Archief Etcetera


Kunstencentra



Kunstencentra

De noodzaak van keuzes 2

In Etcetera 38 sprak Erwin Jans met de verantwoordelijken van het Stuc, de Beursschouwburg, de Monty en het Nieuwpoorttheater over de kunstencentra als 'sluiswachters'. Voor deze aflevering trok hij naar Oost- en West-Vlaanderen en was te gast in de Limelight, de Werf en de Vooruit.

Bij de aankondiging van het nieuwe programma verklaarden Mark Deputter en Dirk De Wit, de artistiek verantwoordelijken van het Stuc in Leuven, dat zij er ernstig over nagedacht hadden om de deuren van het centrum enkele maanden te sluiten: "Uit frustratie, uit financiële redenen, uit protest. De manier waarop de kunstencentra door de overheid behandeld worden, tart elke verbeelding." De centra die nu al jaren voor het overgrote deel de artistieke vernieuwing in Vlaanderen bepalen, staan nog steeds in de kou. Al lijkt het tij nu enigszins te keren. Het decreet Dewael, dat o.a. in een ernstige verhoging van de subsidies voor de kunstencentra voorzag, raakte door de val van de regering net niet gestemd. De twijfel groeide opnieuw door geruchten dat het podiumkunstendecreet door minister Weckx grondig zou herschreven worden. Zover is het uiteindelijk niet gekomen. Intussen heeft de minister ook bekend gemaakt dat er op de begroting 1993 geld is vrijgemaakt voor het uitvoeren van het nieuwe decreet in één fase (een ogenblik werd voorgesteld om het decreet in vier fasen uit de voeren). Voor de zeven "kunstencentra (Stuc, Monty, Nieuw-poorttheater, Kaaitheater, Limelight, De Werf Vooruit) wordt de subsidie van 46 7 miljoen voor 1992 opgetrokken tot 100 miljoen voor 1993.

DeSingel staat apart ingeschreven op de begroting en is goed voor 63,7 miljoen, en de Beursschouwburg (voorheen nominatim ingeschreven) valt met de Ancienne Belgique, de vzw Paleis en de Bronks onder 'diverse Brusselse podia' waarvoor 57,6 miljoen is uitgetrokken. Op papier betekent dat voor de kunstencentra financieel meer armslag. Of daarmee ook werkelijk een professioneel onderbouwde werking mogelijk wordt, kan alleen de toekomst uitwijzen.

Kommer en kunst

Dat de kunstencentra nog steeds nauwelijks beschikken over de minimale (personele en materiële) infrastructuur om te kunnen produceren en presenteren (ondanks de talloze bewijzen van artistieke competentie) blijkt ten overvloede uit een studie die Daan Bauwens maakte in opdracht van het Theaterfestival. Huizen van kommer en kunst. De groei en werking van de kunstencentra maakt op iedere pagina duidelijk in welke precaire omstandigheden de kunstencentra nu al jaren moeten werken: slecht geëquipeerde ruimtes, een omkadering die meer enthousiast dan professioneel is, een permanent tekort aan financiële middelen. Aan de hand van heel wat nooit eerder gepubliceerd cijfermateriaal schetst Bauwens (die als voormalig artistiek verantwoordelijke van de Vooruit de materie van binnenuit kent) de 'zakelijke' geschiedenis van de verschillende kunstencentra (inkomsten en uitgaven, pu-bliekscijfers, receptieve en produktieve werking, de rol van het Vlaams Theater Instituut, de rol van de overheid). Een onontbeerlijke voorstudie voor het schrijven van de 'artistieke' geschiedenis van de kunstencentra.

In Etcetera 38 spraken we met de verantwoordelijken van de Monty, het Stuc, de Beurs en het Nieuwpoorttheater. Directe aanleiding daartoe was de tekst Sluiswachters van Johan Thielemans (Etcetera 37) waarin hij de kunstencentra verweet 'exclusieve huizen' te worden. De programmatoren zouden zich opwerpen als kunstenaars en het publiek alleen maar hun zeer persoonlijke selectie aanbieden. De discussie maakte in elk geval duidelijk dat er evenveel artistieke invullingen van het begrip 'kunstencentrum' zijn als er kunstencentra zijn. Iedere veralgemening is uit den boze. In dit nummer zetten we de reeks verder en bezoeken de Limelight (Kortrijk), De Werf (Brugge), de Vooruit (Gent) .

