Archief Etcetera


RWANDA 1994 - VOORWOORD



RWANDA 1994 - VOORWOORD

This great evil. Where does it come from? How did it sneak into the world? What seed, what root did it grow from? Who is doing this? Who is killing us? Robbing us from life and light? Mocking us with the sight of what we might have known? Does our ruin benefit the world? Does it help the grass to grow, the sun to shine? Is this darkness in you too?

(uit "The Thin Red Line" van Terrence Malick naar James Jones)



RWANDA 1994 - VOORWOORD

Over de genocide in Rwanda spreken impliceert woede, onmacht en onbegrip tegenover dit 'absolute kwaad' maar ook tegenover het cynisme van regeringen en de VN. Rwanda is het nulpunt van de mensheid. Enige nuancering aanbrengen zou obsceen zijn.

De volkerenmoord in Rwanda in 1994 is, na de holocaust, de gruwelijkste genocide van de 20ste eeuw. Tijdens een periode van 100 dagen werden ongeveer één miljoen mensen vermoord. Dit betekent 10.000 mensen per dag. In de concentratiekampen van Hitier werd dat cijfer nooit gehaald. In die honderd dagen was de wereld een passieve toeschouwer van de gruweldaden, beschouwden regeringen de slachting van de Tutsi's als een intern politiek conflict en weigerde de VN halsstarrig het woord 'genocide' in de mond te nemen. Wat heeft de wereld toen bezield? Ondanks alarmerende berichten van de Blauwhelmen ter plekke over een nakende volkerenmoord, weigerden de regeringen en de VN blijkbaar de ernst van de situatie onder ogen te zien. De moord op de tien Belgische para's zou de hele situatie in een



rampzalige stroomversnelling brengen. De Belgische regering, geen toonbeeld van moed en politieke durf, oefende druk uit op andere regeringen om de Blauwhelmen uit Rwanda terug te halen. De VS vroeg niet liever: zij wilden geen tweede Somalië-fiasco. België haalde zijn slag thuis, de Blauwhelmen verlieten Rwanda. Voor de soldaten was het een nachtmerrie. Zij moesten duizenden Tutsi's die onder hun bescherming stonden, verlaten, goed wetende dat ze enkele uren later met de machete zouden worden afgemaakt. Na het vertrek van de Blauwhelmen, kon de genocide zich pas echt voltrekken.

Na de holocaust werd een plechtige verklaring ondertekend door de VN-leden. 'Nooit meer' zouden regeringen passief toekijken als ergens in de wereld een genocide zou plaatsgrijpen. Maar om in te grijpen moet het woord 'genocide' nu eenmaal vallen. Omdat de VN in haar vergaderingen het woord nooit wou gebruiken, werd ook niet tussengekomen in Rwanda. Er rustte een soort taboe op het woord. Later, wanneer de televisie beelden over de wereld uitstortte van wegen bezaaid met verminkte lijken, dreef de VN het cynisme zo ver om enkel de term 'acts of genocide' te gebruiken, wat blijkbaar niet hetzelfde is als 'genocide'. 'Acts of genocide' vereisen geen ingreep.

Toen de lijken zich begonnen op te stapelen en via de rivieren lijken in naburige landen terechtkwamen, werd de term 'genocide' uiteindelijk toch gebruikt en beslisten de VN-leden om in te grijpen, maar geen enkele lidstaat was bereid om deze beslissing uit te voeren, zeker niet België. Iedereen probeerde tijd te winnen om maar geen troepen te moeten sturen.

De term 'genocide' zou later, veel later, te laat, dan toch luid uit de mond van regeringsleiders klinken toen ze zich naar Rwanda begaven om zich te verontschuldigen. Deze mea culpa's hebben echter nooit gesprekken op gang gebracht om maatregelen te treffen opdat in de toekomst een tweede Rwanda onmogelijk zou worden. Na Rwanda klinkt het 'nooit meer'-principe erg hol.

De Franse filosoof Paul Ricoeur stelt dat er zoiets bestaat als geheugenplicht maar dat het geheugen ook de mogelijkheid creëert tot misbruik. 'De geschiedenis is rechtvaardiger dan het geheugen,' stelt hij, 'omdat geschiedenis een distantiëring inhoudt, geijkt is, terwijl het geheugen niet geverifieerd kan worden.'



