"...en het woord beleid wordt altijd het woord belediging."
Binnenkort zal de
In de schoot van het kabinet van
Via deze tekst krijgt de verzuiling van het onderwijs weer eens op pijnlijke wijze haar beslag en wordt ze ook in de hogere kunstopleiding een feit ; maar er zijn nog meer kwalijke consequenties aan verbonden. Achter deze ontwerptekst gaan een lange geschiedenis en een zeer ingewikkeld dossier schuil, waarvan we hier enkele aspecten willen trachten verduidelijken.
Over de hervorming van het Hoger Kunstonderwijs spreekt men al meer dan vijftien jaar. We moeten dus even terug in de tijd en onze aandacht richten op een aantal problemen waarmee in de eerste plaats het muziekonderwijs te kampen had en heeft.
Pas in de huidige fase waar sprake is van een nieuw decreet, komen de theateropleidingen mee in het gedrang.
In 1976-77 werd, wat de
Terwijl het gemeenschapsonderwijs in de conservatoria meer en meer aan banden werd gelegd en afgebouwd (directies hadden niet de vrijheid om nieuwe cursussen in te richten, de lonen stagneerden, benoemingen kwamen vaak onder politieke druk tot stand, vaste docenten die met pensioen gingen werden vervangen door 'veel goedkopere' voordrachthouders enz.) kon een vrije school als het
De gevolgen van deze situatie laten zich raden: de laatste jaren lopen de conservatoria leeg; docenten die in het Lemmensinstituut meer kunnen verdienen en er in betere omstandigheden kunnen werken verlaten het gemeenschapsonderwijs en nemen hun leerlingen mee.
Aan deze al lang aanslepende toestand zou het nieuwe decreet nu iets moeten veranderen. De ontwerptekst bevat een aantal positieve aspecten, zoals de gelijkschakeling van diploma's en statuten in de twee netten. Maar er schuilen adders onder dat gras. Het decreet wil nl. opnieuw 'de lat gelijk leggen'. Daar waar in het normale dagonderwijs zowat 70 % van de scholen in 'vrije' handen zijn, ligt die verhouding in het Kunstonderwijs net omgekeerd: een doorn in het oog van
Tegelijkertijd gaat het decreet er paradoxaal genoeg van uit dat het plafond van het aantal studenten in het Kunstonderwijs bereikt is: er moet dus wat het aantal scholen en afdelingen
betreft gerationaliseerd worden; in één net scholen bijmaken kan dus in deze gedachtengang enkel gebeuren door studenten van reeds bestaande scholen af te snoepen; dat is dan ook wat in de praktijk al een tijd aan de gang is.
Zonder enige motivering legt het decreet ook vast welke afdelingen binnen het kunstonderwijs per provincie ingericht mogen worden. Deze bepaling houdt o.m. in dat
Dit samengaan van verschillende kunstscholen in een soort van superinstituten, leidt onvermijdelijk naar een grotere burokratisering van het onderwijs: boven de afdelingsdirecties, verantwoordelijk voor de artistieke gang van zaken, zal een administratief superdirecteur aangesteld worden; weer eens wordt dat waar het eigenlijk om gaat - in dit geval de creatieve profilering van een opleiding - ondergeschikt gemaakt aan zakelijke en andere belangen.
Deze tendens komt ook nog tot uiting in een ander aspekt van dit dossier. Slechts sinds korte tijd beschikt het gemeenschapsonderwijs over een eigen inrichtende macht: de
De samenstelling van zo'n lokale
In het nieuwe decreet werd dit probleem onderkend en wordt dan ook meteen weer een andere structuur voorgesteld. Elke school zou een raad van bestuur krijgen alsook een pedagogisch college (een afvaardiging van de leerkrachten) bevoegd of adviserend (dat is vooralsnog niet duidelijk) voor artistiek-pedagogische zaken.
Recent werd bekend dat niet minder dan drie van de huidige directeurs van
Collectie
betreft, een bijkomend probleem. Afhankelijk van de snelheid waarmee het decreet gestemd wordt, zal dus ofwel de lokale
Deze hele evolutie roept vele vragen op, legt belangrijke contradicties bloot; b.v. de tegenstelling tussen de memorie van toelichting die het decreet begeleidt en de wettekst zelf.