Het artistieke discours over de podiumkunsten in Vlaanderen wordt bepaald door de vierhoek Antwerpen, Gent, Brussel, Leuven. De provincie wordt daarbij nogal eens uit het oog verloren: de afstand tussen Brussel en v. b. Brugge is blijkbaar groter dan omgekeerd. We beginnen ons gesprek in



West-Vlaanderen waar de Limelight (Kortrijk) en De Werf (Brugge) instaan voor het aanbod van de vernieuwende podiumkunsten. (Om misverstanden te voorkomen moet nog worden opgemerkt dat onderstaande interviews afgenomen werden voor het begin van het theaterseizoen en dus voor de goedkeuring van het decreet.)

Niet-finaliteit

In Kortrijk zitten we aan tafel met Willy Malysse en Joost Fonteyne. Het gesprek begint met een verwijzing naar de seizoensbrochure van de Limelight, die opent met een tekst van een Kortrijks filosoof over de houding van 'niet-finaliteit'. "We willen daarmee duidelijk maken dat we meer geïnteresseerd zijn in processen dan in resultaten. We willen de houding die in het teken staat van artistiek opbod vervangen door een houding van vertrouwen in ons huis", aldus Willy Malysse: "ons abonnement is een vertrouwensabonnement. Een soort van tramkaart waarvan je nog niet precies weet wat je ermee gaat doen als je ze koopt. Dat zie je wel in de loop van het jaar." Limelight is een van de "oudere" kunstencentra. Het werd opgestart in 1981. "We hanteerden in het begin een politiek waarbij we dachten dat we de periferie moesten bestoken met al datgene wat de grootstad ook deed. Omdat we vonden dat hier iets moest bewegen. Ik denk dat het niet slecht is dat we dat gedaan hebben. Bepaalde dingen zijn hier echt ingeslagen als een bom. Dingen waarvan je zegt: dat doe je toch niet in Kortrijk. Dingen als Trisha Brown of Urban Sax. Wij deden dat wel in Kortrijk. Het was een soort van oorlogsverklaring aan een ingedommeld stadje. We hebben daar ook ontzettend veel geld mee verloren. We slepen een grote schuldenlast met ons mee. We hebben nu een saneringsakkoord met de stad Kortrijk gesloten. Maar onze werking blijft voorlopig nog erg gehypothekeerd door de risico's die we in het verleden gelopen hebben."

Joost Fonteyne: "Je werkt in Kortrijk en niet in Brussel. Een kunstenaar die internationaal bekend is, is dat daarom nog niet in Kortrijk. Ik vind dat Paul Corthouts en Stef Ampe de juiste keuzes maken voor de Beursschouwburg op dit ogenblik. Maar je kan een dergelijk model niet naar Kortrijk overplaatsen. Ieder kunstencentrum moet met zijn eigen situatie rekening houden. We willen natuurlijk blijven dingen programmeren die niet vanzelfsprekend zijn. Zo zouden we graag de solo van Jan Fabre 'Wie spreekt mijn gedachte...' naar hier halen, ook omdat dat praktisch kan. Die voorstelling is vaak in Brussel te zien geweest, maar hier helemaal niet. Hetgeen we vroeger deden, was onmiddellijk 'Sweet Temptations' naar hier halen. Maar van dat soort van shockeren van het publiek zijn we afgestapt." Werken in de periferie heeft zijn voor- en nadelen, aldus Willy Malysse. De provincie is niet de plaats waar kunstenaars graag vertoeven. Er is geen artistiek en intellectueel milieu. Er broeit niets zoals in Gent of in Antwerpen. "We hebben Dirk Opstaele eens zes maanden in Kortrijk gehuisvest. Dat heeft de jongen toen geen goed gedaan." Het centrum heeft echter ook zijn nadelen: het is vaak imago-gericht, de kunstenaar moet presteren. De periferie is een plaats waar hij op adem kan komen. Hij kan er ook iets uitproberen zonder zichzelf onmiddellijk voor de leeuwen te moeten werpen. Het nadenken over een omschakeling in de werking is al een aantal jaren aan de gang in Limelight, maar begint nu pas duidelijk vorm te krijgen.

