Archief Etcetera


THEATER FESTIVAL



THEATER FESTIVAL

Tussen papier en podium

De Toneelschrijfkunst in Vlaanderen

De vraag is groot. Het zeer is oud. De Vlaamse toneelschrijfkunst. Er is geen traditie, zegt men, ervan uitgaande dat schrijven als het ware van generatie op generatie overgeleverd wordt. Maar misschien is schrijven ook een vak, iets dat geleerd kan worden. Het Vlaams Theater Instituut (VTI) bracht een aanzienlijke berg materiaal samen rond toneel-schrijfopleidin-gen. Ann Olaerts maakt een eerste stand van zaken op van een aantal buitenlandse modellen en stelt zich de vraag of ook Vlaanderen nood heeft aan een meer systematische opleiding en begeleiding van toneelauteurs.

'Toneelschrijven is niet alleen een kunst, maar ook een vak. Het grootste probleem van dit vak is, dat haast niemand de kans krijgt het te leren. "(Theo de Jong, Toneel Theatraal, 1985)

'Ik denk dat je het vak niet leert,... een auteur moet een bedding vinden in een groep theatermakers, wil hij leren wat de mogelijkheden van toneel zijn." (Joost Sternheim, Het hoge woord -een project van Frascati)

Kan je het leren of kan je het niet leren? De vraag blijft voorlopig onbeantwoord, maar feit is dat er in Vlaanderen niets aan gedaan wordt, dat wil zeggen: niets systematisch. De 'toneelschrijfkunst', zoals dat heet, wordt hier op geen enkele manier structureel begeleid. Er zijn geen opleidingen voor theaterauteurs, en er bestaat ook geen stevige basis en/of context van waaruit auteurs een brug naar de praktijk kunnen slaan. En dan maar emmeren over het gebrek aan toneeltraditie in Vlaanderen. Het VTI trok op onderzoek uit.

Vlaamse initiatieven

Wat is er dan wel in Vlaanderen? Schrijfopdrachten. De laatste jaren steeds meer. Ze komen van gezelschappen en/of theaterorganisatoren (Oud Huis Stekelbees, Blauwe Maandag, NTG...) en geven een aantal auteurs een beetje zekerheid, ondersteuning, aanmoediging enzovoort: ze worden voor een aantal maanden betaald (niet denderend veel, maar daar kunnen de gezelschappen ook niets aan doen, hun subsidies worden hen wel geschonken met een warme hand, maar de minister kan ook maar geven wat hij krijgt), hun stuk zal waarschijnlijk gespeeld, in ieder geval gelezen worden en heel vaak worden ze bij het schrijven ook 'gecoacht' door bijvoorbeeld de dramaturg van het gezelschap (voor zover het gezelschap een dramaturg heeft, want de subsidie enzovoort). Niet onbelangrijk rand-aspect in deze problematiek: soms worden die schrijfopdrachten door de overheid (d.w.z. het Ministerie van Cultuur) financieel gehonoreerd in de vorm van een creatiepremie, maar op zijn zachtst gezegd wel een beetje lukraak. Nog een randbemerking bij dit randaspect: met de bedoeling iets te doen aan het statuut van de schrijver, heeft het Ministerie van Cultuur onlangs een enquête opgezet bij een paar honderd Vlaamse 'literaire auteurs' - er stonden wel bijna geen vragen in voor de theaterauteur, maar een lovenswaardig initiatief, dat wel.

Wat is er nog meer? Een paar losse initiatieven, een schrijfatelier, een workshop en sinds 1989 een Academie voor Schrijfkunst in Antwerpen. Volledig naar het model van de Nederlandse schrijfopleiding 't Colofon, die verderop ter sprake komt, wil de Academie een volwaardige vierjarige schrijfopleiding uitbouwen, waarbij verschillende vakgebieden gedoceerd worden: proza, essay, science fiction, poëzie en drama. Het hoofddoel is "de verschillende facetten van het schrijversvak te onderrichten zodat de afgestudeerden op professionele wijze met het geschreven woord kunnen omgaan." De Academie staat nog in haar kinderschoenen, met alle financiële en organisatorische problemen vandien. Het is dus nog te vroeg om uitspraak te doen over de zin of haalbaarheid van zo'n opleiding. Een aparte vermelding verdient het initiatief van het Nieuw-poorttheater: bij vijf 'gevestigde' auteurs uit andere disciplines werd een eenakter besteld. Vijf opvoeringen volgen in het komend seizoen.

