Archief Etcetera


Waarover we het hebben als we over tolerantie praten



Waarover we het hebben als we over tolerantie praten

Waarover we het hebben als we over tolerantie praten

In den beginne

Tijdens de zomer van 1683 werd Wenen bijna twee maanden lang belegerd door de Osmaanse strijdkrachten onder leiding van grootvizier Kara Mustafa Pasa. De Turken leverden daardoor weliswaar hun bijdrage aan het ontstaan van de Oostenrijkse koffiecultuur, maar de bittere strijd en de wederzijdse wreedheden zorgden enkel voor een versterking van het traditionele vijandsbeeld tussen Oost en West. De 'wrede Moor' behoorde voortaan tot het arsenaal van standaard-voor-oordelen binnen de Westerse cultuur. Overigens: aan de andere kant werden net dezelfde stereotypen gecultiveerd. De gruwelijke slachtingen en dagenlange plunderingen die de Westerse kruisvaarders in 1204 hadden aangericht in Constantinopel (dan nog onder aanvoering van Graaf Boudewijn IX van Vlaanderen), vestigden voor eeuwen het beeld van de zichzelf verrijkende, zuipende en verkrachtende westerse plunderaars.

In 1782 -nauwelijks een eeuw na de belegering- ging in Wenen de opera Die Entführung mis dein Serail in première. Ten dele hanteert Mozart in dit werk wel de traditionele vooroordelen over het Oosten, denk maar aan de gesloten harems en de wrede bewaker Osmin die niets liever zou willen dan al die

westerlingen te radbraken en op een zacht vuurtje te roosteren. Maar het mooiste moment is natuurlijk als de pasja ontdekt dat hij de zoon van zijn christelijke aartsvijand in handen heeft, en hem dan toch laat gaan, omdat hij zich niet op dezelfde beestachtig wrede manier wil gedragen als de christenen. De verfoeide Osmanen worden hier opgevoerd als schoolvoorbeelden van vergevingsgezindheid en naastenliefde. De bevrijde westerlingen prijzen hem dan ook uitbundig: 'Nichts is so hässlich als die Rache, hingegen menschlich, gütig sein (...) ist nur der grossen Seelen Sache!' Hoewel de Vlaamse Opera er dit seizoen in slaagde dankzij een ronduit amateuristische regie die symbolische betekenis van Die Entführung volledig om zeep te helpen, blijft deze opera overeind staan als een belangrijke uiting van het oorspronkelijke streven naar tolerantie. Men zou hem zelfs kunnen beschouwen als de muzikale evenknie van Nathan der Weise, dat Lessing drie jaar eerder had gepubliceerd.

Bij Mozart en Lessing wordt de term tolerantie in een heel specifieke betekenis gebruikt: men erkent de waarde en het bestaansrecht van andere godsdiensten. Dit is ook de oorspronkelijke betekenis van het begrip tolerantie, waarmee men helemaal

inging tegen de traditionele visie op de rol van kerk en staat. Godsdienstvrijheid is in feite een relatief recent fenomeen: eeuwenlang ging men ervan uit dat een staat slechts kon functioneren als de inwoners ervan als één lichaam functioneerden, met de koning uiteraard als het hoofd van dat lichaam. Kenmerkend voor deze zienswijze is bijvoorbeeld het feit dat als de koning zich bekeerde tot een nieuw geloof, dat van de rest van de bevolking dan ook verwacht werd dat ze mee de overstap maakten. Vandaar ook de ongelooflijke wreedheid van de Spaanse godsdienstvervolgingen in de 16de eeuw: die hadden niet alleen te maken met religieuze motivatie. Het verlaten van de katholieke kerk werd tegelijk beschouwd als een daad van hoogverraad ten opzichte van los Reyes catholicos. Enkel en alleen omwille van hun geloof werden protestanten beschouwd als landverraders, waarvoor ze op de meest wrede wijze werden vervolgd.

