Archief Etcetera


Het theater als artistieke pleister op de 21ste eeuw



Het theater als artistieke pleister op de 21ste eeuw

Kunst voor iedereen!

Meer jongeren en migranten in de theaters!

Meer maatschappelijke relevantie!

Meer artistiek profiel!

Dirk Pauwels gaat, zwalpend tussen ironie en ernst,

de kretologie van vandaag te lijf.

Kunst is voor en van iedereen; het wordt stilaan tijd dat de ganse gemeenschap nu maar eens van deze democratische verworvenheid gaat genieten. En niemand minder dan wij, de cultuurontwikkelaars, de artistieke ondernemers en curatoren, beschikken over de nodige drive en knowhow om daar van alles aan te doen. Toch blijft het raadzaam de (gesubsidieerde) kunstenaars en hun professionele hofhouding in ‘t oog te houden en hen – de minister indachtig – te blijven wijzen op hun brede sociale plicht, want de spreuk Kunst Veredelt moet naar het schijnt vanaf dit jaar meer gaan betekenen dan gewoon boven het podium van de Theaterzaal van de Vooruit te hangen.

Van alles voor iedereen en voor iedereen van alles!

Gelukkig is er geen échte reden tot paniek want het gaat verrassend goed in het theater, het toneel boert over ‘t algemeen goed. Het scala aan theatrale toepassingen is nog nooit zo verbijsterend veelzijdig geweest, over variëteit hebben we duidelijk niets te klagen. Vlaanderen beschikt over een resem festivals en evenementen voor groot en klein en het enthousiasme kan niet op, want de ijverigsten onder ons blijven maar redenen en thema's uitvinden om er regelmatig nog een initiatiefje aan toe te kunnen voegen. Bovendien regent het prijzen en blijft de jury van Het Theaterfestival zonder mankeren elk jaar opnieuw voldoende lovenswaardige theatervoorstellingen vinden om te kunnen nomineren. En voor de 30 à 35 hardcore specialisten die Vlaanderen rijk is, organiseert men in de zij- en achterafzaaltjes ook nog een randprogramma om van te likkebaarden. Jaar in jaar uit slaagt men er aldaar in steeds nieuwe, interessante thema's te bedenken en daarbij telkens de actuele problematieken des theatervelds genadeloos te ontbloten. Dat er nooit eens werk van wordt gemaakt om ook de bijhorende oplossingen te presenteren (voor de realisatie ervan staan we graag zelf in), neemt niet weg dat het er altijd buitengewoon interessant toeven is. En dan zou ik nog de State of the Union vergeten, het meest belangwekkende theatrale ordewoord van het jaar, steevast uitgesproken door een notoire theaterpersoonlijkheid die zich dan ook, trouw aan het concept, eens behoorlijk kwaad mag maken. Het kon slechter, toch?

De artistieke VIP die zijn huis of organisatie gedurende het seizoen regelmatig met stijl wil representeren, kan daartoe kiezen uit een ruim premièreaanbod. De daarmee gepaard gaande recepties zijn doorgaans goed tot zeer goed verzorgd en men kan er zich vrijelijk tussen de interessantste artistieke koppen van Vlaanderen begeven, die het, gezien de bovengenoemde culturele activiteit in ons land, allemaal samen zéér druk hebben en elkaars nieuwste plannen beluisteren. Wie niet het risico wil lopen zich te vervelen of zijn kostbare tijd in ledigheid door te brengen, komt overigens beter meteen ná de voorstelling, naar de afterparty zogezegd. Ook colloquia, symposia, studiedagen, openingen van grote festivals en/of evenementen en de persconferenties van grote culturele huizen zijn evenmin te versmaden trefpunten. Wie daar gezien wordt, is namelijk alvast gezien.

