Archief Etcetera


Cultuurbeleving: Thersiteslezing Theaterfestival 2002



Cultuurbeleving: Thersiteslezing Theaterfestival 2002

CULTUURBERICHTGEVING

THERSITESLEZING THEATERFESTIVAL 2002

Wetenschappelijk onderzoek of losse babbel?

Om een min of meer redelijk antwoord te geven op de vraag hoe er in Vlaanderen over cultuur wordt bericht, zou men aan de hand van geëxpliciteerde beoordelingscriteria een representatief corpus van kritische bijdragen over cultuur moeten onderzoeken die tijdens een welbepaalde periode werden gepubliceerd. Ik bedoel hiermee dat ik er voorstander van ben om de cultuurberichtgeving in Vlaanderen wetenschappelijk te onderzoeken in plaats van er al of niet polemische uitspraken over te doen die vooral het resultaat zijn van de manier waarop men zich intuïtief tot dit onderwerp verhoudt. Nochtans is dit laatste wel degelijk waar ik voor gevraagd ben en wat ik ook ga doen.

Natuurlijk kan men over culturele berichtgeving in Vlaanderen van gedachten wisselen zonder gebruik te maken van een wetenschappelijke benadering. Alleen denk ik niet dat men in dit geval tot een gefundeerd antwoord kan komen op de vraag hoe er in Vlaanderen over cultuur wordt bericht. Wat men op die manier wel kan doen is een aantal problemen aan de orde stellen die, althans naar mijn gevoel, in de openbaarheid nog steeds onvoldoende besproken worden. Dat is ook de bedoeling van deze korte tekst.

Een wetenschappelijke benadering stelt o.m. vragen naar de verantwoording van de gebruikte criteria, de representativiteit van het onderzochte materiaal, de manier waarop men daaruit conclusies kan trekken en naar nog zoveel meer dat het wetenschappelijk karakter van het cultuursociologisch onderzoek moet garanderen. Dat zal hier dus niet gebeuren.

Wat wel zal gebeuren is dat ik veralgemeningen zal formuleren, vereenvoudigingen maken, voorbeelden als argument aanvoeren en dat ik de discussie richt op wat me persoonlijk bezighoudt. Voorbeelden die het tegendeel aantonen van wat ik zeg, zullen dus wel te vinden zijn.

Tegelijk zou het natuurlijk precies deze geëngageerde subjectieve perceptie kunnen zijn

die een debat laat ontstaan waarbij niet wordt gestreefd naar het grootste gelijk of naar algemeen geldende uitspraken maar naar een creatieve gedachtewisseling die nieuwe inzichten laat ontstaan. Dat zou natuurlijk schitterend zijn.

Tot zover mijn paraplu. Laat het nu maar regenen.

Men vroeg mij of ik me als subjectieve waarnemer vragen stelde over de manier waarop er in Vlaanderen over cultuur werd bericht. Die vragen heb ik zeker. (Ik heb ze ook genummerd.)

1. Zo vraag ik me bijvoorbeeld af of mijn indruk klopt dat de cultuurredacties van Vlaamse weekbladen en kranten van zichzelf vinden dat ze een duidelijke lijn kunnen trekken tussen bijdragen met een voldoende journalistiek gehalte en artikels met een te sterk academisch karakter.

In elk geval komt het me voor dat cultuurredacties vaker op grond van dit onderscheid bijdragen selecteren, accepteren, aftvijzen of redactioneel bijsturen.

2. Ook heb ik de indruk dat dit in Vlaanderen in sterkere mate gebeurt dan in Frankrijk en Duitsland. (Ik laat Nederland buiten beschouwing. Naar mijn gevoel is er in de Nederlandse media een gebrek aan relativering van de eigen waardeoordelen. Het debat wordt er niet gebruikt als een discursieve methode van werken.)

Intussen vraag ik me ook af of mijn indruk klopt dat men in de Vlaamse media deze selectiecriteria hanteert als evidenties die men voldoende kent vanuit de journalistieke praktijk. In elk geval is mijn persoonlijke ervaring dat men de discussie over dit soort selectiecriteria uit de weg gaat, niet relevant vindt of als tijdverlies beschouwt. Voor medewerkers van cultuurredacties die intussen wel meebepalen welke richting de culturele berichtgeving uitgaat, vind ik dat een onredelijke houding.