Hoewel het accepteren van het naast elkaar bestaan van verschillende godsdiensten helemaal geen Europese uitvinding was -binnen het Osmaanse rijk kende men hiervoor al eeuwen een behoorlijk tolerant systeem -was de voorbeeldfunctie van de Republiek der Nederlanden hierin van kapitaal belang. Nederland gidsland, toen al: de Republiek

etcetera 8i O O O

5



toonde aan dat een natie kon blijven voortbestaan en floreren, ook al werden de afvalligen niet ter dood vervolgd. De Nederlandse praktijk fungeerde inderdaad als voorbeeld, niet alleen voor andere landen, maar ook voor het werk van diverse filosofen en rechtstheoretici.

In alle teksten die in de 17de en 18de eeuw verschijnen over tolerantie, gaat het louter en alleen over religieuze tolerantie. We kunnen hier bijvoorbeeld A Letter Concerning Toleration (1689) van John Locke aanhalen, een werk dat, ondanks de algemene titel, louter en alleen over religieuze tolerantie gaat. Locke stelt in dit traktaat dat noch de kerk, noch de wereldlijke macht tot vervolging mogen overgaan omwille van religieuze verschillen: 'The toleration of those that differ from others in matters of religion is so agreeable to the Gospel of Jesus Christ, and to the genuine reason of mankind, that it seems monstrous for men to be so blind as not to perceive the necessity and advantage of it in so clear a light.'

Seculiere tolerantie

De traditionele betekenis van het begrip tolerantie heeft dus alles te maken met religie en de aanwezigheid van niet-dominante religies binnen een zelfde natie. Dit soort tolerantiedenken is echter compleet achterhaald: zelfs iemand als Pim Fortuyn, die de islam een 'achterlijke godsdienst' noemt, is natuurlijk niet gekant tegen religieuze tolerantie in deze betekenis. In de 21ste eeuw is er niemand die nog pleit voor het gedwongen bekeren van islamieten, of het voor de rechter dagen van protestanten die de verkeerde religieuze denkbeelden huldigen. Zelfs in hun meest stoutmoedige dromen komen racisten tegenwoordig waarschijnlijk niet veel verder dan het intrekken van de juridische erkenning en de subsidiëring van de islam. Hoewel we daar soms aan twijfelen, is er de afgelopen vier eeuwen dus toch wel sprake van een zekere morele vooruitgang.

Er zijn drie redenen waarom het oorspronkelijke begrip van de term tolerantie verloren is gegaan.

Ten eerste zijn we er gewoon gewend aan geraakt: het idee dat mensen vervolgd zouden kunnen worden omwille van het feit dat ze een bepaalde religie aanhangen is - althans in de meeste landen ter wereld- een complete aberratie geworden. Het vraagt ons daarom geen enkele moeite meer om tolerant te zijn ten opzichte van religieuze minderheden. Men

zou dit een beetje kunnen vergelijken met het oprukken van de civilisatienormen, zoals dat zo mooi werd beschreven door Norbert Elias. In de 16de eeuw had men nog opvoedkundige traktaten en stadsverordeningen nodig om mensen ervan te overtuigen dat men beter niet defeceerde midden op straat. Tegenwoordig zal men dit advies in geen enkel etiquetteboek nog terugvinden, gewoon omdat het niet langer nodig is: niemand denkt er nog aan om dit wel te doen.

Een tweede reden is dat, zelfs bij Locke, religieuze tolerantie altijd nog een zekere inspanning vergt. Als protestant is men er heel sterk van overtuigd dat de katholieken het verkeerd voor hebben met hun Mariaverering, maar desondanks laat men ze toch maar doen en staat men zelfs toe dat ze hier en daar een Mariakapelletje bouwen. In de oorspronkelijke betekenis van het woord kan men dus enkel tolerant zijn voor opvattingen waarmee men het oneens is, die men foutief of verwerpelijk vindt. Strikt genomen vragen we alleen van mensen met een religieuze overtuiging dat ze tolerant zijn voor andere levensbeschouwingen. Religie is echter een marginaal fenomeen geworden in onze samenleving en het is dan ook niet helemaal correct om onze huidige houding ten opzichte van niet-westerse godsdiensten te omschrijven als tolerantie. Er is immers niemand meer die er innig van overtuigd is dat de islamieten de verkeerde God aanbidden. In werkelijkheid is de overgrote meerderheid van de westerse bevolking levensbeschouwelijk onverschillig geworden, en we hebben er daarom geen enkele moeite mee dat een relatief grote groep mensen in België nu geloof hecht aan de woorden van de koran. Al zou er een sekte bestaan die het zonlicht vereert, het kan ons eigenlijk geen barst schelen. Dit betekent echter dat het ons ook geen enkele moeite meer kost om tolerant te zijn voor andere geloofsinhouden. Ook bij de huidige opstoot van anti-islamitische gevoelens na 11 september is er niemand die kritiek levert op de centrale geloofspunten van de islam, het gaat enkel over bepaalde praktijken en interpretaties.