Vergiftigd geschenk

Willy Malysse schetst de evolutie van Limelight als een evolutie van 'kunstencentrum' naar 'kunstenaarshuis': "Daarmee bedoel ik een evolutie van een structuur die in hoofdzaak receptief is, met nu en dan een uitstapje in het produceren en het co-produceren, naar een stal met een aantal kunstenaars waarmee een langdurige produktionele samenwerking wordt aangegaan. De receptieve werking wordt daarbij afgestemd op en ingebed in de produktionele kern. Onze produktionele werking zal uiteraard beperkt zijn, maar het wordt wel het hart van onze werking. "Joost Fonteyne voegt daar aan toe: "We willen niet langer een soort van 'parkeergarage' zijn voor een aantal groepen. We zoeken nu naar het uitbouwen van een continuïteit met een aantal mensen. Vroeger zeiden we: die komt en die komt en die komt. En daar was dan wel een rood draadje in te vinden. Maar dat was in de programmatie van alle kunstencentra te vinden. Dat heeft tot een vervlakking van het aanbod geleid. Iedereen deed wat iedereen deed. Je ziet dat goed als je alle programmabrochures naast elkaar legt." Dit seizoen wordt er gewerkt met Dirk Opstaele, Luk Nys, Edwin Carels, Yurgen Schoora, Karin Vyncke, Compagnie Hopla. De hoofdbrok van de financiële inbreng gaat naar Dirk Opstaele. Voor de andere projecten wordt naar geld gezocht.

In de discussie rond de kunstencentra is herhaaldelijk een aantal groepen ter sprake gekomen die nog steeds niet als gezelschappen erkend zijn en daarom onderdak krijgen bij de centra, wat de werking van die centra inperkt: "Het is een kwestie van verantwoordelijkheid. Ook de verantwoordelijkheid van de overheid speelt daarin een grote rol. Ik hoop dat binnen het nieuwe decreet een muziektheatergezelschap gecreëerd zal worden en dat dat Leporello zal zijn. Zij zullen dan dingen kunnen doen die bij ons niet mogelijk waren. Wij hebben daar de middelen niet voor. Maar een nieuw decreet heeft geen zin als de middelen ervoor niet zijn. Misschien is het nieuwe decreet wel een vergiftigd geschenk. Iets waar we nog te weinig mee bezig zijn geweest is dat een verhoging van de subsidies een afbouw betekent van de alternatieve tewerkstellingsstatuten", aldus Willy Malysse, "eigenlijk zouden we twintig miljoen nodig hebben om ernstig te kunnen werken. Men spreekt nu in de administratie over een max. van acht miljoen per centrum. Het ene zal wat meer krijgen dan het andere. Wij misschien wat minder omdat we in de provincie werken, ver van de bron: dat is dan een ander nadeel. In zijn tekst zet Johan Thielemans het probleem op zijn kop: je kan het probleem niet eens stellen als mensen niet eens de kans krijgen. Ik vond de opmerking van Dennis van Laeken dan ook terecht als hij zegt dat de vraag naar wat er dan gebeurt met negentig procent van het hele theaterbudget niet gesteld wordt. Je kan alleen maar werken zoals je wil werken als de financiële middelen er zijn." Joost Fonteyne: "En als de subsidies vertienvoudigen, dan wil dat niet zeggen dat de activiteiten vertienvoudigen. Je probeert dan wel de kwaliteit te vertienvoudigen. En je kan eens beginnen nadenken over het inschrijven van een kunstenaar gedurende een aantal maanden zonder dat hij produkten aflevert."

De uitgebreide filmprogrammatie heeft alles met de regio te maken. Per week komen ongeveer tweehonderd mensen naar de filmprogrammatie in Limelight. Er wordt gedacht aan een uitbreiding, maar in een ander gebouw. Willy Malysse: "We hebben over film een aantal ideeën waarmee we de overheid eens dringend moeten lastig vallen. Als men film wil beschouwen als een kunstvorm, dan is het hoogdringend dat de overheid aandacht gaat besteden aan de organisatie van het medium en niet alleen geld stopt in het produceren van Hectors. Het heeft geen zin geld te geven aan cineasten als ze hun werk aan de straatstenen niet kwijt kunnen. Er zou een soort van filmhuizennet moeten zijn in Vlaanderen dat zich volledig apart profileert van de commerciële sector." Over leven en werken in de periferie, Joost Fonteyne: "Het is een ontzettende uitdaging om in een gat als Kortrijk iets te realiseren. Als we de regio verdelen tussen De Werf en Limelight dan nemen we 250.000 mensen



voor onze rekening. Dat is niet niks. Dat moet kunnen. We hebben een publiek hier." Willy Malysse: "Volgens de cijfers van Dewael zijn 1 à 2% van dat potentieel bereikbaar, dat wil zeggen tussen 2000 en 4000 personen. Dat wil zeggen per avond dat we organiseren tussen 60 en 120 mensen. Onze aantallen liggen daartussen."