Buitenlandse modellen

Goed. Het buitenland dan. Daar bestaat wel vanalles. Sinds pakweg '75. Grof geschetst zijn er twee tendenzen binnen de bestaande initiatieven: men organiseert een echte 'schrijfopleiding' over vier jaar, vergelijkbaar met een andere kunstopleiding, 't Colofon (Amsterdam) en de Hochschule der Künste (Berlijn) zijn daar voorbeelden van. Van een echte band met de praktijk is geen sprake: hier worden (toneel)schrijvers gevormd. In het andere geval opteert men voor een workshop- of ateliervorm (Instituut voor Theateronderzoek in Nederland; Ateliers d'Ecriture dramatique en La Chartreuse in Frankrijk; North West Playwrights' Workshops in Engeland), meestal mét overstap naar de theaterpraktijk.

Laten we deze modellen van wat dichterbij bekijken.

't Colofon bestaat sinds 1984. Ongesubsidieerd. De opleiding loopt over vier jaar, is toegankelijk voor iedereen die een werkstuk instuurt dat door een jury wordt goedgekeurd en kost in totaal ongeveer 140.000 BF. Daarvoor wordt je een programma aangeboden dat bestaat uit een algemene schrijftraining, de opties drama, non-fiction, poëzie en proza, met daarbinnen nog specialisaties als haiku, scenarioschrijven voor tv, kinder- en jeugdliteratuur enzovoort.

In het basisjaar krijgt iedereen een schrijftraining ('als de vingeroefeningen van de pianist') en een inleiding in de vier vakgebieden: drama, non-fiction, proza en poëzie. In het tweede jaar: schrijftraining en, binnen de richting drama, dramatheorie en 'het leren schrijven van een korte, perfecte scène'. In het derde jaar wordt eigen werk en werk van bekende auteurs geanalyseerd en moet de student een kort verhaal bewerken tot een eenakter. Tijdens het vierde jaar werkt iedereen, onder begeleiding, aan zijn 'meesterproef'; voor de dramastudenten is dit een hoorspel, een toneelstuk of een scenario.

Het Instituut voor Theateronderzoek werd opgericht in 1970 om een hedendaagse Nederlandse toneelschrijftraditie uit de grond te stampen. Uitgangspunt was dat er gewerkt werd met mensen die over een grote taalvaardigheid beschikten (in de praktijk: gevestigde auteurs) en die belangstel-



"We're looking for people who like to write."

ling en voeling hadden voor theater. Bedoeling was die auteurs een praktijkervaring te bieden: concreet betekende dat dat er altijd een spelleider aanwezig was, vier acteurs en één of twee auteurs. Er werd vier a vijf maanden gewerkt en dan kon er eventueel een vervolg komen. In een dergelijke workshopformule bracht de auteur bijvoorbeeld een stuk tekst aan, de acteurs improviseerden daarop, de resultaten werden naast elkaar gelegd, er werd verder gewerkt of opnieuw begonnen enzovoort... Het Instituut wordt gesubsidieerd door WVC en door Onderwijs. De auteur verdiende zo'n 70.000 BF per maand.

Aan de Hochschule der Künste (Berlijn), werd in 1990 gestart met de studierichting 'Scenisches Schreiben', gestoeld op de ervaring met het Pilot-projekt 'Autorenwerkstatt', dat aan dezelfde Hogeschool werd georganiseerd tussen 1981 en 1987. De opleiding loopt over acht semesters en omvat o.a. "Szenen schreiben", "szenische Arbeit" en "systematische Dramaturgie". Toelatingsvoorwaarde is "die künstlerische Begabung zum szenischen Schreiben sowie eine auf das Theater ausgerichte Ausdrucks- und Gestaltungsfähigkeit". Na het eerste jaar moet de student een proef afleggen waarna de lesgevers beslissen of hij mag verdergaan. Onder begeleiding van twee auteurs (Heiner Müller en Yaak Karsunke) worden schrijvend allerlei technieken en dramatische vormen verworven. De "systematische Dramaturgie" analyseert de vormen en werkwijzen van grote theaterauteurs en via de "szenische Arbeit" worden teksten aan de praktijk getoetst (ensceneringsmogelijkheden e.d.). Zoals in 't Colofon bestaat de "Ab-schlussprüfung" uit een "künstleriche Abschlussarbeit" (met verdediging). Wezenlijk verschil met 't Colofon is wel dat de Duitse opleiding een afdeling is binnen de theateropleiding, hetgeen de overstap naar de theaterpraktijk aanzienlijk vergemakkelijkt. Een mogelijk pluspunt.