Een derde punt is natuurlijk het feit dat we sinds de Franse revolutie te maken hebben met een fundamentele herijking van de relatie tussen burger, geloof en staat. Kerk en staat werden radicaal uit elkaar gerukt, waardoor we ook niet langer over een juridisch instrumentarium beschikken om religieus intolerant te zijn. We kunnen nog altijd bepaalde

gedragingen vervolgen, maar er is geen enkele mogelijkheid meer om louter het huldigen van bepaalde religieuze opvattingen strafbaar te stellen. De Franse revolutie kan echter ook beschouwd worden als het vertrekpunt voor de ontwikkeling van de grote ideologische leerstelsels. Onder het Ancien Régime hadden burgers nauwelijks enige inspraak in het bestuur van hun land, en er was voor hen daarom ook geen enkele nood om na te denken over ideologische vraagstukken. Het is kenmerkend voor deze evolutie dat wanneer de Constituante in 1789 voor het eerst samenkomt, de afgevaardigden gewoon per regio samen gaan zitten, en pas enkele maanden later ontstaat er een vorm van ideologische differentiatie.

Tolerantie volgens Rawls

Omwille van deze structurele veranderingen zou men de stelling kunnen verdedigen dat het tolerantiebegrip vanaf 1789 een fundamenteel andere inhoud heeft gekregen: we hoeven niet langer tolerant te zijn voor godsdiensten, voortaan dienen we tolerant te zijn voor de aanhangers van andere ideologieën. Dat is ook de manier waarop John Rawls het begrip hanteert in zijn A Theory of Justice (1971). Rawls gaat ervan uit dat de staat zich neutraal moet opstellen ten opzichte van de verschillende levensprojecten die de burgers kunnen koesteren. De overheid mag niet één bepaalde opvatting van het 'goede leven' opleggen of zelfs maar bevorderen. Dit betekent dat een samenleving tolerant dient te staan tegenover elke redelijke religieuze, filosofische of morele doctrine: deze doctrines mogen niet het publieke leven beheersen, maar ze dienen wel als gelijkwaardig behandeld te worden. Ook hier vergt tolerantie een zekere inspanning: een overtuigd liberaal zal er hartsgrondig van overtuigd zijn dat socialisten het verkeerd voorhebben, maar juist hier vergt de tolerantie dat hij toch de waarde en het bestaansrecht van zijn tegenstanders respecteert.

Het is belangrijk hierbij op te merken dat Rawls het enkel over 'doctrines' heeft, en niet over allerlei vormen van gedrag die in het verleden als deviant werden beschouwd en waarvoor we nu ook vaak de term tolerantie toepassen - we komen hier straks nog op terug. Het is echter vooral het gebruik van de term 'redelijk' bij Rawls die problemen oproept. Ten eerste kan men er een normatieve keuze in zien: hoewel Rawls stelt dat hij waardenneutraal wenst te werk te gaan, zou

6

® © O etcetera 8i



men de stelling kunnen verdedigen dat een preferentie voor 'redelijkheid' ook reeds een normatieve keuze inhoudt. Sommigen zullen immers kiezen voor een groots en meeslepend levensproject en zij zullen redelijkheid helemaal geen na te streven eigenschap vinden. Maar zelfs als we de keuze voor het redelijkheidscriterium aanvaarden, dan komen we enkel bij een tweede probleem terecht: wie bepaalt wat redelijk is en op grond van welke criteria? Zo zal het voor een buitenstaander in veel gevallen als niet-redelijk voorkomen dat de katholieke kerk weigert vrouwen toe te laten tot bepaalde ambten. Over het algemeen maken we in West-Europa hier niet zoveel problemen rond, omdat we nu toch al bijna 2000 jaar met deze vorm van ongelijkheid leven, maar met redelijkheid heeft het weinig te maken. Het criterium redelijkheid zal in veel gevallen toegepast worden binnen een bepaalde culturele context: we hebben de neiging datgene redelijk te vinden waaraan we gewend zijn, of waarvan we toch de interne logica kunnen reconstrueren.