In dit verband zullen onze Vlaamse provinciën in de nabije toekomst weer verrast worden door een aantal indrukwekkende culturele megafestaties, en wel op comfortabele afstand – hooguit een boogscheut – van elkaar. (Dat scheelt alvast in de verplaatsingskosten.) De meeste ervan ambiëren – echter niet noodzakelijk in deze volgorde – iets in de trant van: een schone synergie tussen de gemeenschaps- en plaatselijke politiek, tussen toerisme, internationale kunst, regionale kunst en sociaal-culturele initiatieven waarbij alle lagen van de bevolking en de jeugd in het bijzonder zullen worden betrokken. We mogen gerust zijn, al wat ingedommeld is, wordt de komende jaren door een begeesterde club van leidende culturele ondernemers gezwind wakker gemaakt: achtergestelde steden en zelfs gehele regio's zullen cultureel worden opgekalefaterd. ‘t Kost enorm veel geld, maar de resultaten zullen dan ook allemaal enorm zijn.

We hadden het bijna over het hoofd gezien, maar sedert enige jaren wordt op cultureel vlak van alles gedaan voor en door jongeren. Na de kleine en middelgrote structuren werpen zich nu ook de mastodonten met ongeziene ijver op deze doelgroep. Jongeren mogen nergens meer ontbreken en zeker niet op de vooruitstrevende vaderlandse podia. Als ze er en plus een bij voorkeur ‘internationale' kunstenaar als edelleraar en regisseur bij krijgen is het helemaal mooi: dan is er, bijvoorbeeld, meteen ook sprake van een ‘confrontatie', een in het theater veelgebezigde uitdrukking die afhankelijk van de context iets vagelijk artistieks dan wel iets pedagogisch kan suggereren, en ook – al was het maar een heel klein beetje – iets strijdbaars. Het hoogst in deze categorie scoort echter het goed gedoseerde gebruik van de jonge allochtoon – al was het maar om zichzelf van zijn eigen politieke correctheid te overtuigen, of het collectieve geweten te sussen of het talrijk opgekomen, welmenend publiek te laten voelen dat het in goed gezelschap verkeert, ergo zich naar het goede gezelschap heeft begeven.



We zijn wreed goed bezig!

Centraal in het plaatje staan natuurlijk onze programmatoren, van hen hangt uiteraard àlles af. Zij zijn de zogenaamde ‘neuzen' uit het veld en de smaakmakers. Het zijn zij die uiteindelijk de touwtjes in handen hebben. Zij weten wat het publiek, dan wel hún publiek lust en zijn terecht van mening dat een volle zaal de ambiance van een voorstelling en dus uiteindelijk ook het artistieke resultaat ten goede komt. Met dit engagement tegenover het publiek zijn zij het die het kaf van het koren weten te scheiden, zij beslissen ook wat voor hun publiek inhoudelijk kan of eventueel niet kan. Sommige kunstenaars passen in hun profiel, andere passen iets minder of niet in hun profiel. En, het ene profiel werpt al wat meer slagschaduw dan het andere: de theatermaker die vanzelf volk trekt, vindt vanzelfsprekend wat makkelijker toegang dan de anderen.

De grootste en meest spraakmakende programmatoren zijn onze culturele wereldreizigers. Diegenen voor wie de Belangrijke Buitenlandse Festivals hoogdagen zijn, diegenen die aan de hand van hun buitenlandse ‘contacten' en natuurlijk ook op de websites van internationale kunsttijdschriften en internationaal gereputeerde podiumkunstenorganisaties aan de weet komen welk theaterlijk hot news er – bij wijze van spreken – in New York rondgaat en waar men in L.A. dan wel voor oploopt. Zij wegen, afhankelijk van de berichten, af of het, wie weet misschien, toch eens niet interessant zou kunnen zijn om eens tot daar te gaan om te zien of het Belgische publiek klaar is om dergelijke wereldkunst te aanschouwen.