De verklaring voor deze houding heeft meestal betrekking op de materiële werkomstandigheden in de media en de voornamelijk

financiële beperkingen van het bedrijfsbeheer in die sector. Men heeft het dan vooral over verkoopcijfers als graadmeter voor de toegankelijkheid van teksten. Hiermee verdwijnt de inhoudelijke discussie over het beleid op cultuurredacties uit het perspectief. Ik zou graag een verklaring vinden die verder reikt dan dit liberale dialectisch materialisme.

3. Ik vraag me af of het niet kenmerkend is voor de hedendaagse afkeer van het rationalisme, dat men binnen de berichtgeving over cultuur op dit ogenblik nog moeilijk aanneemt dat de criticus zijn persoonlijke subjectieve ervaringen aan zijn kunsttheoretische inzichten toetst.

Is het niet omdat men het rationele denken wantrouwt dat men opteert voor het vlotte interview, het geïmproviseerde gesprek, de losse babbel?

(Tussen haakjes: ik haast me om te zeggen dat ik dit beschouw als een bewust gekozen, waardevolle methode van werken. Ook al omdat ik als intellectueel in Vlaanderen verschrikkelijk op mijn hoede moet zijn voor het zgn. ondemocratische karakter van uitspraken die zich zouden bedienen van termen als 'intellectueel niveau'. Ik kan evenwel niet nalaten om daar aan toe te voegen dat ik geen forum vind om de noodzaak van het zgn. 'democratische' karakter van de berichtgeving over cultuur inhoudelijk ter discussie te stellen. Persoonlijk krijg ik de geheimen van de tot in Japan bekende Vlaamse duivensport niet graag uitgelegd aan de hand van het gedrag van mussen en zwaluwen. Mag het nog over duiven gaan?)

4. Dat men duidelijk kiest voor subjectiviteit en relatief vrijblijvende reacties op vragen waar men alle kanten mee opkan en dat men vooral vluchtige uitspraken registreert die morgen alweer tot een ver verleden behoren, is dat in de eerste plaats geen manier om te breken met de oude autoriteit van de gewaardeerde criticus die vanuit een ruime kennis en een rijke ervaring goed onderbouwde beschouwingen schrijft?

etcetera 83 OOO

49



Kritiek of informatie?

5. Ik vraag nie af of mijn indruk klopt dat de cultuurberichtgeving in de geschreven pers uit pakweg de jaren 1955-1965 in de eerste plaats berichtte over literatuur. Bijvoorbeeld omdat (de rationele) schriftcultuur - in tegenstelling tot wat vandaag het geval is - veel belangrijker werd geacht dan (de emotionele) beeldcultuur.

De 'cultuurbijlage' uit die tijd lijkt me voornamelijk een 'literatuurbijlage' (ze verscheen trouwens in de geschreven pers) waarbij op de tweede plaats ook schilderkunst, beeldhouwkunst en theater aan bod kwamen. Min of meer vergelijkbaar met een traditie van literaire tijdschriften die ook af en toe aandacht besteedden aan beeldende kunstenaars.

6. Is het niet zo dat de cultuurberichtgeving in Vlaanderen oorspronkelijk een berichtgeving was over zeg maar 'de zeven kunsten'?

7. Zou het niet maatschappelijk relevant zijn om na te gaan hoe de kritische berichtgeving is opgegaan in een veelheid van informerende berichten en publiciteitscampagnes?

8. Zou het hedendaagse verruimde cultuurbegrip niet te voorschijn kunnen komen uit een onderzoek naar de manier waarop de cultuurberichtgeving is geëvolueerd?

Ik kan het niet laten om voor u en voor de leden van de Vereniging van Theatercritici die me hebben uitgenodigd in dit verband iets te vertellen over de gewijzigde positie van de theaterkritiek. Mijn verhaal is anekdotisch, maar misschien voegt het toch iets toe.

Ik herinner me dat de 'theatercriticus' uit mijn jeugd een marginale figuur was die tijdens de voorstelling bijna stiekem aantekeningen zat te maken, na de première onwaarschijnlijke hoeveelheden zwaar bier dronk, in een tijdschrift publiceerde waar niemand ooit over gehooid had, lidkaarten verkocht van een nogal exclusieve theaterclub, door zijn schaarse bewonderaars geroemd werd omwille van zijn taaie gezondheid en ergens als anonieme kantoorbediende aan de kost kwam. Een schrijver, bijna. Nu zou je dat folklore noemen. Maar in de tijd dat het woord de wereld veranderde was dat bittere ernst, roeping, verslaving, noodlot. Ik moet oppassen om niet te literair te worden.