Niet-redelijke doctrines verspelen echter hun recht op tolerantie, zo stelt Rawls: democratische systemen en well-ordered societies hebben het recht zich te wapenen tegen groeperingen die de maatschappelijke orde willen omverwerpen: we hoeven niet tolerant te zijn voor de intoleranten. Hoewel ook dat een heel vaag criterium lijkt, kan men het in de praktijk wel toepassen, zoals blijkt uit vooral de Duitse rechtspraak dienaangaande. We zijn in staat een waterdicht onderscheid te maken tussen diegenen die de samenleving met democratische middelen willen hervormen, en diegenen die de democratische staatsstructuur willen omverwerpen.

Fundamentele waarden

Het is echter kenmerkend voor het grote geloof dat Rawls in de mensheid heeft, dat hij ervan uitgaat dat een dergelijk optreden slechts zelden noodzakelijk zal zijn. Hij maakt in elk geval weinig woorden vuil aan de vraag hoe we tegen de intoleranten dienen op te treden. Zijn verwachting is duidelijk dat het overgrote deel van de bevolking zal kiezen voor een redelijke morele of filosofische doctrine, en hierin mag de staat geen enkele partij kiezen. Het is niet omdat een bepaalde levensbeschouwelijke doctrine poneert dat het menselijk leven onschendbaar is, dat de politiek hiermee rekening mag houden in de bepaling van de wetgeving rond euthanasie of abortus.

Tolerantie, vrijheid en diversiteit staan dus centraal in het ethisch stelsel van Rawls.

Juist hierop heeft hij echter de afgelopen drie decennia behoorlijk wat kritiek gekregen van met name communautaire critici, zoals Charles Taylor. Zij gaan ervan uit dat het op zich wel mooi is te pleiten voor de grootst mogelijke vrijheid, maar dat zoiets in de praktijk niet werkt. Mensen kunnen moeilijk leven als losstaand of zo men wil, losgeslagen individu, maar ze willen zich op de een of andere manier ook verbonden voelen met de waarden van hun gemeenschap. Volgens Rawls mag er op zich geen enkel probleem zijn als er in mijn straat katholieken, boeddhisten, joden, zonne-aanbidders en mormonen wonen, zolang al die verschillende groepen zich maar redelijk en tolerant gedragen. De communautaristen merken echter - terecht- op dat de meeste mensen zich in een dergelijke straat heel erg ongelukkig zullen voelen. Keer op keer ziet men het fenomeen opduiken dat mensen een zekere neiging vertonen om anderen op te zoeken met ongeveer dezelfde opvattingen of levenswijze. Men kan dit veroordelen en zien als een te bestrijden hokjesmentaliteit, maar men kan enkel vaststellen dat dit blijkbaar toch een heel krachtige reflex is. Het is bovendien een reflex die voortdurend nieuwe vormen aanneemt: we zullen tegenwoordig minder geneigd zijn kliekjes te vormen op basis van ideologie of levensbeschouwing, maar de groepsvorming gebeurt nu eerder aan de hand van het televisiestation waarnaar men kijkt of de krant die men leest. Het onderliggende patroon, dat men zoekt naar een identificatie met gelijkgezinden, is echter in beide gevallen hetzelfde.

