Archief Etcetera


Redactioneel



Redactioneel

Luk Van den Dries, voorzitter van de Beoordelingscommissie voor Nederlandstalige Dramatische Kunst, noemde het een 'unicum in de geschiedenis van het adviseren' dat de adviezen voor theater, dans, kunstencentra en muziektheater op een gezamenlijke persconferentie werden bekendgemaakt. Zijn uitspraak kadert in de lichte euforie die zich soms van zijn Commissie meester maakt. Het klopt dat er belangrijke stappen zijn gezet in de richting van een grotere transparantie. Zo kregen de 55 theatergezelschappen die een aanvraagdossier bij de Vlaamse Gemeenschap indienden, reeds bij de preadviezen een 75 pagina's tellend document in de bus. In contrast met de preadviezen voor dans, muziektheater en kunstencentra, bevatte het niet alleen de eigen evaluatie, maar ook die van de collega's en een omvangrijk deel Inleidende Opmerkingen, waarin de Commissie haar visie op het theaterlandschap in zijn geheel formuleert. Het is ooit anders geweest. De periode dat de gezelschappen zich tevreden moesten stellen met enkele zuinig geformuleerde lijntjes commentaar, ligt nog niet ver achter de rug. Maar terwijl de Commissie dure woorden in de mond neemt als 'stimuleringsbeleid', ontbreekt een overkoepelende artistieke evaluatie van de huidige subsidieperiode 1997-2001, die als werkinstrument zou kunnen dienen. Ook in de podiumkunsten wordt meer en meer rekening gehouden met administratieve en economische argumenten.

De Commissie Van den Dries noemt de aanvraagdossiers 'het belangrijkste instrument' in haar beoordelingen. Het is inderdaad belangrijk dat een gezelschap zich op papier bezint over de artistieke weg(en) die het in de nabije toekomst denkt in te slaan. De Commissie leest deze dossiers echter als iets absoluuts. Alleen zo is te verklaren dat das Theater en Theater De Korre in een eerste fase niet weerhouden werden. 'Het staat buiten kijf dat Josse De Pauw ruimschoots over de nodige artistieke capaciteiten beschikt', maar het aanvraagdossier van De Korre was, aldus de preadviezen, 'gespeend van elke visie'. Tijdens de bezwaarperiode echter werd het 'significant uitgewerkt'. Arne Sierens, Johan Dehollander en Stef Ampe hebben 'voldoende bewezen tot welke indrukwekkende prestaties ze in staat zijn', maar hun dossier kwam aanvankelijk 'prematuur' over. Waarom nodigt de theatercommissie in dergelijke twijfelgevallen de betrokkenen niet uit om in een hearing hun plannen te komen toelichten? De Beoordelingscommissie voor Kunstencentra deed dat wel met Nieuwpoorttheater en TheaterTeater. Dat de theatercommissie daar niet toe overging, kan niet alleen met tijdgebrek te maken hebben. Ze beschouwt het allicht niet als deel van haar dossiergebonden taak. Ondanks de toenemende openheid ging zo de kans op een volwassen dialoog met de makers verloren, met als gevolg dat enkele van de belangrijkste Vlaamse theaterkunstenaars geschaad werden. Het gedupeerde Compagnie de Koe kreeg op haar standpuntbepaling geen enkele reactie in het uiteindelijke advies. De Beoordelingscommissie voor Nederlandstalige Dramatische Kunst had haar artiesten beter kunnen eren.

Niet in alle gevallen gold het dossier als de alfa en de omega van een beoordeling. 'De duurzaamheid van het dossier' van Podium Modern (ex-De Factorie) 'is te weinig gewaarborgd.' Toch ging de Commissie tot erkenning en subsidiëring over omdat het gezelschap jong theater voor een jong publiek brengt. Dat de Commissie 'een actief stimuleringsbeleid' wil voeren, ook voor publieksgroei, lijkt in dit geval de doorslag te geven. In totaal worden negen nieuwkomers erkend, volgens de Commissie 'omwille van de grotere verscheidenheid die op die manier in de sector ontstaat'.

Kan de Commissie haar ambities op dit punt waarmaken? Ten eerste overschat de Commissie haar eigen rol: verscheidenheid is de vrucht van artiesten, niet van beleidsmakers. Ten tweede zijn de meeste van deze 'nieuwe gezelschappen' helemaal niet zo jong. In het geval van kim, Leporello, Podium Modern en Froe Froe is sprake van een inhaalbeweging. In 1996 werden deze gezelschappen samen met De Stichting (dat geen nieuw dossier indiende) en De Verrukking op het laatste nippertje door toenmalig minister van Cultuur Luc Martens geschrapt, hoewel de Commissie hen toen positief had geadviseerd. Ultima Thule is een zeldzaam voorbeeld van een gezelschap dat door een Commissie een tweede kans gegund wordt, nadat het in 1997 zijn structurele subsidie was kwijtgeraakt. Alleen Woestijn '93, de Roovers, luxemburg en das Theater komen dus voor het eerst in aanmerking voor erkenning en subsidiëring. Slechts de laatste twee zagen tijdens de huidige subsidie-