Zoals u zelf kan zien, ook met dit professionele kunstensegment gaat alles goed. Onze programmatoren zijn duidelijk op een groot domein actief, ze zijn intussen vaak hoger en specifiek voor hun taak opgeleid en bijgevolg erg bekwaam én, niet onbelangrijk: hun aantal groeit - baronnen naast kleine ondernemers, elk naar eigen nering en stijl, zoals in de echte wereld. Allemaal samen vormen ze één grote gemeenschap. Ze zijn in de loop der jaren – deels door de inhoudelijke consensus die vandaag gelukkig heerst – steeds meer op elkaar gaan lijken. Ze hebben nu ook één gezamenlijke missie: een groot publiek gelukkig maken met kunst die voor veel verschillende mensen toegankelijk is en waar de pers zo goed en zoveel mogelijk over schrijft, want het ene brengt nogal eens het andere teweeg.

En de cultuurconsument, voor wie dacht dat ik hem vergeten was, moet ook niet klagen. Hij wordt héél goed verzorgd en zelfs in het theater verzekeren we hem op subtiele wijze dat hij belangrijk is, dat we het eigenlijk allemaal voor hém doen. Hij kan desgewenst het maandblad, krantje of zelfs magazine van zijn favoriete culturele instelling in de bus krijgen, hij kan de betaalde of gesponsorde advertenties in de dag- en weekbladen op zich laten inwerken, als hij naar het theater gaat, worden hem talloze flyers van gelijkaardige initiatieven in de handen gestopt en vechten affiches die hem nogmaals herinneren aan deze of gene voorstelling om zijn aandacht. Om de trouwste klanten tijdig te binden en vooraf te imponeren zijn er de schone dikke jaarboeken. Die van onze meest gereputeerde en grootste cultuurhuizen zijn overigens echte pareltjes van grafische en fotografische kunst, zo indrukwekkend mooi zelfs dat ze in sommige gevallen dreigen de kwaliteit van de voorstelling die ze aankondigen te overstijgen. Eén schoonheidsfoutje echter: wegens timingproblemen klopt de vermeende inhoud van de te maken voorstelling vaak niet meer met de uiteindelijke productie, maar dat is al bij al ook niet zó belangrijk, de begeleidende teksten moeten voor alles ‘wervend' zijn en de foto's ‘tot de verbeelding spreken'.



Laat ik het publiek dus vooral niet horen klagen: het theater en de podiumkunsten in het algemeen bloeien als nooit tevoren, het aanbod is enorm, het aanbod is divers, het aanbod is kwalitatief hoogstaand, de kaartjes zijn middels overheidssubsidies spotgoedkoop en het publiek wordt vooraf professioneel geïnformeerd! Wie nog steeds niet houdt van wat men nog altijd als avant-garde bestempelt en zweert bij meer traditionele formules, kan als vanouds Peter Pan over het podium zien zweven. Wie zoals wij allen druk bezig is en over weinig vrije tijd beschikt en alle kunstvormen inééns wil absorberen kan terecht in een van de grote, enigszins gedisneyficeerde artistieke megafestaties waar hij in een tijdspanne die nodig zou zijn om zeg maar alle culturele krantenbijdragen en katernen van die week te moeten doornemen, multidisciplinair bij de tijd kan blijven! Zijn we dan niet goed bezig? We zijn zelfs wreed goed bezig! Ook cultureel leven wij in een democratische welvaartstaat, er is namelijk van alles en wel voor iedereen.

Arbeit macht frei, Freiheit macht blei!

Ook de minister van Cultuur is blijkbaar die mening toegedaan. De theaters en kunstencentra waren alvast tevreden met de forse subsidieverhoging die hij tegen alle ongeloof in uit de brand kon slepen. Uiteraard staan daar een aantal kleine tegenprestaties tegenover, zeg maar de aan de actualiteit van de dag aangepaste voorwaarden. (In het échte leven evolueren de dingen namelijk niet zo voorspoedig als in het culturele leven.) In een notendop: men moet zich opnieuw bezinnen over de maatschappelijke relevantie van de actuele kunst, over de democratisering van het metier, er moet meer volk in de theaterzaal, de ivoren torens moeten worden opgeblazen, kortom de elitaire kunsten moeten hun bestaansrecht maar eens opnieuw bewijzen en maatschappelijke aansluiting zoeken. Ene Marino Keulen, VLD-cultuurspecialist, voegt daar prompt resultaatsverbintenis voor de cultuursector aan toe. In het noorden vindt de Nederlandse staatssecretaris van Cultuur Rik van der Ploeg dat kwaliteit pas kan blijken uit een confrontatie met ‘breed samengestelde publieksgroepen'. De happy few kunnen zich vanaf nu maar beter bij hun moeilijke boeken houden. De minister heeft in één klap ons sinds jaren aanslepend, collectief zingevingsprobleem gedetecteerd én bij de wortel aangepakt. Opgeruimd staat netjes. En nu aan 't werk!