De communautaristen hebben in die zin ook wel gelijk dat de gemeenschap nooit volstrekt neutraal kan zijn; over een aantal centrale waarden bestaat er wel degelijk een overlappende consensus onder het overgrote deel van de bevolking. In zijn latere geschriften heeft Rawls dit trouwens ook toegegeven, en hij heeft dit gegeven verwerkt in zijn theorie. Vandaar dat we als samenleving gerechtigd zijn om de mormoon die enkele huizen verder woont te verbieden aan polygamie te doen, hoewel we daarmee zijn vrijheid van godsdienst beperken, terwijl we anderzijds toch niet kunnen stellen dat mormonen per definitie minder 'redelijk' zouden zijn dan andere godsdiensten.

De herformulering van de theorie komt er dus op neer dat we tolerant dienen te zijn

voor alle redelijke doctrines, die niet indruisen tegen de kernwaarden van onze samenleving. Die kernwaarden zijn tamelijk beperkt: we geloven in de fundamentele gelijkwaardigheid van elk mens, in het feit dat het menselijk leven waardevol is en in het algemeen is er toch ook een zekere waardering voor de wetenschappelijke methode en het daarop geënte scholingssysteem. Elke doctrine die die kernwaarden accepteert, dient dan ook aanvaard te worden. Doctrines die dat niet doen mogen volgens Rawls actief bestreden worden. Ook bij Rawls, toch bij uitstek de verdediger van de fundamentele rechten en vrijheden, hoeven we dus niet zomaar voor alles en nog wat tolerant te zijn. We hebben het recht doctrines te bestrijden die de fundamentele gelijkwaardigheid van de mens verwerpen, door bijvoorbeeld een discriminerend onderscheid te maken of te bepleiten tussen autochtonen en allochtonen of tussen vrouwen en mannen.

Pragmatische tolerantie

Vanuit historisch en filosofisch perspectief slaat de term tolerantie dus steeds op het accepteren van een bepaalde religieuze, politieke of morele doctrine waar de meerderheid van de bevolking het eigenlijk niet mee eens is. Omwille van de duidelijkheid van de discussie zou het aanbeveling verdienen de term ook enkel en alleen in die betekenis te gebruiken. We stellen echter vast dat in het dagelijks taalgebruik de betekenis van tolerantie helemaal vergleden is: men gebruikt het woord nu ook in verband met graffiti, criminaliteit of druggebruik. Dit heeft niets meer met de oorspronkelijke betekenis van de term te maken en men zou het hier eerder over gedogen, permissiviteit of desnoods zelfs pragmatische tolerantie kunnen hebben. De Gentse filosoof Koen Raes benadrukt in dit verband dat er een hemelsbreed verschil is tussen tolerantie, permissiviteit en onverschilligheid.

Tolerantie komt er steeds op neer dat men de waarde of het bestaansrecht erkent van een zienswijze waar men het zelf niet mee eens is. Zelfs met de beste wil van de wereld zie ik echter de waarde niet in van een verslaving aan harddrugs. Het feit dat, althans in sommige grote steden, nauwelijks wordt opgetreden tegen een dergelijke verslaving heeft dan ook niets met tolerantie te maken, maar eerder met pragmatisme. Omdat we als samenleving niet zo goed weten wat we tegen dit soort verslaving zouden kunnen aanvangen, laten we het maar rustig betijen, zolang we er maar niet

7



Die Entführung aus dem Serail de vlaamse opera foto annemie augustijns

al te veel last van hebben. Ook in het huidige politieke debat over het toelaten van het gebruik van softdrugs wordt de term tolerantie te pas en te onpas gebruikt. Ten onrechte: ik heb nog nooit iemand de waarde van het softdruggebruik horen verdedigen. De ware reden om softdrugs toe te laten is niet dat we deze gedragsvorm waardevol vinden, maar enkel dat we een jointje niet belangrijk genoeg vinden om de politie mee lastig te vallen. Het gaat hier dus om een puur pragmatisme keuze in het handhavingsbeleid, niet meer dan dat.

De tweedeling die we hier maken tussen tolerantie en een pragmatisch gedoogbeleid is misschien wel iets te absoluut: de twee liggen enigszins in het verlengde van elkaar, en steunen op een zelfde traditie waarbij men zich als samenleving of als overheid niet te sterk bemoeit met de private keuzes van de burgers. Principieel is er dan wel een fundamenteel onderscheid tussen de coffeeshops in Amsterdam en het verlenen van asiel aan Spinoza,

maar empirisch is er wel een zeker verband. De seksindustrie langs de Walletjes profiteert onrechtstreeks mee van de traditie en de gewoontes die vanaf Spinoza werden opgebouwd. Het gaat hier echter om niet veel meer dan een afgeleid product van de Nederlandse tolerantietraditie.