Relevante werking

De Werf ligt net buiten het Brugse centrum en is pas volledig opnieuw herbouwd. We spreken met Mark van Raefelgem en Rik Bevernage. Het vertrekpunt is de tekst van Johan Thielemans.

Mark van Raefelgem: "De fundamentele fout die Johan Thielemans maakt en die de overheid ook maakt is het op eenzelfde noemer brengen van een aantal centra zonder rekening te houden met hun totaal verschillende voorgeschiedenis, ligging, middelen en doelstellingen. Ik kan er wel inkomen dat Johan Thielemans van 'sluiswachters' spreekt. Een aantal centra zijn dat ook en zullen zich terecht verdedigen omdat die funktie juist is in de context waarin ze werken. Een aantal andere centra zijn duidelijk geen sluiswachters, maar beantwoorden aan een bepaalde behoefte op een bepaald moment op een bepaalde plaats. De heroriëntering van de Beursschouwburg is een zoeken naar de behoefte die er op dit ogenblik in Brussel bestaat. En dat kan het begin worden van een relevante werking."

De Werf is een van de jongste kunstencentra. Rik Bevernage : "Toen De Werf zes jaar geleden opstartte was er in Brugge eigenlijk zo goed als geen theateraanbod. De Stadsschouwburg bracht enkel de stukken van een aantal traditionele gezelschappen (KNS, KVS,...). Sindsdien is ook de Stadsschouwburg begonnen met de cyclus Nieuw Theater en brengt nu ook andere gezelschappen dan de klassieke naar Brugge. Verder is er nog een klein professioneel gezelschap in Brugge: De Korre. De Werf heeft de open ruimte die er toen was ingenomen door boeiende produkties uit Vlaanderen en Nederland naar Brugge te halen. We zullen ons dus voorlopig niet bezighouden met bijvoorbeeld internationale dansprodukties naar hier te halen. We moeten ons eerst bezighouden met wat hier gebeurt en dat proberen te ontwikkelen. Je moet in de regio beginnen."

Valse verwachtingen

Mark van Raefelgem omschrijft de werking van De Werf naar de toekomst toe als volgt: "Het aanbieden in Brugge van kleinschalige en experimentele voorstellingen. Met naast Stan en andere al bekende groepen ook het werk van de jongste lichting die nog moeilijkheden heeft om haar plaats te vinden, zelfs binnen de kunstencentra. Ik denk dat De Werf en de Limelight met haar nieuwe richting de enige plaatsen zijn waar de jonge garde nog terecht kan en de kans krijgt om te mislukken. Want vooral dat is belangrijk. Daarnaast zal de aandacht voor het kindertheater nog toenemen. Ik kon de opmerking van Dirk Van Haute (Etcetera 38) goed begrijpen wanneer hij zegt dat de kunstencentra enerzijds beweren dat ze mogelijkheden geven aan het vernieuwende theater en anderzijds blijkbaar de aansluiting gemist hebben met de vernieuwing in het kindertheater. We hebben op een bepaald moment beslist het kindertheater consequent te volgen via vrije voorstellingen. Waar een grote behoefte aan is zowel bij het publiek als bij het gezelschap. Uit de studie die Koen Kwanten maakte blijkt dat de vrije voorstellingen steeds meer worden afgebouwd, terwijl de gezelschappen precies roepen om dat soort voorstellingen. Ik denk dat de kunstencentra daarin een belangrijke rol kunnen spelen." Naast de theaterprogrammatie heeft De Werf geen onbelangrijke Jazz-programmatie, die in tegenstelling tot de theaterprogrammatie wel nationaal en internationaal gericht is.

