwezigheid van de heilige Geest zelf niet herkennen. Maar de werking van de heilige

Geest ken ik zeer goed.

De heilige Paulus is de veertiende. Hij was zeer

beschikbaar voor God,

Zijn liefde deed hem branden.

De vijftiende is ook een jonkvrouw die Sara

heette.

Zij had zestien jaar als Jodin geleefd. Opeens kwam haar het verhaal van Christus' dood en verheerlijking ter ore, en dat liet haar niet meer los.

Zij had zestien jaar als Jodin geleefd. Zij had het gevoel alsof het bloed van Christus op haar drupte, alsof zij zelf Christus gekruisigd had. Zij ontvluchtte haar ouders en kwam in een stad boven Keulen, waar een christelijke gemeenschap gevestigd was. Zij vertelde dat zij een Jodin geweest was. Toen men haar wilde dopen zei zij dat zij het doopsel reeds ontvangen had Bewusteloos geslagen werd zij ondergedompeld in het bloed van Christus. En sindsdien ontving zij 74 heerlijke openbaringen en het charisma der profetie, en ook -- wat al het vorige betreft -- het vermogen om de Liefde in gerechtigheid te dienen.

De heilige Brigitta is de zestiende. Van haar

weet ik wel wat, maar toch niet veel,

De heilige Amelberga is de zeventiende. Van

haar weet ik ook niet veel.

De heilige Bernardus is de achttiende. Ook van

hem weet ik maar weinig.

Zijn medebroeder Hendrik is de negentiende.

De twintigste is een monnik in grauw habijt.

Een kluizenares die Maria heette is de

tweeëntwintigste. Tevoren was zij non geweest.

Naar haar stuurde ik een monnik die me vaak

kwam bezoeken.

Een jonkvrouw uit Keulen die vrouw Lane heette, is de vijfentwintigste. Deze bezocht me vaak in de geest, en dikwijls zond zij ook geesten en engelen en serafs en heiligen en mensen.

Een vrouw uit Keulen afkomstig en die Oda heette is de zesentwintigste. Ook zij kwam me vaak opzoeken.

De zevenentwintigste is een begijn; al zingend verliet zij dit leven,

Hildegard die zovele visioenen schouwde is de

achtentwintigste.

Wat de levenden betreft :

In Thuringen wonen er vijf: twee mannen en

drie vrouwen.

ïn Brabant wonen er negen: drie mannen, zes maagden en twee weduwen. In Engeland wonen er negen: vijf eremieten, twee Kluizenaressen en twee jonkvrouwen. In Vlaanderen wonen er vijf: drie begijnen en twee nonnen.

In Zeeland wonen er zes: een priester, twee

begijnen, een kluizenaar in Middelburg en een

weduwe met grote macht; de zesde is een man,

klein van gestalte, die in volstrekte

teruggetrokkenheid leeft.

In Holland woont er één: een uit het ambt

ontzette priester, in wie Gods licht straalt. In

Friesland ook een priester.

Een Predikheer uit Zeeland, die in Denemarken

woont.

In het land van Loon wonen er drie: drie

nonnen.

(Ze staat op)

Enfin.

Van deze zesenvijftig mensen heten er zeven Johannes, twee Diederik, drie Klaas, een Gielis, één Bonifaas, één Godevaart, drie Hendrik, drie Wouter, één Robrecht, één Godeschalk, twee Sera, één Hadwijch, één Aleyde, drie Emaa, vijf Margriet,

Het was me niet mogelijk jullie het leven van al deze mensen te vertellen. Ik zie niet in hoe deze opsomming

jullie kan helpen, Je zou het leven van deze mensen moeten kennen: langs welke heerlijke manifestaties van het leven der Liefde zij deze volmaaktheid bereikt hebben of nog bereiken zullen.



(Ze draait en loopt naar de ladder. Ze pakt de zijkant van de ladder met haar rechterhand en zet haar linkervoet op de eerste trede. Plotseling klinkt muziek: een monumentale Sanctus. Ze zingt de laiijnse tekst van deze Sanctus. Gigantische mannen- en vrouwenkoren zingen met haar mee. Ze gaat op de vloer liggen, op haar huik. De gele kleur verandert in een verblindend wit zilver. Op de weerkaatsende witte vloer ziet zij eruit als een engel. Ze is gelukkig. Haar gezicht straalt van een verrukkelijk genot Alle koren zingen voor haar: Hosannah Hosannah

Ze staat op. Met zelfverzekerde stappen loopt ze naar het midden van de ruimte. Een gouden licht overspoelt het theater. Ze buigt voor het publiek. Applaus. Ze draait en buigt voor de engelen. Ze draait en ontvangt het applaus van het publiek. Met haar handen stopt ze het applaus van het publiek. Ze vraagt hun aandacht, ze gaat iets

Urbanisme,

Of dat nu afstamt van een paus Urbanus of 'la ville' in het frans

zal zich, waarschijnlijk, niet meer bezig houden met de doden.

De levenden zullen zich bekommeren om de

lijken; stiekem of niet,

Uit liefde of omdat de lijken stinken;

zoals men zich losrukt van een obscene

gedachte.

Stel dat de doden openbaar worden uitgeleverd

aan de oven van het krematorium: Dan zal de

geürbaniseerde wereld klaar staan voor

theatrale hulp, misschien... theater.