Sinds het begin van de jaren tachtig lopen in Frankrijk verscheidene initiatieven, gecoördineerd door een aantal van de ontelbare culturele stichtingen, organisaties, verenigingen en instanties die dat land rijk is. We brengen ze hier gemakshalve samen onder de noemer 'Ateliers d'écriture dramatique'. Voornaamste animatoren van deze 'ateliers' zijn Michel Vinaver, Daniel Lemahieu, Jean-Pierre Sarrazac en Mike Sens. De werkvorm en de duur worden soms aangepast aan de context waarin het atelier wordt gehouden (gezelschap, school, universiteit, festival...) maar meestal wordt er gewerkt volgens hetzelfde stramien. Rode draad: het literair karakter van de ateliers - Vinaver formuleert het in de vorm van een paradox: "Pour faire de bonnes pièces, l'auteur a intérêt à ne pas penser à la scène, mais à concentrer ses forces sur la production d'une parole agissante au maximum". Daarbij worden de auteurs of aspirant-auteurs ('écrivants', zegt Vinaver) constant aangemoedigd om hun eigen taal te vinden ('On ne travaille pas l'écriture mais une écriture, fondée sur le parcours singulier d'une personne qui s'applique à acquérir des savoir-faire capables de structurer des pièces d'exercice' - Daniel Lemahieu). Een paar resultaten: in de zes ateliers die Mike Sens van '84 to '89 leidde werden 105 stukken geproduceerd, naderhand gepubliceerd en soms gespeeld. In '89 werden dertien ateliers geleid in middelbare scholen, teksten gelezen, gespeeld, contacten met theatermensen...

Het Centre National des Ecritures du Spectacle, gevestigd in de Chartreuse van Villeneuve Lez Avignon, nodigt auteurs (en ook gezelschappen) uit om er een aantal weken of maanden te verblijven en te werken. Writers in residence dus, maar meer dan dat: het centrum biedt hen discussieforums, contacten met praktijkmensen (Avignon!), 'laboratoires' (schriftuur, mise-en-scène, tekstanalyse), colloquia, seminaries... Daarnaast wil La Chartreuse een promotie- en documentatiecentrum zijn dat bijvoorbeeld contacten legt met uitgevers en regisseurs, met radio- en tv-producers, dat teksten bijeenbrengt en toegankelijk maakt voor een breder publiek... De laatste drie jaar hebben 54 theaterauteurs er gewoond en gewerkt.

In Manchester opereren de North West Playwrights Workshops, een toneelschrijfproject met regionaal karakter, maar dat ook nationaal nogal hoge ogen gooit. 'Workshop' betekent hier iets anders: auteurs (beginnende, gevestigde, gesubsidieerde, in opdracht werkende...) kunnen hun stukken naar de NWPW opsturen en 'professionalreaders' selecteren er een zestal uit voor een 'script-in-hand performance' (met professionele regisseur, dramaturg en acteurs). Dat wordt dan een soort festival met opvoeringen, lezingen en discussies achteraf tussen het publiek en de makers. De niet geselecteerde teksten worden teruggestuurd met 'detailed and posi-tive reports'. Enige voorwaarde: het stuk mag nog niet in productie genomen zijn. Bedoeling: het programmeren en opvoeren van nieuwe teksten bevorderen. ("Ten years ago very few new plays were being produced by North West Theatres. Now every re-pertory theatre regurlarly programmes new work." - uit de informatiebrochure van NWPW).