Informatie is alles, alles is informatie!



Dat onze geëerde minister in staat is het veld serieus zenuwachtig te maken, bleek toen er na de persconferentie van Het Toneelhuis een bijna veertien dagen durende heuse perspolemiek losbrak over publiekscijfers, subsidievergelijk en gigantische deficits. Iedereen nogmaals een dikke proficiat. (Het zou overigens een schoolvoorbeeld van hedendaags management betekenen mocht iemand, liefst een vrijwilliger, eens de totale loonkost berekenen die onze Vlaamse persorganen aan deze zaak hebben gespendeerd – kwestie van het rendement wat nauwkeuriger te kunnen evalueren.) Het onderwerp was – zoals men wellicht nog weet (?) – de drie theaterhuizen die, stads-, provincie- en co-subsidie niet meegerekend, samen goed zijn voor x miljoen aan overheidssubsidies. Laat ons, om geen misverstanden te installeren, nu eens niet deze bedragen aanvechten en uitgaan van de volgende premisse: om groot(s) theater te maken is groot geld nodig.

In elk geval: op de redacties her en der te lande sloeg de vlam meteen in de pan: de geïnteresseerde lezer werd in het lang en het breed geïnformeerd over de bittere ingrediënten in spannende interne keukens. En aldus werden – met het juiste gevoel voor contemporaine openheid, transparantie, correctheid en vooral verhouding – vele katernen volgestouwd met boeiende ditjes en datjes en het opwindende wel en wee van omgaan met overheidsgeld. Alle voor de hand liggende actoren van dienst kregen, elk op hun beurt, met uitzonderlijk gulle hand een plekje toegewezen om hun mening te ventileren. (Trouwens een goede gelegenheid om terloops de wederzijdse vetes en frustraties nog eens subtiel aan te zetten.) Aldus mocht elke cultuurliefhebber zich geheel onverwacht maar terecht verblijden in een opflakkerende maatschappelijke relevantie van de kunst! Ten bewijze: er bleek ineens geen enkel gebrek aan mediaruimte en publieke belangstelling te bestaan voor culturele informatie – nochtans een litanie die op eenvoudig verzoek door elke cultuurredacteur spontaan wordt aangeheven – en dat nog wel zonder écht schandaal. Voorwaar, Het Gaat De Goede Richting Uit. Zoveel is zeker.

Dat die maatschappelijke relevantie werkelijk met woeste slagen om zich heen grijpt konden we enkele maanden eerder al voorzichtig voelen toen onze alerte media alarm bliezen voor de fusieperikelen van de Antwerpse theaterscholen, ook bladzijden vol, passend geïllustreerd met kunstige portretten van Decleir, respectievelijk Van der Groen (toegegeven, bekend van film en televisie – ‘t zou anders misschien iets minder geweest zijn). De minister kan tevreden zijn met zoveel ijver in het opvolgen van zijn ordewoord.

