Meereizen met de windstilte: NO WIND. NO
NO WIND. NO
Meereizen met de windstilte
No wind, no word: elke dag kent een moment waarop de nacht zal overgaan in de dag, net voor het leven zich weer zinderend aankondigt, aldus
Elke generatie theatermakers brengt mensen voort die opnieuw stilstaan bij het moment waarop het theater, de podiumkunst, tot stand komt. De kunstenaars die hier aan bod komen hebben de militante strijdlust van vorige generaties vervangen door een passionele maar onderzoekende blik ('a tender but thorough revision' zoals Ploebst het noemt), die de conventies blootlegt en aan uithoudingstesten onderwerpt. Opmerkelijk is dat ze inderdaad zelden het frame van het theater verlaten en andere soorten ruimtes opzoeken. Hun werk kan alsnog 'site-specifiek' genoemd worden doordat het 'theater' als site behandeld wordt: onderzocht als inspiratiebron (of één van de inspiratiebronnen) voor het werk én gebruikt als theaterruimte zelf. Eerder dan het gekende metathea-
ter, dat het theatrale verdubbelt en voornamelijk ironiseert, hebben we hier te doen met een infratheater: de onderkant, het beginnen, het binnendringen, het ontmantelen van het gekende theater om het onvermoede terug te vinden.
Verrassend genoeg heeft
Het genre van het portret laat echter andere leesstrategieën toe, en hoeft tegen de achtergrond van wat men normaal verwacht in deze choreografische contexten geen regressie te zijn. Ploebst koppelt de artistieke individuen los van de
etcetera 8o QOO
61
A bras le corps boris charmatz & dimitri chamblas foto: pierre fabris
The show must go on Jérôme bel foto: laurent philippe
62 9B® etcetera 80
(talrijke) onderlinge verbanden en poogt het werk zelf, welke vorm dat dan ook heeft, naar voren te brengen. Dit laat een caleidoscoop van schrijf- en leesstijlen toe, die de verschillen tussen de geportretteerde kunstenaars naar voren kan brengen zonder voortdurend expliciete vergelijkingen te maken en een alomvattend theoretisch kader te construeren. Soms volgt het portret nauwgezet de opbouw van een oeuvre. De ijzeren logica waarmee
In sommige teksten zijn de oorspronkelijke interviews nog duidelijk herkenbaar. De tekst over Le Roy is opgehangen aan teksten uit performances die hij zelf over zijn eigen werk gemaakt heeft, zoals
extensieve beschrijvingen van voorstellingen, of als een essay, waarin identiteit en werk veel gefragmen-teerder gepresenteerd worden. De negen verschillende schrijfstijlen komen ook tegemoet aan de verwachting dat de lezer niet al deze choreografen even goed kent - het is al bijna tien jaar geleden dat Fiadeiro in
Het genre van het portret biedt misschien ook een mogelijke oplossing voor het volgende probleem. Het werk van deze choreografen en vele van hun generatiegenoten heeft een sterk conceptuele en discursieve inslag. Niet alleen de toeschouwer in het algemeen, maar ook de wetenschapper en de criticus worden nauwer bij het artistieke proces betrokken; het laboratorium is een populaire term geworden, en bundelt de belangstelling voor filosofie, epistemologie, toegepast en fundamenteel onderzoek naar het eigen medium (zie mijn artikel in
Ploebst beweert alvast dat hij zijn autonome positie als auteur verlaten heeft: hij heeft de teksten meermaals aan de subjecten voorgelegd, vroeg om tekstuele interventies en liet hen het beeldconcept ontwikkelen. Een portret is nooit een rechtstreekse afbeelding van de werkelijkheid, maar een theater. Het subject presenteert zichzelf, de portrettist regisseert de setting en de blik van de toeschouwer, en waakt over enige vrije ruimte voor verbeelding. Het conventionele genre van het portret toont zich hier als een effectieve en zinvolle retorische strategie, die de criticus een beetje een performer op zijn eigen terrein laat worden, in samenwerking met de choreografen. De paradoxen van het sleutelen aan concepten van auteurschap en identiteit worden daarom niet omzeild of opgelost maar in hun ambiguïteit voorgesteld.