En bij ons

Buiten onze grenzen gonst het van de activiteit, zo lijkt het. Hoogste tijd dus om hier iets te beginnen? Toch even rustig neerzitten na al dat buitenlands geweld en een kleine rondvraag 'bij ons' organiseren.



Vooreerst: is er behoefte aan een vorm van opleiding in Vlaanderen? Bij de door het VTI geïnterviewde schrijvers (Arne Sierens, Willy Thomas, Johan Boonen, Tone Brulin...) niet of nauwelijks. Zij hebben wel behoefte aan een intens contact met de praktijk. Acteren of regisseren, betrokken zijn bij repetities, huisschrijver/dramaturg van een gezelschap zijn... ze zijn het er allemaal over eens: je moet met minstens één been in de praktijk staan om goed te functioneren als toneelschrijver.

Minder duidelijk geformuleerd, maar onderhuids voelbaar in hun uitlatingen: de nood aan een soort 'toneelfonds', dat dramateksten samenbrengt, contacten met uitgevers coördineert, aan spreiding doet...

Nieuwe invalshoek: andere kunstopleidingen worden allang niet meer in vraag gesteld (plastische kunsten, muziek - uitvoering en compositie, film -regisseren, acteren, scenarioschrijven...). Ook binnen het theater bestaan dat soort opleidingen (regisseren, acteren, scenografie...). Waarom zou dan 'schrijven voor het theater' - of althans een aantal technieken, vormen, aspecten daarvan - niet kunnen worden aangeleerd? "Wahrend z.B. die akademische Lehre von Musik, Malerei, Film usw. im Prinzip als un-problematisch angesehen werd und auch zu einigen Theaterberufen (wie Schau spie Ier und Bühnenbilder) der Wegseit langem u.a. über ein Studium an der Kunsthochschüle führen kann -gilt das Schreiben (Dichten) hierzulan-de offenbar immer noch als un-lehrbar." (uit de brochure van de Hochschule der Künste)

Vanuit dat standpunt bekeken zou het misschien toch nuttig en te overwegen zijn een soort opleiding in het leven te roepen in Vlaanderen. Maar meteen rijzen er dan nieuwe vragen: voor wie? onder welke vorm? wie moeten de lesgevers zijn? wat wil men bereiken? ... (De 'wie-zal-dat-betalen'-vraag kan natuurlijk alle andere vragen overbodig maken, maar we laten hem hier toch even buiten beschouwing.) Om die andere vragen te beantwoorden, nemen we ook de buitenlandse modellen opnieuw ter hand.

Voor wie? Voor 'gevestigde auteurs' (cf. Instituut voor Theateronderzoek) of voor iedereen die zich geroepen voelt en blijk geeft van enige aanleg voor theater? Dat hangt af van de vorm waarin je het wil organiseren, want gevestigde auteurs hebben uiteraard geen boodschap aan een vierjarige schrijfopleiding met begeleidend diploma.

Onder welke vorm? 't Colofon en de cursus Szenisches Schreiben aan de Berlijnse Hochschule bestaan nog niet lang genoeg om nu al resultaten te kunnen bespeuren. En of daar in Vlaanderen belangstelling voor is? De Academie voor Schrijfkunsten is nog te weinig gekend en te jong om er zicht op te krijgen.

De workshop- of atelierformule daarentegen heeft wel al een aantal concrete resultaten opgeleverd. Tom Blokdijk plaatst grote vraagtekens bij de rentabiliteit van het Instituut voor Theateronderzoek ("waanzinnig veel moeite voor heel weinig resultaat"), maar blijft geloven in de werkwijze ervan. In Frankrijk lijken de Ateliers d'Ecriture dramatique dan weer op beide fronten te scoren: groot enthousiasme bij deelnemers en lesgevers over de werkwijze én een groot aantal nieuwe stukken en/of auteurs. Opvallend hierbij is dat in die Ateliers de nadruk haast uitsluitend ligt op de literaire activiteit van het toneelschrijven (schrijf een goede dramatekst, de rest volgt wel) en dat de doelgroep ongeveer iedereen is. Gevestigde auteurs kunnen in de Chartreuse terecht.

