Theater is (niet) voor iedereen: het verschil tussen kansen en keuzes
Theater is (niet)
voor iedereen
HET VERSCHIL TUSSEN
KANSEN EN KEUZES
'Publieksverbreding', 'publieksparticipatie', 'sociale mix'. Deze woorden kenmerken bet hedendaagse debat over cultuurbeleid. Is het theater voor iedereen? Moeten theatermakers aan hun product sleutelen of aan hun communicatie? Of is het een kwestie van culturele competenties? Vanuit haar ervaringen in de basiseducatie kaart
Wie slaapt vangt geen vis
In het boekje Wie slaapt vangt geen vis voert
'Ik ben een bovenmatig theaterliefliebber. Ik zit wel niet in het wereldje, maar ik ga wel heel veel kijken. Ik heb de zoveelste interpretatie van
'Het Toneelhuis zou voor een hoog stuntgehalte moeten staan. Je moet je volgens mij op een soort mediumniveau richten. Je te kunstmatig afzetten
tegenover de commerciële sector is niet goed, want dan leef je in een ivoren toren.' (yves desmet, p. 136)
'Als je laagdrempelig wilt zijn, is Gene (Bervoets, mb) in overigens gelijklopende omstandigheden een beter keuze dan een acteur met identiek dezelfde kwaliteiten die veel minder bekend is. Dat is ook deel van je promotie. In die zin kun je van de media een bondgenoot maken!' (patrick janssens, p.147) 'Cultuur zonder publiek is op het moment dat het geproduceerd wordt niet interessant voor de samenleving. Misschien is het dat wel binnen honderd jaar, maar dat is een andere zaak en dat is trouwens niet mijn eerste bekommernis als politicus.' (patrick janssens, p.130)
karel de gucht (VLD) komt niet zoveel aan het woord, maar hij denkt op een meer genuanceerde manier over kosten en baten in de kunst: 'Je zal hoe dan ook altijd met een grijze zone zitten waar een zekere permissiviteit van het regime nodig is om een echt cultuurbeleid mogelijk te houden.'(P.144)
Het spreken van Mark Eyskens (CD&V) en Chantal Pauwels (
grepen zijn, maar als ze onbegrepen blijven, worden ze in een steriele spiraal opgenomen die tot niets leidt.' (mark eyskens, p. 143) 'Verlaag je drempel niet, maar help mensen over die drempel heen.'(chantal pauwels, p. 132) De vertaling van deze principes is echter behoorlijk simplistisch. 'De uitdaging ligt erin om met een stuk naar doelgroepen te zoeken. Ik denk dat jullie met
'De meeste toneelstukken eindigen op een les en een ethische inschatting van het gebeurde. En dit is voor ons vandaag de dag van zo'n kolossaal belang, nu we de twintigste eeuw, deze smartelijkste eeuw aller eeuwen, hebben afgesloten.' (mark eyskens, p. 106)
Volgens
etcetera 80 O O O
15
onderaan, of met de hoogste kwaliteit bovenaan -met alle nuances vandien - dan wil ik als socialist dat de participatie op elk van die niveaus sociaal onafhankelijk is.' (p. 13 o)
5tefaan de ruyck (zakelijk leider van Het Toneelhuis) vraagt zich af: 'Hoe kunnen wij zelf de lange weg van het Kiel of Borgerhout naar Het Toneelhuis kleiner maken? Doe je dat niet veeleer door de communicatie te verbeteren dan door aan je product te werken ?'
Het is en/en, zegt
Op het terrein van de communicatie zien meerdere betrokkenen niet alleen de media, maar ook het onderwijs als een mogelijke bemiddelaar. In een nabeschouwing beaamt luk perceval dat; hij streept ook het belang aan van een eigen educatieve dienst en merkt op dat subsidieaanvragen in
Een tienletterwoord uit de waterbouwkunde
Wie 'onderwijs' zegt, bedoelt meestal het voltijdse dagonderwijs voor kinderen en jongeren, dat een diploma als finaliteit heeft, waarmee men zijn beroepsloopbaan kan aanvangen. De ambivalente plaats die kunst en cultuur daarin innemen, is zeker een beschouwing waard, maallaat ik hier terzijde. Ik wil immers op de eerste plaats vanuit mijn (halftijdse) praktijk in de basiseducatie enkele kanttekeningen maken bij de stilaan modieus wordende discussies over publieksverbreding in de kunsten.