Ploebst omkadert de contextanalyse met
Je kan je inderdaad afvragen wat het theater nog vermag in een context waarin alles theater geworden is, waarin het theater als kunstvorm geheel geïntegreerd is, en waarin zo goed als iedereen deze stand van zaken berustend erkent. Wat vermag het theater tegen het spektakel? Of, wanneer men Debords terminologie letterlijk vertaalt: wat vermag hel theater tegen het theater? Moet het zichzelf opheffen en werkelijker worden dan de werkelijkheid zelf, moet het de plaats van de werkelijkheid innemen? In de 20ste eeuw, van de historische avant-garde over performance art tot het zogenaamd 'reality theater', is deze toenadering tot de werkelijkheid een belangrijke motivatie geweest voor artistieke vernieuwingen, onder meer door het graven onder de spectaculariteit en de disciplinerende aspecten van de theatrale illusies, op het podium en daarbuiten.
Ook de geportretteerde choreografen zetten structuren op die het spektakel proberen te ondergraven. Nieuwe conceptualiseringen van het lichaam, nieuwe strategieën ten opzichte van het organisatorische veld en de kunstmarkt, en actief onderzoek naar het van zijn voetstuk halen van de creator en de activering van de toeschouwer, kunnen wijzen op een actieve afbraakstrategie, tegen het spektakel, tegen het theater. Maar het zou beter zijn hun werk te onderzoeken als een erkenning van het theater, een engagement met het spektakel, via de propositie van een ander soort theater, niet hetgeen dat betovert en de perceptie van de werkelijkheid vernietigt. Ze zetten het theater in tegen het theater, om de mens zich te laten verzoenen met het theater, met de onmogelijkheid om de werkelijkheid te vatten, zonder te berusten in de illusie. Zelfbewust, passioneel, teder, innemend. Niet enkel het begin van het theater opnieuw opzoeken, maar ook de behoefte ernaar en de noodzaak ervan. Dat verbindt het werk van deze (en andere) artiesten, en het
vormt ook de gefragmenteerde subtekst van het essay.
Laat me nog kort ingaan op een drietal gebieden waarop deze herdefinitie van het spektakel uitgevoerd wordt, al geldt voor elk schema dat de ene choreograaf er beter in past dan de andere. Het eerste gebied is het lichaam: het niet-virtuoze lichaam, het banale of alledaagse lichaam, het lichaam dat niet aan de schoonheidsvereisten voldoet, dat niet atletisch is of een ambigue erotiek vertoont, dat deels onzichtbaar en dus onvolledig gehouden wordt. In de ogen van vele critici en verbaasde toeschouwers botsen de choreografen daarmee steeds opnieuw tegen de conventies van de dans en het theater. Nochtans gaat het zeker niet om anti-theatrale lichamen, wat wel een motivatie is achter concepten als het natuurlijke (
Bel. Theater heeft hier niets meer te maken met een afwegen tussen realiteit en fictie, maar met het veruit-wendigen van een proces van zich inschakelen, van de performance die altijd tegelijk een uniek evenement en een herhaling is.
Een tweede gebied waarop het theater tegen het spektakel wordt ingezet is het werkbegrip. De spektakelmaatschappij en de organisatiepatronen van het dansveld hebben het artistieke werk in productsjablonen geduwd. De choreografie wordt een ding, gemarketed aan een exclusief en internationaal nomadisch publiek, voorzien van een sterke auctoriale identiteit. De geportretteerde choreografen ontsnappen geenszins aan die logica: het zijn allemaal relatief bekende
etcetera 80 O O O 63
Dialogue with
zowel letterlijk als metaforisch, ijdele pogingen, misschien zijn het evengoed noodzakelijke stappen naar een ander begrip van en omgang met het artistieke.
Het is niet alleen door het beklemtonen van het tijdelijke, het efemere en het onaffe dat ze het theater inzetten tegen het spektakel. Op het niveau van de toeschouwer behelst de logica van het spektakel overweldiging en passieve consumptie, om het derde punt aan te vatten. In het tijdperk van het geïntegreerde spektakel dat het onderscheid tussen privé en publiek opheft, is daar volgens een recente tekst van
werspositie: sommige doen dit op een actieve, fysieke manier, door het stimuleren van interactie of het varieren op de plaatsing van de toeschouwer; andere behouden de traditionele scheiding maar werken op het niveau van de mentale perceptie.