De Werf is als kunstencentrum jonger dan de anderen. Aanvankelijk lag de nadruk op de receptieve werking. Een belangrijk moment in de evolutie naar het (co-)produceren was het produceren van Zomernacht door 't Gebroed. Rik Bevernage: "'t Gebroed is een leerschool voor ons geweest. Het is een successtory geworden, maar we hebben geleerd dat we dat als klein centrum niet aankunnen. We hebben resoluut gekozen voor de kleine produkties die we zoveel mogelijk materieel en infrastructureel proberen te steunen, want lonen kunnen we met onze subsidie niet uitbetalen." De nadruk ligt daarbij op het geven van kansen aan jongeren die nog geen eigen richting gevonden hebben. "Op een aantal plaatsen kan dat soort initiatieven niet meer. En dan zie je dat kleine, niet gesubsidieerde centra ontstaan (Theater Barricade , Plateau) omdat er binnen de kunstencentra geen plaats meer is voor jong werk", aldus Mark van Raefelgem. Rik Bevernage: "Het is een concreet probleem voor de kunstencentra. De doorbraak is er niet gekomen. En die verwachten we eigenlijk ook niet in de volgende jaren. Er zijn de laatste jaren veel valse verwachtingen geschapen. De kunstencentra kregen een sympathieke aandacht is de pers. Er zijn een aantal gesprekken geweest met de administratie van Dewael en daar was sprake van twaalf tot vijftien miljoen voor de kleine centra. Je begint dat op een bepaald ogenblik te geloven. Een aantal centra zitten nu met grote financiële problemen. Veel centra zijn de voorbije jaren echt gaan produceren en dan blijkt dat ze dat eigenlijk niet aankunnen. De grootste kunstencentra hebben minder subsidie dan de kleinste gezelschappen, bij wijze van spreken."

Sluis in twee richtingen

De Vooruit bestaat dit jaar tien jaar. Er is een aanvang genomen met een grondige restauratie van het gebouw, dat intussen ook de vaste stek geworden is van de Blauwe Maandag Compagnie. Aan tafel zitten Guy Cools (programmator podiumkunsten), Erik Temmerman (directeur) en Wim Wabbes (muziekprogrammator). Bij de persvoorstelling van het Vooruit-seizoen hanteerde Guy Cools de gewraakte term 'sluiswachter' op een positieve manier. "Je kan de werking van de kunstencentra de voorbije tien jaar inderdaad positief omschrijven als het werk van 'sluiswachters'. Ze zijn een 'sluis' geweest en zijn dat nog steeds, voor een aantal jonge theatermakers. Een sluis in twee richtingen, naar het publiek toe, maar ook naar de kunstenaar zelf toe: hoe kan hij verder doorgroeien, materieel en infrastructureel, maar ook artistiek", aldus Guy Cools: "Een tiental jaren geleden zijn de 'kunstencentra' gegroeid uit de behoefte van de theatermiddens zelf aan ruimte, infrastructuur, organisatie omdat jonge theatermakers zich niet konden vinden in de werking van bestaande gezelschappen. De situatie is de laatste jaren natuurlijk veranderd. De gezelschappen die toen in de marge zijn ontstaan, zoals De Tijd en de BMCie, hebben nu een veel opener houding naar jonge mensen dan de gevestigde gezelschappen destijds. Binnen hun structuren zijn nieuwe initiatieven mogelijk. De ruimte die de kunstencentra gedurende de voorbije jaren hebben gecreëerd, wordt nu door een aantal gezelschappen geboden. De BMCie werkt met mensen als Arne Sierens en Johan Dehol-lander, Cie De Koe vindt onderdak bij het Zuidelijk Toneel o.l.v. Ivo Van Hove (voorheen De Tijd)."

Over de discussie die er binnen de kunstencentra zelf gevoerd wordt, merkt Guy Cools: "Er is een groep die een zo eng mogelijke omschrijving van de functie van kunstencentrum wil, om te consolideren wat er is. En daar zijn argumenten voor. Maar ik denk dat de Vooruit tot een andere groep behoort die voorstander is van een zo ruim mogelijke definitie om te voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen door het decreet



worden afgesloten. Nieuwe ontwikkelingen moeten geïntegreerd kunnen worden in de decreettekst. Iets wat opvalt is dat er op dit ogenblik produktiekernen ontstaan, niet als infrastructuur, maar als bureau. Ik denk dan binnen het muziektheater aan initiatieven als S.O.I.L. en Walpurgis. Ook die initiatieven moeten kunnen gesubsidieerd worden. Het multidisciplinaire is een uitgangspunt, maar niet noodzakelijk een voorwaarde tot subsidie. De Beweging, het enige initiatief in Vlaanderen dat nog kansen geeft aan jonge choreografen om op een plateau te werken, valt omwille van zijn 'specialisatie' buiten het decreet."