De basiseducatie (dikwijls beter gekend als '
'Ik weet niet of u het weet maar er bestaat een apart hiernamaals voor hulpverleners allerhande. In de hel daarvan komen de bedenkers terecht van woorden als ontlezing, onthaasting en nu ook toeleiding.' Zo begon Walter van den
Broeck zijn inleiding op de studiedag
De meest voor de hand liggende drempel is van financiële aard, maar die beperkt zich niet tot het toegangskaartje. Vooral bij avondlijke activiteiten, zoals theater, lopen de kosten voor o.a. vervoer en babysit hoog op. De niet-financi-ele hindernissen zijn echter evenmin te onderschatten: de doolhof van culturele informatie, moeilijk leesbare programmabrochures, onbekende sociale codes, enz. Deze drempels verlagen wanneer mensen in groep deelnemen aan een culturele activiteit - hoewel het groepsgebeuren voor sommigen ook een stigmatiserende kant heeft -, maar de culturele sector richt zich zowel in haar promotie als in haar prijzenpolitiek haast uitsluitend tot individuen, met uitzondering voor scholen en culturele verenigingen. Van hun kant bieden weinig sociale organisaties hun cliënteel een cultureel aanbod aan. Ook de meeste welzijnswerkers ervaren de culturele informatie immers als een tijdsintensieve doolhof. Toch zijn er zowel sociale als culturele actoren die actieve pogingen ondernemen om mensen met een laag inkomen de kans te geven om kennis te maken met een aanbod, locatie of kunstenaar(sgroep). Uit de onderzoeksvoorbeel-den blijkt dat er geen concessies moeten gedaan worden aan het kunstproduct en dat zelfs zogenaamd moeilijk toegankelijke kunst zeer goed kan worden gesmaakt, mits aandacht voor de juiste omkadering. Bovendien houden ook de mensen die het kunstproduct niet gesmaakt hebben een goed gevoel over aan hun culturele uitstap omwille van het 'erbij horen'. 'Eventueel straalt een stuk prestige van het gebeuren op hen af. Het verbreedt hun wereldbeeld, ze maken kennis met ander zienswijzen op leven en kunst.'
16
9B® etcetera 80
En vooral: ze 'worden (eindelijk) eens aangesproken op een recht, in plaats van op een probleem. (...) Het ontspannende van die momenten, de mogelijkheid om even de miserie te vergeten, is heel belangrijk.' (
Honger
Hoewel mensen met een laag inkomen niet noodzakelijk laaggeschoold zijn en vice versa, herken ik de bevindingen van
In
zelfstandige, slechts op afstand begeleide cul-tuurgroep van ex-cursisten ontstaan. De doorstroming naar andere vormingsinitiatieven rond kunst en cultuur is beperkt, vooral omwille van financiële en sociale redenen: minder mogelijkheden tot groepsvorming, angst om tussen overwegend hooggeschoolden terecht te komen (wat de realiteit is in een universiteitsstad als
De tweede cursus richt zich op mensen die zich inschrijven via een buurthuis en een diensten- en ontmoetingscentrum voor alleenstaande kansarmen. De meesten van hen staan dagelijks voor de uitdaging om het hoofd boven water te houden. Gedurende een hele tijd op regelmatige basis les volgen is haast onmogelijk omwille van allerlei tegenslagen en/of dwingender afspraken op vlak van gezondheidszorg, rechtspraak, huisvesting, arbeid, enz. Elk jaar opnieuw is het dan ook zoeken naar een geschikte formule waarin deelname aan culturele activiteiten gekoppeld wordt aan de verwerving van culturele competenties. Een beperkt aantal intensieve initiatieven, gespreid over het jaar, lijkt te werken. In de mate van het mogelijke stellen we een volledige dag in het teken van een bepaalde culturele activiteit. Zo werd onlangs het bezoek aan de theatervoorstelling
Kwantitatief stellen deze praktijkervaringen niet veel voor - niet in de context van de basiseducatie en nog minder in die van het theater -, maar als kwalitatieve cultuurparticipatie kan het tellen. Dat beide initiatieven
beantwoorden aan een wezenlijke behoefte blijkt niet alleen uit het feit dat deze mensen blijven komen, maar ook uit de inspanningen die sommigen daarvoor over hebben: om half acht 's morgens de bus nemen om - na één of twee overstappen - om negen uur in de les te zijn, met de (volwassen) kinderen onderhandelen over een andere opvang voor de kleinkinderen tijdens de les- of uitstapmomenten, 's nachts de reclamefolders in de advertentiebladen stoppen wanneer die de dag na een les of uitstap moeten gebust worden.