Hoewel het misschien excentriek klinkt, zou het

kerkhof het centrum van de stad moeten zijn

Daar zouden we bewaarplaatsen voor lijken

moeten hebben.

Met schoorstenen

Zonder schoorstenen !

Met of zonder rook.

En de doden, verschroeid als kleine kadetjes, dienen als mest voor de gezondheidskampen en

makrobiotische kibboetsen ver van de stad.

Of we nu enkel mensen op een heilige manier

verbranden of levend koken,

of wij als stad of als staat een andere

gemeenschap kwijt willen

als de krematie een dramatische allure anneemt

dan leeft het theater,

als het krematorium ---zoals dat van Dachau; een bouwsel dat mogelijk een zeer goede toekomst oproept -- als gebouw aan de tijd ontsnapt, zowel in de toekomst als in het verleden leeft het theater. Als zijn schoorsteen onderhouden wordt door schoonmaakploegen die lieder zingen

of melodieën van Mozart op een perfekte manier fluiten

rondom dit opgerichte dubbelzinnige sex-symbool van Rode Steen, blijft het theater. Als de vrolijke schoonmaakploegen de open bek van de oven --

waar, op zijn grillen, tien of twaalf lijken

tegelijkertijd kunnen worden verbrand --

ook z6 blijven onderhouden,

kan daar een zekere soort van theater blijven

bestaan.

Maar als de krematoria in de steden zijn

weggemoffeld, of gereduceerd tot de dimensie

van een kruidenierszaak,

dan zal het theater sterven

(Orgelmuziek klinkt zacht)

Aan de toekomstige urbanist vragen we dus het

kerkhof in de stad aan te leggen --

waar men de doden in de grond blijft

stoppen --

of een bewaarplaats voor urnen te bouwen, simpel

ontzagwekkend angstwekkend.

(De orgelmuziek klinkt sterker)

Daar, in de nabijheid, onder diè schaduw ! Zijn

schaduw !

-- Desnoods tussen de grafzerken -- ontwaakt het theater.

Zie je waar ik naartoe wil ?

(Het wordt langzaam donker. De orgelmuziek

wordt sterker. Haar woorden zijn, bijna,

onhoorbaar)

Het theater zal zo dicht mogelijk geplaatst worden, onder de werkelijk beschermende schaduw van de plaats waar men de doden bewaart, of bij het enige monument, dat ze diriger. Ik geef je deze adviezen zonder veel plichtplegingen, ik droom eerder met de aktieve nonchalance van een kind dat het belang van theater kent. Het theater zal tot doel hebben ons te laten ontsnappen aan de tijd waarvan men zegt dat hij historisch is, (De muziek wordt sterker, maakt haar woorden onhoorbaar, Het wordt nog donkerder) maar die godsdienstig is. Vanaf het begin van een theaterevenement, ligt de tijd, die gaat verstrekken nergens vast in een gerenommeerde kalender. Het ontsnapt zowel aan het christelijke als aan het revolutionaire tijdperk. Zelfs als de tijd -- waarvan men zegt dat hij historisch is -- niet helemaal verdwijnt uit het bewustzijn van jullie, en andere tijd verloopt die iedereen van jullie beleeft. Deze tijd doet de historische konventies, noodzakelijk gemaakt door het sociale leven, uit elkaar springen. Van de slag doet hij ook de sociale konventies uit elkaar springen. Deze brengt geen wanorde, eerder bevrijding. (Ze probeert tevergeefs verstaanbaar te zijn in de oorverdovende satanische muziek. Haar mond gaat open als een vis in een aquarium. Het is erg donker. Ze loopt in de schemering heen en weer als een beest in een kooi. Een wanhopige silhouet in het donker. Ze probeert nog eens iets te zeggen. Black out. Het theater trilt onder de denderende satanische muziek. Ze steekt een lucifer aan. Ze loopt. Ze verdwijnt achter de tribune van de engelen. Het theater trilt onder de satanische muziek. Plotseling stopt de muziek. Het harde witte werklicht gaat aan)

'Ik geef je de opdracht dit lijden ten einde we te dragen in navolging van mij'

Volledig artikel als PDF

Auteur Frieda Pittoors

Publicatie Etcetera, 1985-10, jaargang 3, nummer 12, p. 27-35

Trefwoorden verwekteluciferhaarliefdejulliemijnheilige

Namen AbiaAbihud EljakimAchim EhudAleydeAmelbergaAmminadabAmon JosiaArarnAzorBabylonischeBen Van DuinBoazBrabantBrigittaChesronDachauDank U.DatDavidDe LiefdeDenemarkenDiederikEleazar MattanEmaaEngelandFrieslandGeestGelukkigGereminaGigantischeGodHadwijchHeerHeilige HendrikHij OhHizkiaHoedHoezoHollandHosannah HosannahIkImmanuelInderdaadIsaakIsaïJacobJakobJeanneJechonja SealtiëlJerusalemJeruzalemJodinJohannes de DoperJohannes de evangelistJoram UzziaJosafatJotam AchazJozefJudaKeulenKluizenaressenLaneLieverdLolitaLoonMagenta-rodeMagentaroodManasse AmonMargrietMariaMarilyn MonroeMiddelburgMozartNachsonNeeObed bij RuthPredikheerRachab»RechabeamRobrechtSadokSalamonSaraSeraStilteTa marThuringenUriaVertroosterVlaanderenWelkomWouterZeelandZerachZerubbabelZij Zweerleven der Liefde


Development and design by LETTERWERK