Deze memorie van toelichting is een document waaruit een voor de overheid zeldzaam juist inzicht blijkt in de problematiek van het Kunstonderwijs: het legt de nadruk op de noodzakelijke gelijktijdige aanwezigheid van vakkennis en zelfontplooiing; het onderstreept het belang van een intense relatie tussen meester en leerling; het bevestigt dat een hogere kunstschool als instelling een zo ruim mogelijke vrijheid moet krijgen om zich te profileren; het onderkent dat" de aanwerving van de docent niet louter afhankelijk kan zijn van een aantal formele kenmerken zoals bekwaamheidsbewijzen en anciënniteit. Van essentieel belang is het meesterschap van de kunstenaar en zijn bereidheid om dat meesterschap door te geven, evenals zijn openheid voor de persoonlijkheid en het talent van de leerling"; enz.
Waarom wordt dan via dit decreet de schoolstrijd in de kunstopleiding geïntroduceerd ? Wat maakt het voor een student in het kunstonderwijs in godsnaam uit welke ideologische overtuiging zijn leraar is toegedaan, als die leraar een begenadigd kunstenaar is en een enthousiast pedagoog ? Door de eeuwen heen zijn artiesten in botsing gekomen met kerkelijke en andere overheden, met opgelegde normen van welke aard en signatuur dan ook : dit behoort blijkbaar nog niet tot het verleden. Ook nu weer worden de creatiecve ontplooiing en de autonomie die deze nodig heeft, opgeofferd aan het niets ontziende spel om invloedssfeer en macht.
Onlangs gaf de
Artikel 10
De regels inzake erkenning en subsidiëring in geld of natura van geregelde culturele activiteiten mogen, naar gelang van het geval, slechts worden vastgesteld krachtens een decreet of een beraadslaging van de vertegenwoordigende vergadering van de overheid.
Bij ontstentenis van dergelijke regels moeten alle toelagen en voordelen het voorwerp zijn van een speciale begrotingspost op naam.
Artikel 11
Wanneer het gaat om erkende instellingen die activiteiten uitoefenen
gericht op de gehele cultuurgemeenschap, bepaalt het decreet dat de financiële tegemoetkoming van de overheden gelijktijdig omvat :
- de subsidiëring van een kern van personeelsleden;
- de jaarlijkse toekenning van een basistoelage voor de werking;
- de subsidiëring op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten.
De voorwaarden en de procedure van erkenning worden naar gelang van het geval bij wet of bij decreet vastgelegd.
De opmerkingen binnen het vrij omstandige verslag van de
In zijn ontwerp stelt de
Deze bezwaren kunnen tamelijk eenvoudig, zonder zware inhoudelijke ingrepen in een aangepaste tekst ondervangen worden.
Anders is het gesteld met het probleem financiering.
Eén van de belangrijke vernieuwingen van het ontwerpdecreet is net de mogelijkheid voor een instelling om de haar toegewezen portefeuille naar eigen keuze te beheren.
Het valt af te wachten hoe het kabinet van de
Paul Corthouts
Noten
(1) 5.5., 16 oktober 1973.
Auteur Marianne Van Kerkhoven, Paul Corthouts
Publicatie Etcetera, 1990-12, jaargang 8, nummer 32, p. 52-54
Trefwoorden decreet • kunstonderwijs • hoger • raad • gemeenschapsonderwijs • conservatorium • argo • coens • conservatoria
Namen ARGO • Akademie voor Schone Kunsten • Algemene Raad voor het Gemeenschapsonderwijs • Antwerpen • Antwerpse • Brabant • Brussel • Conservatoria • Conservatorium van • Daniël Coens • De Raad • De Staatsraden • Decreet • Gemeenschapsminister van Cultuur • Gemeenschapsnet • Gent • Gerard Gaudaen • Gerardjan Rijnders • Guimardstraat • Hoger Architectuurinstituut van het Rijk • Hogere Kunstscholen • Kamiel Cooremans van het Conservatorium • Leuvense Lemmensinstituut • Linz • Marianne Van Kerkhoven • Minister • Oberösterreichisches Landesmuseum • Oost-Vlaanderen • Pick-Up • RITCS • Raad van Bestuur • Raad van State • Rijkscentrum voor Hoger Kunstonderwijs • Studio Herman Teirlinck • Vlaamse Executieve • Vlaamse Raad
Development and design by LETTERWERK