Parallel aan
en wederzijdse uitnodiging van rituele oorsprong. Bovendien brengt hij een ander grondkenmerk van het theater, de identificatie, opnieuw naar de voorgrond. Het gaat niet meer over de identificatie met spectaculaire effecten of met een fictieve subjectiviteit van een personage, of om een kinesthetische identificatie met de lichamelijkheid van de danser. Het gaat om een nieuw engagement met de mogelijkheden en mechanismen van identificatie, niet om ze te vergemakkelijken of om ze af te schaffen, maar om ze te verrijken. Het is een identificatie met het theater als een gedeelde tijd waarin kijken en tonen uitgewisseld worden en het verlangen daartoe erkend wordt. Het oproepen van gedeelde ervaringsvelden zoals popcultuur, alledaagsheid en persoonlijk en cultureel geheugen draagt daar in belangrijke mate toe bij. Het zou de reden kunnen zijn waarom dat beeld van twee handen die vriendelijk en losjes in elkaar liggen, de cover van het boek siert. En waarom de teleurstelling soms des te groter is wanneer je bij sommige voorstellingen de uitnodiging niet voelt, en je de indruk krijgt dat men enkel met zichzelf bezig is, nog in het laboratorium zit.
Om samen te vatten: het theater kan een effectief middel zijn om kritisch en creatief 0111 te gaan met de theatraliteit van de spektakelmaatschappij. Zoals Ploebst opmerkt zijn de noties van 'avant-garde' en de daaruit voortvloeiende pretenties losgelaten en werken en spelen de choreografen voornamelijk binnen en met de parameters van hun medium. Men kan zich afvragen waarom dit nog steeds 'dans' genoemd wordt - en vaststellen dat ik vaker de terminologie van het theater gebruikt heb dan die van de choreografie. De besproken choreografen hebben allemaal een dans-achtergrond, en zijn vanuit een analyse of besef van de problemen in hun medium gekomen tot een bevraging ervan die, aangezien dat medium geen geïsoleerd gebeuren is, ruimere implicaties heeft.
Dus, eindelijk is deze generatie te boek gesteld. Wie een verfijnde, kritische en goed gestoffeerde analyse verwacht, zal waarschijnlijk bedrogen uitkomen. Het gaat om basismateriaal, met verschillende prikkelende aanzetten maar evengoed al te gekende platitudes. Maar het pretendeert ook geen academisch of specialistisch werk te zijn, en het is in elk geval een rijke en actuele gids voor wie een introductie in het spannendste choreografisch werk van het moment wil, zonder op zoek te moeten gaan naar slecht verdeelde tijdschriften of zich eerst door een ontmoedigende berg theorie te moeten worstelen - en het verdient daarom een ruimere verspreiding. De tijdelijkheid van hun voorstellingen en van het discours errond wordt even opgeheven in een blijvend document, dat een windstilte creëert. In navolging van de jonge
64
9B® etcetera 80
Publicatie Etcetera, 2002-02, jaargang 20, nummer 80, p. 61
Trefwoorden ploebst • portret • choreografen • spektakel • logica • windstilte
Namen Beis • België • Bels Shirtologie • Benoit Lachambre • Boris Charmatz • CHOREOGRAFEN-PORTRETTEN VAN HELMUT PLOEBST • Charlotte • Duitse • Emio Greco • Ernil • Etcetera • Finnegan's Wake • Guy Debords La • Helmar Schramm • Helmut Ploebst • Helniut Ploebst • Hrvatin • Ivetta Gerasimchuk • James Joyce • Joao Fiadeiro • Judson Church • Jérôme Bel • Kaaitheater • Kieser Verlag • Laban • Meg Stuart • Miinchen • Namen • Neue Choreographie in der Gesellscluift • Pieter Scholten • Raimund Hoghe • Russische • Self-Interview of Product of Circumstances • Stelarc • Steven De Belder • Vera Mantero • WORD • YVeense
Development and design by LETTERWERK