Misverstanden
Publieksverbreding, publieksparticipatie, sociale mix: in korte tijd zijn het hot items geworden in politieke, artistieke en sociale kringen. Met de beste bedoelingen - en soms ook om te scoren - worden allerlei stellingen geponeerd en taken gesteld. In wat volgt wil ik vanuit elf jaar praktijkervaring in de basiseducatie enkele misverstanden aankaarten.
i. Vermijd het rode pluche en de hoge trappen van de cultuurtempels
Arne Sierens vermeldde de ruw verbouwde ruimte van het Nieuwpoorttheater als een vorm van laagdrempeligheid (
etcetera 8o OOO
17
bezetten. Stimulerend is zo'n gehandicapte theaterervaring niet. Tot in het theater toe worden ze geconfronteerd met de maatschappelijke ongelijkheid.
De grootste misvatting inzake publieks-verbreding en culturele infrastructuur bestaat erin dat niet-burgerlijke cultuurlocaties geen drempels zouden hebben. Niets is minder waar: ze zijn doorgaans moeilijker te vinden en situeren zich dikwijls in een minder veilig ogende buurt; ze worden meestal geassocieerd met experimentele en dus 'moeilijke' kunst; door de mensen uit de directe omgeving worden ze dan ook als 'vreemde indringers' ervaren; de onzekerheid over de sociale codes en het gedrag dat van de bezoeker verwacht wordt is hier niet minder groot dan in een schouwburg. Er moeten dus hoe dan ook drempels overwonnen worden. Uiteindelijk vinden de meeste mensen het zit- en kijkcomfort belangrijker dan het gebouw en went men gauw aan de vaststelling dat de kunst die getoond wordt dikwijls niet overeenstemt met de verwachtingen die een gebouw oproept.
2. Een toneelvoorstelling moet aansluiten bij de leefwereld van het doelpubliek
Het begrip 'doelpubliek' veronderstelt een sociologische afbakening: volgens inkomen, beroep, scholingsgraad, woonbuurt, gezinssamenstelling, leeftijd, enz. Per kenmerk kom je echter een hele mix van andere sociologische kenmerken en dito leefwerelden tegen. Neem nu mijn cursisten, die allemaal laaggeschoold zijn. De meeste mensen die de cultuurcursussen volgen, werken niet of deeltijds, maar daarnaast zijn er ook heel wat voltijds werkende laaggeschoolden die niet naar deze cursus komen. Een kleine meerderheid van mijn cursisten leeft van het bestaansminimum of een ander klein vervangingsinkomen. De anderen maken meestal deel uit van een eenverdienersgezin; enkelen hebben een meer dan gemiddeld gezinsinkomen. Nogal wat mensen met een laag inkomen zijn generatiekansarmen; de 'nieuwe armen' (vooral alleenstaande moeders en alleenstaanden na een faillissement of echtscheiding) delen hun sociaal-economische leefsituatie, maar niet hun sociaal netwerk. De culturele referentiekaders van beide soorten 'armen' zijn dikwijls erg uiteenlopend. De buurten waarin mijn cursisten wonen, zijn eveneens zeer divers: landelijk en stedelijk, arbeidersbuurten, (sociale) verkave-
8 9B® etcetera 80
lingen, gemeubelde studio's. Idem dito voor de gezinssamenstelling: veel alleenstaanden, al dan niet met kinderen, maar ook een aantal doorsneegezinnen. Hun leeftijd vertoont grote overeenkomsten met de leeftijd van de cursisten