De genocide in Rwanda behoort nu tot de geschiedenis en hierdoor komt deze ook terecht in het ambivalente gebruik van het geheugen: het geheugen dat het geweten voedt en het geheugen dat wraak legitimeert; het geheugen dat geheugenverlies aanvaardt en het geheugen dat 'geheugenvervalsing' toelaat. Auschwitz is een voorbeeld van dit ambivalent gebruik van het geheugen. Auschwitz wordt hardnekkig in stand gehouden en geldt als waarschuwing voor de mensheid. Maar met Rwanda is dit Auschwitz definitief in zijn opzet gefaald. Misschien omdat Auschwitz meer 'collectief geheugen' is geworden dan geschiedenis, misschien omdat Auschwitz aan de geschiedenis werd onttrokken en de status kreeg van mythe - en daardoor werd de betekenis ervan uitgehold.

De jaren negentig werden geteisterd door nationalisme, met de daarbijhorende gevaren. Beelden van massagraven, verminkte lichamen, volkeren op de dool, vluchtelingenkampen, zijn waarschijnlijk het gezicht geworden van de jaren negentig. Dit gegeven bleef opvallend afwezig (op enkele uitzonderingen na) in het Vlaamse theaterlandschap.

Nationalisme wordt gevoed door (o.a.) de verheerlijking van een verleden en de romantiek van de kleine man. Vreemd genoeg waren deze aspecten ook aanwezig in verscheidene toneelproducties in Vlaanderen.

Een deel van het theatrale milieu werd blijkbaar (zij het onbewust) meegesleept in deze stroom en sommige voorstellingen waren dan ook ronduit 'systeembestendigend' - de afwezigheid van een kritische houding viel op bij een deel van de Vlaamse theatermakers.

Anderzijds kan men met enige verwondering vaststellen dat sommige Vlaamse theatermakers en dansers de titel 'Cultureel ambassadeur' solliciteerden en zich zodoende voor de kar lieten spannen van een Vlaams-nationalistische en/of-expansionistische ideologie. Het is overdreven te stellen dat deze theatermakers en dansers Vlaams-nationalisten zijn, hooguit heeft het hen enig concurrentievoordeel bij de afzet van voorstellingen in het buitenland opgeleverd.

De theatervoorstelling Rwanda 1994 van Jacques Delcuvellerie en Groupov is de aanzet geweest om dit dossier samen te stellen. Deze zes uur durende productie, geschreven door vijf auteurs over



een periode van vier jaar, is geen evenementspektakel. In Rwanda 1994 openbaart theater zichzelf als een krachtig medium, onmisbaar en noodzakelijk, dat betrokken geraakt bij en in verbinding staat met het hedendaagse, het actuele - theater dat zich op een legitiem dwingende manier opstelt. Hoe de theatervoorstelling tot stand kwam, onderzochten Marianne Van Kerkhoven en Peter Anthonissen in een interview met drie van de auteurs: Jacques Delcuvellerie, Marie-France Collard en Jean-Marie Piemme.

Rond dit gesprek hebben we verschillende sporen willen trekken, verschillende invalshoeken willen creëren, om het thema te plaatsen ergens tussen de geschiedenis en het geheugen, tussen geheugen en geheugenverlies, herinnering en vergetelheid. De teksten zijn afkomstig uit het theatermilieu (Sarah Vanagt, Tone Brulin, Erwin Jans, Dirk Tuypens), uit het literaire milieu (António Lobo Antunes, Gabriel García Márquez), uit academische kring (Raymond Detrez, Charles Ntampaka, Luc Vandeweyer, Steven Van Wolputte), uit de journalistiek (Peter Verlinden) en uit de sociologie (Jean Baudrillard, Moussa Diagana).

Van de Blauwhelmen zelf hebben we ook een tekst opgenomen, met name de fax die ze gestuurd hebben naar de VN om hen te verwittigen van de nakende volkerenmoord. Verder zijn er enkele beelden uit ons collectief bewustzijn. Deze zijn afkomstig uit Fils d'Imana. La geste du Rwanda, een film uit 1958 van Witte Pater Eric Weymeersch.

Omwille van de verschillende sporen, de invalshoeken, is er geen éénduidigheid, geen lineaire vertelling doorheen dit dossier. Met dit thema kan men alleen maar enkele gegevens vaststellen, achterlopen op de feiten, wanhopig naar vergelijkbare modellen zoeken, de weg verliezen in deze verschrikkelijke gebeurtenis. Verdwalen hoort nu eenmaal bij dit thema. Indien er dan toch een rode draad doorheen dit dossier loopt, dan is het de woede, de onmacht en het onbegrip.

De redactie voor dit dossier bestond uit Marianne Buyck, Marianne Van Kerkhoven, Peter Anthonissen, Paul Pourveur.


Development and design by LETTERWERK