Archief Etcetera


Redactioneel



Redactioneel

Een rond getal zet aan tot luister. Zo en zoveel jaar getrouwd, gewerkt, op de wereld. Een dag waarop men iets rechter loopt, gestijfd door trots en zelfverdienste, opgeklopt door klamme handjes, wenstelegrammen, een speldje op het revers.

Jawel, we zijn ijdel genoeg om het zelf kond te doen. Etcetera bestaat al vijftig nummers (of twaalf en een half jaar, of 32 centimeter). Eerlijk gezegd is dat een weinig verpletterend getal. Je kunt er nauwelijks een boekenplank mee vullen, laat staan een verzwikte tafelpoot mee vervangen. Misschien dat het als bladpers voor een herbarium in aanmerking begint te komen. De omstandigheden in acht genomen, mag het toch een klein wonder heten. Altijd opnieuw zijn mensen bereid gevonden zich uit de naad te werken, zonder blik op klok of bankrekening. Onvoorwaardelijk. Enkel omdat het nodig was. Een beetje naïef scoutisme. Voor de goede zaak. Of artistiek patriottisme. Voor het theater in Vlaanderen. Of was het uit liefde?

Het waren in eerste instantie Hugo De Greef en Johan Wambacq die ons daartoe verleidden. In de zomer van '82 brachten ze een kern van mensen samen die aan de weg zouden timmeren. Naar hun - en ook ons - gevoel had het nieuwe elan in het Vlaamse theater behoefte aan een eigen kritisch geluid. De breuklijn die begin jaren tachtig zichtbaar werd - met theatermakers als Jan Fabre, Ivo Van Hove, Anne Teresa De Keersmaeker, Jan Decorte, e.a. en met organisaties als De Munt, Kaai, deSingel, Limelight, e.a. - verantwoordde de noodzaak van een kritische commentaar die inging op de uitdagingen van het nieuwe werk. Eenmaal de toezegging van uitgeverij Kritak op zak, kon er voluit gestart worden. Een paar maanden later werd het eerste nummer voorgesteld: met gepaste trots, forse toespraken en veel gratis drank. Etcetera bestond.

In mijn gecoiffeerde herinneringen krijgen die oprichtingsjaren iets van een heroïsche pionierstijd. Je ging graag naar redactievergaderingen: de debatten waren levendig, de roddels vers. En het blad stelde zich erg weerbaar op: we verdedigden vormen van theater die op dat moment door zowel publiek als overheid nog niet vanzelfsprekend geaccepteerd werden. De redactionele samenhorigheid manifesteerde zich wel meer aan negatieve zijde: de afwijzing van de bedrijfsroutine, van de commercie, het mooi gemaakte technische toneel, maar ook het moderne theater zonder merg, zonder mes. De cohesie aan de andere kant was minder groot: hoe heftig hebben we niet gedebatteerd over het belang van Blauwe Maandag Compagnie, of over de weg die Jan Decorte ging. De interne discussies daarover waren vaak interessanter dan wat uiteindelijk als recensie in het blad verscheen. Want iedereen had toch wel zijn of haar dada's die verdedigd werden.

Maar belangrijker dan het pro of contra, was de commentaarstem die ontwikkeld werd. Geconfronteerd met de vele nieuwe theatervormen die ontwikkeld werden, werd je uitgenodigd je verbaal uit te kleden, je te ontdoen van de verbruikte woorden en op zoek te gaan naar nieuwe begrippen, andere criteria. Of nee, je leerde om te gaan met het gebrek aan vaste criteria en woorden niet te gebruiken als inpakmateriaal of sorteercentra.

Van de meeste Etcetera-nummers zijn er nog exemplaren beschikbaar. Tot en met de 12de jaargang betaal je voor een los nummer 80 Bf. Voor 10 nummers betaal je 500 Bf. Verzendingskosten betaal je zelf. Je kan je bestelling ook komen afhalen tijdens de openingsuren van de bibliotheek van het Vlaams Theater Instituut. Inlichtingen en bestellingen: Sainctelettesquare 19 1210 Brussel 02/201.09.18



Elke theatermaker, elke voorstelling nodigt uit tot een ander kijkgedrag, een andere aanpak, een eigen taal. De criticus als minnaar, altijd op zoek naar een bevredigend antwoord. Ook al is dit resoluut afwijzend.