Er wordt echter niet alleen te simplistisch gedacht over 'doelpublieken' en 'leefwerelden', maar vooral over wat 'kunst' is. Mensen die kunst verbinden aan een doelpubliek, verengen kunst meestal tot een inhoud, soms zelfs nog erger: tot een probleemstelling of een didactische les (zie de uitspraken van Chantal Pauwels en Mark Eyskens). Kunst is echter niet alleen inhoud, maar ook vorm. Aansluiting zoeken bij de 'leefwereld' van het publiek zou dus ook kunnen ingevuld worden als aansluiten bij bepaalde esthetische voorkeuren, waarvan de fond gelegd wordt tijdens het socialisatieproces (milieu waarin men opgroeit, scholing volgt, werkt). De mate waarin men zijn esthetische voorkeuren ontwikkelt en verfijnt, hangt samen met die milieus, maar is toch vooral een persoonlijke zaak. Ook onder de hooggeschoolden is er slechts een minderheid die zijn culturele bagage blijft ontwikkelen, net zoals er een minderheid aan laaggeschoolden is die er plezier in vindt om die bagage alsnog bijeen te sprokkelen en te ontwikkelen. 'Culturele bagage' bestaat op de eerste plaats uit ervaringen met cultuur en een woordenschat om erover te spreken. Het is soms ontstellend hoe weinig de zintuiglijke waarneming ontwikkeld is, al dan niet gekoppeld aan een woordenschat om die waarneming te communiceren. In tweede instantie bestaat culturele bagage uit kennis: begrippen, indelingen, evoluties, namen. Ze zijn de bouwstenen voor diverse referentiekaders die je in min of meerdere mate nodig hebt om kunst te begrijpen. Het referentiekader dat men op school leert, beperkt zich
doorgaans tot (een afgeslankte versie van) de canon van de westerse kunstgeschiedenis. Kunstenaars houden echter doorgaans de vinger aan de pols van de samenleving en hanteren dus andere of meer complexe referentiekaders.
Luk Van den Dries zegt dat je 'een gedeelde culturele kennis' moet aanspreken en dat die voor een heel grote groep mensen niet meer bestaat uit de canoncultuur a la
3. Als li et maar om te lachen is
Je zal het inderdaad vaak horen als eerste wens. Theater is een avondje uit; weg van de miserie, de sleur, de eenzaamheid. De financiële en organisatorische inspanningen die met een theaterbezoek gepaard gaan, zijn al groot genoeg, dus: voor wat hoort wat. Ook tijdens de nabespreking van een voorstelling is humor steevast een positieve vermelding waard. Toch mag de vraag naar humor niet altijd letterlijk geïnterpreteerd worden. Ze gaat immers vooral over wat men niet wil: een ver-van-mijn-bedshow enerzijds (zie punt 4) of een doorslag van wat men alle dagen meemaakt anderzijds. Kunst moet de dagelijkse ervaringen helpen relativeren of troost bieden. Zo was een moeder wiens kinderen geplaatst zijn, ontzettend dankbaar voor de manier waarop Clara Van den Broek in
De vraag naar humor is in feite niet meer dan de vraag naar rake observaties, verbeelding, spelplezier. Het is ook een vraag naar ontspanning en deelgenootschap. Samen met anderen lachen bezorgt een gemeenschapsgevoel. Eén
van de belangrijke motivaties om de cultuurcursus in
4. Als het maar niet te moeilijk is
Ook hier gaat het om een bedenking die veel mensen maken, maar die we toch best in al zijn nuances onder de loep nemen. De meeste cursisten van de basiseducatie hebben deze reflex t.a.v. heel wat functioneringsgebieden. Om die reden zetten ze meestal ook niet de stap naar het verenigingsleven, allerlei vormen van ouderparticipatie, vorming of vrijwilligerswerk. Laaggeschoolde mensen zijn dikwijls in een vicieuze cirkel van niet-flexibiliteit terechtgekomen: al wat nieuw of 'vreemd' is, is bedreigend of'moeilijk'. Het is bemoedigend om te zien hoe enkele goede ervaringen soms al volstaan om die vicieuze cirkel te doorbreken en nieuwe perspectieven te openen. Dat neemt niet weg dat kunst het imago heeft van 'moeilijk' te zijn. In het kader van de discussies over de publieksver-breding wordt dit 'verwijt' soms te gemakkelijk van tafel geveegd door de verdedigers van kunst. De verdedigers van publieksverbreding eisen daar weer 'gemakkelijke' (maar uiteraard 'kwalitatieve') kunst, zonder dat concreet in te vullen.
