Even hing men aan de alarmbel, toen in december duidelijk werd dat op het kabinet Coens nog een nieuw decreet in de maak was, nl. één dat orde op zaken wil stellen in het Hoger Kunstonderwijs. In
Vele pogingen om informatie over de plannen te verkrijgen mislukten, op het kabinet werd het voorbarig geacht het publiek in te lichten vermits de besprekingen in volle gang waren en de beslissingen nog niet genomen. Men werd verondersteld een blind vertrouwen te hebben in de ministeriële plannen, voor problemen die men reeds twintig jaar tracht op te lossen.
Ondertussen is duidelijk geworden dat het niet zo een vaart zal lopen. Zolang het dossier omtrent het universitair decreet niet opgelost is, kan dat over het Hoger Kunstonderwijs niet worden doorgevoerd. Ten tweede zou de hele operatie op dit ogenblik te duur uitvallen.
Op maandag 18 februari organiseerde het
teur
Op het debat bleek dat iedereen het eens was over een aantal positieve elementen uit het decreet, zoals het gelijkschakelen van diploma's en statuten en het invullen van ambten. Tevens heerste er een grote eensgezindheid over belangrijke ingrepen, die als totaal onaanvaardbaar werden bestempeld.
In eerste instantie reageert men tegen het invoeren van de verzuiling : men heeft het gevoel dat vooral het vrije net, i.c. het
Ook de manier waarop men het - op zich niet oninteressante - idee van de artistieke campus wil vormgeven, nl. door het creëren van één groot instituut per net en per provincie, stuit op afwijzing. Dat houdt namelijk, vooral in de provincie Antwerpen, de fusie van een aantal bestaande instituten in, met boven de verschillende artistiek-pedagogische directies een financieel-administratief directeur. Garanties omtrent de financiële en artistiek-pedagogische vrijheid van de deelinstituten ontbreken. Trouwens, ook de financiering zelf roept vragen op.
Een laatste belangrijk knelpunt is de werking van de
Uit de discussie over deze organisatorische en structurele problemen bleek alleszins dat het kunstonderwijs met een aantal belangrijke en verreikende problemen te kampen heeft.
De laagconjunctuur in het hele cultuurbeleid van de overheid - fusioneren of afschaffen van orkesten, schrappen van de dansafdelingen van de opera's, het magere subsidiebeleid - lokt de vraag uit waarvoor men zijn studenten nog opleidt. Voor musici biedt het onderwijs vaak nog een alternatief. Maar zowel in het Lemmensinstituut als in de conservatoria heeft men het leraren- en assistentencorps pas uitgebreid en ook het secundair onderwijs biedt nauwelijks nog ruimte. Bovendien lijkt het niet gezond dat de pedagogische carrière bij het definiëren van een 'afzetmarkt' voor de studenten de overhand zou halen op het artistieke.
Een ander verschijnsel is het on-staan van alternatieve opleidingen (de Kleine Academie, de
Op het debat stelde
Caroline Derycke
Auteur Caroline Derycke
Publicatie Etcetera, 1991-03, jaargang 9, nummer 33, p. 50-51
Trefwoorden kunstonderwijs • hervormingen • inrichtende • hoger • conservatoria • conservatorium • huys • leraar • coens • gemeenschapsonderwijs
Namen ARGO • Brussel • Dansacademie • De Kleine Academie • De Tijd • Etcetera • Gemeenschapsonderwijs • H.R.I.T.C.S. • Herman Mariën • Hervormingen Hoger Kunstonderwijs • Jan Decorte • Johan Huys • Johan Van Assche • Kamiel Cooremans • Koninklijk Muziekconservatorium Gent • Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium Antwerpen • Lemmensinstituut te Leuven • Luc De Smet • Peter Rouffaer • V.T.I.
Development and design by LETTERWERK