We zijn er lang niet altijd in geslaagd dit zoekend formuleren, dit essayistisch uitproberen, ook in adequate teksten te gieten. Te veel moest altijd toch nog op het moment gereageerd worden, ingespeeld op de acute noden van het seizoen. Het aanbod moest gecoverd worden, we gedroegen ons als veredelde journalisten. De houding die eruit gewonnen werd, is toch fundamenteel: enthousiasme voor het medium; nieuwsgierigheid als principe; openheid om mee te gaan met het spoor van de artiest, al wijkt dit nog zo af van wat bekend en vertrouwd is; niet verstijven in criteria of verslappen in weekheid maar durf om je persoonlijk uit spreken; en liefde om in taal een hand te reiken aan de ander.

Vijftig nummers later. Nog steeds een kritisch tijdschrift over theater en aanverwante kunsten. De magazine-look is een beetje teloor gegaan voor recyclage; vernis heeft plaatsgemaakt voor korrel. De oude' garde is aangevuld met nieuwe mensen, andere stemmen. Onverkort geldt dat het Vlaamse theater nood heeft aan kritische reflectie. Een kritiek-op-niveau die verder kijkt dan een voorstelling lang is, dieper dan een eerste aanblik, wijdser dan de contouren van de lijst. Maar het gevecht dat Etcetera dient te leveren is veel moeilijker nu. Vroeger was het iets simpeler: het decreet deugde absoluut niet; de scheiding tussen marge en centrum leek vrij evident; en men ging toch mee in een bestaand elan. Vandaag is er op zoveel plaatsen tegelijk werk te leveren: de doorstroming van het repertoiretheater; de nieuwe stadsguerilla; het behoud van het niveau van de acteeropleiding; tegen de culturele versimpeling; tegen de afbraak van de theaterwetenschap; hoe verregaande versnippering van het landschap vermijden?; hoe de open ruimte creëren voor de zoektocht van de kunstenaar?; hoe produktie- en distributiestromen op mekaar afstemmen zonder dwang?

Een tijdschrift als Etcetera kan daarin stimulerend optreden: het pookt discussie aan, stelt impertinente vragen, en bovenal prikkelt, slaat, streelt, krabt, blaast, woedt, wiedt, waait, kortom houdt het theater wakker, alert, levendig.

Want meer dan gisteren dient het theater zelf verdedigd te worden. Tegen de greep van spektakelevenementen, media-events, verkopers van publieksbelangen. Met toegift aan commerciële ontspanning - waar een groter publiek om vraagt - wordt verder meegewerkt aan vervlakking. Het theater heeft, van oudsher, een functie in de overtreding van het aanvaardbare of het laten zien van het verdrongene. Theater beschikt daarvoor over een wapen dat in de rest van ons maatschappelijk leven meer en meer op de achtergrond verdwijnt: intimiteit. In die gedeelde, kwetsbare, maar schaamteloze intimiteit, kan het theater kwesties aan de orde stellen vanuit een ander perspectief: dat van de mens. Oorlog wordt dan weer verzameld in het lijden van Hekabe. Verzet zichtbaar in de houding van Andromache.

Theater beweegt zich op de rand van de huid en dringt zo naar binnen. Daarom is het bij uitstek de plek waar niet alleen vragen gesteld worden, de koning gekitteld, maar waar ook antwoorden ontstaan. Men zoekt de grenzen van de moraal op, verkent taboes, geeft stem aan het onuitspreekbare, toont wat zich in de nacht verbergt. En doet op die manier appél aan de individuele toeschouwer. Een oproep tot verbeelding, openheid, humaniteit. Onder andere. Vaak tegendraads, tegen de haren in. Als genot van kippevel. Horripilatio.

Luk Van den Dries


Development and design by LETTERWERK