Daarnaast was het ronduit aandoenlijk welk een zorgvuldige bocht gemaakt werd rond de essentiële problematiek van de theateropleiding. Men reduceerde het inhoudelijk debat vakkundig tot een dispuut rond twee Antwerpse coryfeeën. Pure old-school-demagogie uit betere, maar vervlogen tijden. Geen enkele theaterliefhebber zal ooit de pakkende beelden vergeten waarin Dora Van der Groen met majestueus, melodramatisch gebaar, onder de hete tranenvloed van enkele, reeds voortreffelijk opgeleide, toekomstige meesteressen in de toneelspeelkunst, voor gans televisiekijkend Vlaanderen haar twee baccararozen onthoofde, een symboliek zonder weerga. En onze kranten speelden het spel vrijwel kritiekloos mee. Waarvoor dank. De doorgaans onaangename kritische duiding was bijna geheel afwezig en het fundamentele probleem werd hier en daar slechts zijdelings even aangeraakt en dan weer snel met de mantel der liefde toegedekt – toegegeven die problematiek was ook dramaturgisch gesproken lang niet zo'n boeiende fabel als de suspens van een op handen zijnde confrontatie tussen, zeg maar, King Kong en Godzilla. Nee, de sterren mochten ongestoord hun rol – met glans gespeeld overigens – op het krantenpodium vervullen. Een eminent voorbeeld van ‘een forum geven' aan de kunst.

Nee, we mogen niet klagen, maar toch één woord van kritiek dat mij van het hart moet... de nationale dimensie van de theaterscholenproblematiek kan toch ook in human-interest-verpakking worden verslagen! De ‘vliegende reporter' kan toch eens poolshoogte gaan nemen over hoe men de dag van vandaag acteurs maakt. ‘t Is toch ook logisch dat als het in Antwerpen regent het misschien in Gent gaat druppelen? Misschien is er in Vlaanderen slechts één theaterschool nodig. Of zelfs géén. Dat moet toch bespreekbaar zijn in een democratie? Voor ons moet de tongpunt-r niet meer worden aangeleerd, maar wat moeten ze dan wél leren, etc.

Natuurlijk, we moeten ook eerlijk bekennen (en ons tenslotte bij onze leest houden), de hoofdredacteurs weten beter dan wie ook wat ze moeten serveren om de concurrentie het hoofd te bieden – net als wij in de culturele sector overigens – ze zijn er immers voor opgeleid en aangeworven. En dat ‘elitair' en ‘intellectueel' – categorieën waaronder de inhoudelijke dialoog soms wel eens pleegt te ressorteren – minder scoren, ja, in sommige milieus zelfs scheldwoorden aan ‘t worden zijn, dat voelen wij in de culturele sector namelijk óók. Weinigen zullen het toegeven, maar eigenlijk voeren wij één en dezelfde strijd! En we zijn natuurlijk ook dankbaar met de fenomenale belangstelling die we de laatste tijd toebedeeld kregen. Ons hoort u niet klagen. Toch moet ik ridderlijk toegeven dat het sinds enige tijd – vóór de heropleving van onze maatschappelijke relevantie – ‘k weet niet hoe gemakkelijk is om in De Morgen zelfs geen hele theaterrecensie meer te hoeven lezen: met één zinnetje in een gemakkelijk te vinden afzonderlijk blokje wordt ons eenvoudig medegedeeld of een voorstelling de moeite waard is of om te huilen. In hooguit één oneliner weet de cultuurconsument of hij thuis naar Big Brother mag kijken of zijn jas aantrekken om buitenshuis aan cultuur te gaan doen. Praktisch, economisch en efficiënt, en in feite, als je er goed over nadenkt, alweer een zegen voor de democratie, en wel op verschillende fronten. Merkwaardig toch hoe mooi de dingen soms in elkaar grijpen. Hoe fijn de maatschappij zichzelf reguleert: we spannen ons samen voorbeeldig in om het louter individuele belang te overstijgen ten voordele van de groep.