Zo bekeken lijkt de meest haalbare 'oplossing' voor Vlaanderen de volgende te zijn: werkbeurzen voor gevestigde auteurs en workshops voor al de anderen.

Wie moeten de lesgevers zijn? Volgens de Fransen kunnen alleen toneelauteurs dergelijke workshops leiden. In Berlijn zijn Heiner Müller en Yaak Karsunke de docenten. Mensen met gezag moeten het zijn, dat is wel duidelijk: wie anders kan een oordeel vellen over teksten van anderen, wie anders kan een al dan niet beginnend auteur met raad en daad bijstaan in zijn creatieve arbeid?

Wat wil men bereiken? 'De toneelschrijfkunst in Vlaanderen nieuw leven inblazen'? Het lijkt wel een ministeriële nota. Laten we even zo concreet mogelijk zijn: wil men bereiken dat er na pakweg vijfjaar 100 nieuwe stukken in de rekken staan en dat er 20 nieuwe (gediplomeerde?) toneelschrijvers aan het werk zijn? Of wil men, via een aantal concrete initiatieven (bijvoorbeeld workshops binnen de praktijk of binnen een opleiding theaterwetenschap en gecoördineerd door een instelling als het VTI) bereiken dat beginnende en/of gevestigde auteurs een steviger werkbasis krijgen om door te werken voor het theater?

Er wordt stevig gewerkt in Vlaanderen aan het stimuleren van een eigen dramaturgie. Maar het kan beter. Het kan altijd beter.

Ann Olaerts

(in samenwerking met Jan Simoen)

In samenwerking met het Vlaams Theater Instituut organiseert het Theaterfestival twee debatten. Op 14 september om 10.30 uur een debat rond de schriftuur opleidingen met volgende sprekers: Tom Blokdijk (Instituut voor Theateronderzoek, Amsterdam), Fons Eickholt ( 't Colofon, Amsterdam), Jurgen Hofmann (Hochschule der Kunsten, Berlijn, o.v.), Françoise Vuillaume (La Chatreu-se, Avignon). Op 15 september een tweede debat over de relatie toneelauteur-producent en opdrachtgever met als voorzitter Johan Wambacq en als sprekers Erwin Jans (Theaterwetenschap, K.U. Leuven) en Willy Thomas (Dito Dito). Verder is er nog een workshop theaterschriftuur onder leiding van Paul Pourveur, lezingen van nog niet opgevoerde Vlaamse teksten, de uitreiking van de toneelschrijfprijs, debatten over de functie van de dramaturg en over het uitgeven van theaterteksten.

Volledig artikel als PDF

Auteur Ann Olaerts

Publicatie Etcetera, 1991-09, jaargang 9, nummer 35, p. 11-13

Trefwoorden auteurshochschulecolofonatelierstheateronderzoekchartreuseopleidinggevestigdelesgevers

Namen Aan de Hochschule der KünsteAb-schlussprüfungAbschlussarbeitAcademieAmsterdamAntwerpenArbeitAusdrucks- und GestaltungsfähigkeitAutorenwerkstattBegabungBerlijnse HochschuleBlauwe MaandagChartreuse van VilleneuveColofonDaniel LemahieuDe ToneelschrijfkunstDichtenDito DitoDramaturgieDuitseEngelandFilmFons EickholtFrankrijkFransenFrançoise VuillaumeFrascatiHeiner MüllerHochschule der KunstenHogeschoolIer und BühnenbilderInstituut voor TheateronderzoekJan SimoenJean-Pierre Sarrazac en Mike SensJohan BoonenJohan WambacqJoost SternheimJurgen HofmannKarsunkeLa ChartreuseLa Chatreu-seLehre von MusikLez AvignonMalereiManchesterMichel Ministerie van CultuurNWPWNederlandseNieuw-poorttheaterPaul PourveurPilot-projektPrinzipScenisches SchreibenSchauSpectacleStudium an der KunsthochschüleSzenenSzenisches SchreibenTheater InstituutTheaterfestivalTheo de JongTom BlokdijkTone BrulinToneel TheatraalVinaverVlaamseVlaanderenWegseit


Development and design by LETTERWERK