Wat geeft kunst het imago van 'moeilijk'? Het feit dat je meestal niet weet wat je kan verwachten, zo blijkt na gesprekken met de cursisten. Eenmaal de drempel overwonnen, valt het immers dikwijls goed mee. Maar het is moeilijk kiezen wanneer je niet vertrouwd bent met het terrein. De namen en begrippen in de promotiefolders zeggen je niets. Elke andere houvast is dan welkom: een bekende naam of gezicht verklaren het succes van voorstellingen met BV's én amateurtheater. Het commerciële theater (vooral de musicals) bereikt hetzelfde effect van vertrouwdheid door middel van niet aflatende promotiecampagnes, die dankzij de allianties met de media bovendien als 'informatie' aangeboden worden. Zo scheppen ze niet alleen een vertrouwd beeld, maar wekken ze ook de indruk dat je dit zeker niet mag missen. Ze spreken mensen
aan op hun behoefte om deel uit te maken van een groter geheel. De beperkte maatschappelijke zichtbaarheid van het gesubsidieerde theater daarentegen versterkt het imago van 'moeilijk'.
Toch is het niet alleen een kwestie van imago; kunst is soms ook moeilijk. Mensen die nog niet veel ervaring hebben met een bepaalde vorm van kunst of cultuur, hebben niets aan experimenten binnen dat medium of aan kunst met een hoog zelfreferentieel gehalte. Tijdens een gesprek over zijn traject als kunstenaar zei
5. Het theater is (niet) voor iedereen
De combinatie van
naar het theater te gaan. 'Theater is niet voor iedereen' gaat ove keuzes: niet iedereen móet naar het theater gaan. De verdiensten van een theaterhuis of -gezelschap afmeten aan de grootte en samenstelling van het publiek is dan ook absurd.
Tot slot
Een werkelijk democratisch cultuurbeleid moet de inspanningen voor publieksverbreding koppelen aan inspanningen voor kwalitatieve kunst- en cultuurparticipatie. Daartoe kan het kunstenaars en culturele instellingen oproepen tot interactie met het (potentiële) publiek en eventueel met 'bemiddelaars' uit andere sectoren: onderwijs, sociaal en sociaal-cultureel werk, media. Kunstenaars en culturele instellingen opleggen om een 'sociale mix' te bereiken - en dan nog liefst bij elk van hun initiatieven - is echter totaal naast de kwestie: het helpt noch de (potentiële) cultuurliefhebbers noch de ontwikkeling van de kunsten een stap vooruit. Wat
theater en leven,
projecten voor mensen met een laag inkomen. Een 'gooit prac-
tice' rapport. Koning Boudewijnstichting, 2001
smn(a)k, in: Momenten november 2001, uitgave: Kunst en
democratie
etcetera 80 O O O
19
Auteur Marleen Baeten
Publicatie Etcetera, 2002-02, jaargang 20, nummer 80, p. 15
Trefwoorden cursisten • culturele • basiseducatie • inkomen • kunst • janssens • mensen • eyskens • laaggeschoolden
Namen Agalev • Alain Platel • Algemeen • Algemene • Allemaal • Anne Brumagne • Antwerpen • Art 23 • Bourdieu • Culturele Hoofdstad-intendant Eric Antonis • Cultuurparticipatie • De Bourla • De Meeuw van Tsjechow • De Morgen • De Paardenkathedraal • Debat • Dirk Tanghe • Eeti • Etcetera 79 • Faust • Groot-Brittannië • Indiaan • Joost Houtman • Koning Boudewijnstichting en HIVA • Kunst en Democratie • Leenane • Leuven • Luk Perceval • Marleen Baeten • Marokkaan • Marokkanen • Midzomer-nachtsdroom • Miek Rijsbosch • Nieuwpoorttheater Gent • Open School • Openbare Nederlandstalige Bibliotheek Schaarbeek • Patrick Janssens • Rtidy Vandendaele • SMAK • SP.A • Shakespeare • Sociaal ImpulsFonds • Storm • Thersiteslezing van Eric Corijn • UIA • Van Halewyck • Verslag over de Armoede • Vlaanderen • Voader • Walter van den Broeck • Yves Desmet
Development and design by LETTERWERK