De toekomst lacht ons toe

Intussen kunnen we ons alweer wat gaan ontspannen en onze geëerde minister heeft ervoor gezorgd dat er weinig wonden moeten worden gelikt: de subsidies zijn nu écht binnen en wij, de bevoorrechte gelukzakken van de culturele elite, kunnen weer voor vier jaar aan ‘t werk. Het debat over de zin van de podiumkunsten zal weldra weer zachtjesaan uitdoven. Onze maatschappelijke relevantie zal spijtig genoeg ook weer wat afnemen en – belangrijker – we zullen weer wat minder in de krant komen. Misschien moeten we wat meer échte ondernemers uit de echte wereld aantrekken zodat er af en toe ook eens wat geld kan worden verduisterd, of misschien vlucht er wel een zakelijk leider van één van onze grotere huizen naar Zuid-Amerika. ‘t Is duidelijk dat we het nieuws zelf zullen moeten beginnen maken, totdat er weer subsidies moeten verdeeld worden. Wij bij Victoria integreren af en toe al wat explicietere seks in onze voorstellingen en recentelijk zelfs al wat hardere porno, wat de gelegenheid biedt eens gecensureerd te kunnen worden – althans, dat is de bedoeling. Dat zou toch al goed nieuws zijn? Wat in Antwerpen kan, moet hier ook kunnen! Heel binnenkort gaat er trouwens iets uit onze nabije omgeving in première waarin kinderen en jonge tieners in een discotheek constant over seks en drugs praten, kwestie van de actualiteit wat op de hielen te zitten en de ouders onrechtstreeks te wijzen op hun plichten. U weet toch ook dat veel kinderen worden verwaarloosd, vooral door werkende moeders, en in de weekends tot ‘s ochtends in discotheken vertoeven? Verder dit seizoen hebben we bij een tekst van een al wat oudere, maar redelijk beroemde acteur en theatermaker een film laten maken – iedereen weet immers dat er sinds jaren veel meer mensen naar de bioscoop gaan dan naar het theater (die cijfers zijn openbaar), en crossover, dat scoort ook goed, bovendien zit er een seks- en een vechtscène in en als klap op de vuurpijl laten we hem volledig nasynchroniseren door kinderen tussen de elf en dertien jaar! Als dat geen voorpagina oplevert dan weet ik het ook niet meer.

De minister mag dus gerust zijn, Victoria is zoniet zijn beste dan toch één van zijn betere pupillen avant la lettre. Waar hij over spreekt, daar hebben wij al jaren over nagedacht. En hij kan ervan op aan: wij gaan ervoor!

Ten slotte nog een paar tips en goede raad voor alle goedmenende collega's die het helaas niet zo goed doen als wij – en dat moet toch kunnen in een vakblad als dit: het belangrijkste dat ik kan aanraden is dat ons werk vanaf nu drempelverlagender, socialer ingebed en toegankelijker voor iedereen moet worden! Het betrekken van jongeren en allochtonen en het gaan werken in wijken etc. scoort, èn zal ook met subsidies gehonoreerd worden. Eigenzinnigheid en artistieke vrijheid zijn noodzakelijk, maar met mate. We moeten in deze tijden de goede beleidsmakers ondersteunen en kunst produceren die niet blind is voor de prangende sociale problemen. De dialectiek van de geschiedenis vraagt nu eenmaal af en toe offers (u moet zelf eens opzoeken, om de hoeveel tijd dat nu precies plaatsvindt). Bestrijd de opvatting de kunst te laten aan de kunstenaars alléén – zij zijn met veel te weinig om maatschappelijk iets te kunnen uitrichten. We moeten dat durven onder ogen zien! Zij hebben dan ook nood aan artistieke huizen die hun producten wat richting geven en natuurlijk op de juiste manier aan de man brengen. Vergeet daarbij niet dat wie er vandaag werkelijk toe doet, in de mainstream opereert! Daar bevinden zich de barricades van vandaag! Werk u dus in de kijker en zet een statement neer: verdien bijvoorbeeld uw subsidies terug! Of laat u in met popartiesten, televisiemakers, tv-persoonlijkheden, populaire plastisch kunstenaars en politici van allerlei overtuiging. Betrek deze mensen actief bij uw artistieke activiteiten, zij hebben doorgaans een fijne neus voor wat marcheert! Probeer verder de missie natuurlijk niet te nadrukkelijk te formuleren en houdt het charmegehalte voldoende hoog. Een combinatie van spanning, ontroering en de juiste waarden zijn het dramaturgisch credo van morgen. Dat is toch allemaal niet zo erg, gewoon even op de tanden bijten. De zogenaamde pure kunst, die kunnen we nog altijd in onze vrije tijd beoefenen.


Development and design by LETTERWERK