Tolerantie leren

Als tolerantie een deugd is, dan moeten er in principe ook methoden en technieken bestaan om die deugd te bevorderen. Tolerantie is afhankelijk van een bepaalde manier van denken en voelen, stelt Rawls, en hij heeft het over'the forms of thought and feeling that sustain fair social co-operation between citizens regarded as free and equal'. We gaan er traditioneel van uit dat cultuur een van de middelen is om die gedachten en gevoelens op te wekken en te cultiveren. Dat is uiteindelijk ook steeds de bedoeling geweest van Lessing en Mozart: door te laten zien dat joden of

Turken moreel hoogstaande wezens kunnen zijn, hoopten ze de tolerantie voor andere religies en bevolkingsgroepen te bevorderen. Het mechanisme komt er eigenlijk steeds op neer dat men de ander personaliseert: de Turkse pasja is niet zomaar een stereotype, maar wordt een heel concrete persoon met wie we ons ook kunnen identificeren. Die gedeelde menselijkheid zorgt ervoor dat we ook de waarde van de ander gemakkelijker kunnen inzien. Als we ons eigen leven waardevol vinden (en uit het feit dat we nog leven kunnen we afleiden dat dit inderdaad het geval is), en als we bovendien geconfronteerd worden met het feit dat we die menselijkheid delen met joden en islamieten, dan kunnen we niet anders dan tot de conclusie komen dat ook andere bevolkingsgroepen waardevol en gelijkwaardig zijn. Dit personaliserings- of empathiemechanisme is van cruciaal belang, omdat onverdraagzame groepen voortdurend net het tegenovergestelde doen: zij depersona-

l8



liseren hun tegenstanders. Tijdens de jaren dertig gebruikten de nazi's een bewuste depersonaliseringscampagne om de joodse bevolking van haar persoonlijkheid te beroven. Pas nadat de joden op die manier ontmenselijkt werden, werden de wreedheden mogelijk. Precies diezelfde mechanismen zien we nu opnieuw aan het werk: racistische organisaties doen hun uiterste best om etnische en culturele minderheden van hun persoonlijkheids-status te beroven, en ze te herleiden tot een 'probleem' of een 'groep'. De jaren dertig tonen echter aan wat de gevolgen kunnen zijn van een dergelijke strategie. Vandaar het grote belang om daartegen in te gaan door opzettelijk te personaliseren. Levinas heeft in zekere zin gelijk: het bestaan van de concrete andere doet een moreel appèl op ons. Alleen is het verdraaid gemakkelijk om die concrete andere te verbergen achter anonieme categorieën en stereotypen.

Overigens - en dat is toch iets om eens over na te denken: hieruit volgt niet dat het brengen van cultuuruitingen uit andere tradities noodzakelijkerwijs de beste manier is om tolerantie te bevorderen. Het probleem met dat soort opvatting van multiculturaliteit is soms dat de culturele codes die in die traditie vervat zitten moeilijker te ontcijferen zijn, waardoor de identificatiemogelijkheden minder voor de hand liggend zijn. Het is maar een vermoeden, en ik ben steeds bereid hieromtrent mijn mening te herzien, maar ik denk dat een goede voorstelling van Die Entführiing aus dem Serail (niet het geklungel van de Vlaamse Opera) meer doet voor het bevorderen van de tolerantie dan het laten optreden van muzikanten uit andere werelddelen. Ik ben uiteraard niet gekant tegen dergelijke optredens, die vaak heel mooi en bijzonder interessant zijn, maar ik heb vragen bij het legitimeringsdiscours dat daarvoor soms gehanteerd wordt: het lijkt me een illusie te verwachten dat dergelijke optredens een belangrijk effect op gevoelens van tolerantie zullen hebben. Daarvoor is toch een tikkeltje meer nodig.


Development and design by LETTERWERK