periode het daglicht. De Commissie gaat dus eerder omzichtig te werk en lijkt niet bereid tot het nemen van grote risico's. Ze neemt waar en kleedt vervolgens 'ingrepen op afzonderlijke onderdelen' in als een actieve, veelomvattende politiek. Van de meeste adviezen valt het stimuleringsbeleid niet af te lezen. Waar de Commissie bijvoorbeeld met de drie grote stadstheaters naar toe wil, is tegenstrijdig. Zij moeten het 'artistieke middelpunt van het theaterlandschap' zijn, maar schieten volgens de Commissie momenteel 'op tal van punten' te kort. 'Eerder dan de gezelschappen daarvoor verder in te krimpen, heeft de Commissie geopteerd om de bedragen status quo te laten of zelfs lichtjes te laten groeien...' Omwille van 'de verbeterde kwalitatieve werking' en 'het potentieel aan artistieke krachten' in Het Toneelhuis wil de Commissie een onderscheid maken met kvs en Publiekstheater Gent (de fusie ntg-Arca). Het advies voor deze twee stadstheaters komt neer op een niet-beslissing, die noch een grondige evaluatie van het heden noch een stimulans voor de toekomst inhoudt. Tussen haakjes: de Commissie slaagt erin om in haar beoordeling van het Publiekstheater Gent alleen over het dossier te spreken en met geen woord over de producties van ntg en Arca te reppen.

Een beleid wordt gevoerd binnen financiële grenzen. In het hoofdstuk Een stimuleringsbeleid van de preadviezen vraagt de theatercommissie om haar zuinigheid op vlak van de structurele subsidiëring te compenseren met een verhoging van de projectenpot. Geen woord over hoe de Commissie haar 'actief stimuleringsbeleid' inhoudelijk invult. Dat is des te spijtiger gezien het feit dat minister van Cultuur Bert Anciaux een verhoging van het theaterbudget niet als een eerste prioriteit beschouwt. De andere commissies mogen wel hopen op een financiële inhaalbeweging en maken daar dankbaar gebruik van. Toch blijkt ook hier hoe zwaar de macht van het getal doorweegt. De beslissing van de Beoordelingscommissie voor Kunstencentra om Limelight, Centrum Netwerk en TheaterTeater niet te erkennen en te subsidiëren, tenzij er 'bijkomende middelen' vrijkomen bovenop het (nog niet gekende) totaalbedrag van de erkende centra, is hierdoor te verklaren. Van de Commissie kregen deze drie centra een positief, van de Administratie Cultuur een negatief preadvies. In het uiteindelijke advies gaf niet het artistieke, maar het administratieve oordeel (over de criteria van fiscaliteit en sociale administratie) de doorslag. De Commissie geeft aan dat er in de Kortrijkse context een duidelijke nood is 'aan een centrum dat vernieuwend werk presenteert', maar brengt wel het voortbestaan van Limelight in gevaar. Zakelijke en organisatorische argumenten zijn dus belangrijker dan de realiteit op het terrein zelf.

Intussen laat ook het Podiumkunstendecreet in zijn herziene vorm weinig of geen ruimte voor de noden van de individuele kunstenaar. De fasering in periodes van vier jaar en de schotten blijven in al hun rigiditeit staan, haaks op een artistieke dynamiek. Creatie wordt nog steeds in het keurslijf van technische normen, dossierkwaliteiten, begrotingsvoorschriften en adviesprocedures gejaagd. Artiesten blijken pas geloofwaardig als ze onderdak hebben in een bestaande organisatie. Hier en daar duiken suggesties op om dit te verhelpen. De Beoordelingscommissie voor Dans stelt tweejaarlijkse instapperiodes en het statuut van 'gesubsidieerd choreograaf' voor. De Beoordelingscommissie voor Muziektheater werpt zich op als de behoeder van het interdisciplinaire door twee buitenbeentjes, Corban vzw (Walter Verdin) en Poppentheater De Spiegel, voor te dragen voor erkenning en subsidiëring. Van een 'geïntegreerd podiumkunstenbeleid' (aldus Van den Dries op de persconferentie) kan echter pas sprake zijn als er onderling overleg is tussen de Commissies en, nog beter, als de schotten definitief verdwijnen. Zo kan ook de tegenspraak vermeden worden dat dansorganisatie De Beweeging door de danscommissie wordt geschrapt, terwijl de theatercommissie haar naar voren schuift als 'de enige artistiek volwaardige partner op het vlak van nieuwe mime'.

Voor de erkende organisaties begint het lange wachten op de beslissing van de Vlaamse regering over het eigenlijke subsidiebedrag.


Development and design by LETTERWERK