Prioriteiten

Wim Wabbes wijst op een politiek van globale samenhang in de Vooruit: "Maar iedere discipline heeft zijn eigen dynamiek. Muziek hangt in de Vooruit meer samen met dans dan met theater. Daar zijn een aantal redenen voor. Op vlak van het theater gebeurt er wel wat in Gent, ook op het vlak van nieuwe initiatieven. Het Nieuwpoorttheater heeft een soort van laboratoriumfunctie. Op het vlak van dans en muziek kan de Vooruit die laboratoriumfunctie hebben." De voorbije twee jaren heeft de Vooruit zware investeringen gedaan in een dansstudio. Erik Temmerman: "Het is de keuze tussen een bijna dwangmatige beleidsoptie om op al die terreinen een samenhang te vinden, of het volgen van de dynamiek in de verschillende werkvelden. En dan blijkt het combineerbaar te zijn om enerzijds de BMCie te programmeren en anderzijds een jonge Gentse choreografe een aantal maanden in de studio te laten werken. Misschien zijn we in het verleden soms te dwangmatig met het idee van coherentie omgegaan, of hebben we het niet op de juiste manier ingevuld."

"Een aspect van de positieve invulling die ik aan de term 'sluiswachters' heb gegeven is dat de kunstencentra in de engste betekenis van het woord een infrastructuur zijn die aan de kunstenaars ter beschikking wordt gesteld. En infrastructuur is een van de doorslaggevende argumenten bij het programneren, positiek en negatief. In Gent is de Vooruit op dit ogenblik de enigste Schouwburg. Dat maakt dat onze theaterprogrammatie in die richting is uitgebouwd: we werken met die gezelschappen die een klassieke schouwburgsituatie nodig hebben. Indien het gebouw een garage was, dan zou de programmatie er heel anders uitzien. Je probeert je infrastructuur zo optimaal mogelijk ter beschikking te stellen van de kunstenaar. Dat is het uitgangspunt", aldus Guy Cools.

Of jong werk binnen die context nog mogelijk is? "Jong werk programmeren moet blijven kunnen. Maar je moet goed nadenken over de context waarbinnen je dat doet. Ik herinner me dat deSingel een aantal jaren geleden werk van Mark Vanrunxt produceerde . Maar dat is nooit echt van de grond gekomen omdat de ruimte te enorm was. Je moet dat goed bevragen. We willen dansers en theatermakers in eerste instantie de ruimte geven om te werken. Daarna kan hun work-in-progress getoond worden, niet onmiddellijk aan het publiek, maar aan collega's. Het komt erop aan het groeiproces van jonge mensen juist te begeleiden met een goede timing voor wanneer met wat naar buiten te komen. Het is natuurlijk een utopie om op alle fronten (dans, theater, muziek) zowel een receptieve als een produktieve werking uit te bouwen. Daarom concentreren onze inspanningen zich meer op muziek en de laatste jaren op dans, ook op muziektheater en minder op theater zelf." Erik Temmerman: "Historisch gezien komen heel wat van de nieuwe intiatieven de laatste tien jaar uit het theatermilieu. De andere werkvelden zijn pas laat aangeboord. Dans in Gent zelfs zeer laat. Vandaar de absolute prioriteit die we leggen op dat terrein. Vandaar dat het perfect logisch is dat we vanuit dit huis werken aan een infrastructuur voor dans. En dan zit je met een RAT die daar totaal niet mee bezig is, die dat niet beschouwd als een evaluatiecriterium. Men zegt dan: de Vooruitbrengt de BMCie. Dat is voorspelbaar, dat is niet avontuurlijk. Terwijl het avontuurlijke van onze werking precies ligt op het gebied van de dans en de muziek."

Guy Cools: "Op de persconferentie bij de voorstelling van het seizoen merkte iemand op dat door de keuze om te werken met een beperkt aantal groepen onze 'sluis' volzit. Dat is inderdaad zo. Je bouwt met een aantal groepen een relatie uit. En als die relatie goed is, is er geen enkele reden om ze af te bouwen. Maar als je ruimte wil creëren voor nieuwe initiatieven is dat natuurlijk wel noodzakelijk. Wij hebben gekozen voor continuïteit. We moeten naar de overheid toe meer druk uitoefenen opdat ze meer ruimte creëert door ervoor te zorgen dat een aantal van die gezelschappen autonoom kunnen opereren."

Erwin Jans

(wordt vervolgd)


Development and design by LETTERWERK