De 'theaterrecensent' van toen leek me daarentegen een overwerkte, bleke jongeman die de openbaarheid angstvallig meed, nog dezelfde avond bloednuchter een kort artikel op de krant inleverde en de volgende dag alweer met een tien-

tal andere onderwerpen aan de slag ging als journalist in vaste dienst bij de stadsredactie. Professionalisme zal ik het maar noemen.

Tot zover dit verhaal, dat ondanks zijn anekdotiek volgens mij reeds de latere tegenstelling signaleert tussen de 'artistieke sector' en de 'culturele sector' in de geschreven pers, tussen de 'journalist' en de 'medewerker cultuur'. Het was een heroïsche tijd waarin ikzelf nog enkele jaren gratis voor niks literatuur heb gerecenseerd als onbaatzuchtige bijdrage tot de meerdere glorie en stichting van mijn volk. (Langdurig applaus.)

9. Wat ik me afvraag, is hoe op de hedendaagse cultuurredacties het verschil wordt ervaren tussen de culturele berichtgeving zoals ze gebeurt door journalisten in vaste dienst, door freelance medewerkers of door critici die, al of niet daarom gevraagd, een stuk insturen en dat ook nog gepubliceerd krijgen. Of is er geen onderscheid?

Ik herinner me uit die tijd ook de vraag of je 'theater' tot de 'literatuur' kon rekenen. Aan de Rijksuniversiteit te Gent in elk geval niet, tenzij het om toneelteksten uit de Middeleeuwen en de Renaissance ging. Ook nog zoiets. Laat staan dal je de 'theaterkritiek' tot het genre van het 'essay' zou zijn gaan rekenen.

De verschuivingen die op dit vlak zijn gebeurd, zeggen m.i. niet zo weinig over de hedendaagse status van de theaterkritiek als onderdeel van de cultuurberichtgeving.

10. De vraag hoe het staat met de algemene sociale waardering van de theaterkritiek lijkt me dan weer een ander probleem. Wel, hoe staat het ermee?

Dat de wekelijkse rationeel - kritische cultuurbijlage in de Vlaamse media, met het hoofdaccent op de literatuur, op vrij korte tijd is geëvolueerd naar een bijna dagelijkse, op zichzelf staand, trendgevoelig supplement over life style in de breedste zin van het woord, is wel duidelijk.

Het geeft aan hoe de algemene houding tegenover het rationele, het kritische en het intellectuele is veranderd.

11. Het stelt ook de vraag naar de nieuwe positie van de cultuurberichtgeving, de hedendaagse opdracht van de 'medewerker cultuur' en de plaats die 'de kunst' in dit geheel inneemt.

Kunst of cultuur?

Culturele berichtgeving in Vlaanderen was jarenlang vooral een intellectuele activiteit, een voornamelijk rationele bezinning met als referentiepunt duidelijk uitgesproken

levensbeschouwingen en maatschappijvisies die zich in de bescherming koesterden van politieke partijen met de daaraan verbonden sociaal-culturele verenigingen.

Ook de polemiek in de letteren en de beeldende kunsten werd vanuit deze ideologische posities gevoerd.

Dit historische gegeven maakt het tot op vandaag nog steeds niet eenvoudig om in Vlaanderen de ingewikkelde verbindingen tussen de kunstensector, de culturele sector en de sociaal-culturele sector uit elkaar te houden. Ook op het beleidsniveau lopen die dingen door elkaar. (Ik wil de oude scoutstenten op het budget van Cultuur niet uit de gracht halen. Maar er zijn nog wel meer dergelijke voorbeelden.)

Het lijkt me al even moeilijk om na te gaan welke plaats de culturele berichtgeving in dit geheel inneemt.

De berichtgeving over cultuur was in de jaren 1955-1965 veel meer historisch gericht dan nu en, behalve informerend, voornamelijk educatief om niet te zeggen bevoogdend en vergelijkbaar met de doelstellingen van de openbare omroep uit die tijd.

'Kunst' mocht dan wel centraal staan in de culturele berichtgeving, 'cultuur' was via het so-ciaal-culturele verenigingsleven vrij direct verbonden met de partijpolitiek.

12. Blijkt dat ook niet uit de oprichting van een 'Ministerie van Kuituur' (bij mijn weten in 1958). Niet dat van een ministerie van Onderwijs en Kunst, bijvoorbeeld. (Of heeft dat toch ooit bestaan?) Maar wel een van Wetenschappen en Sport. (Ik zeg zomaar wat.)

De naamsveranderingen die dit departement in de loop van de jaren heeft gekend en de verschillende bevoegdheden die daarbij worden toegevoegd aan de 'minister van Cultuur' geven m.i. duidelijk aan hoe de perceptie evolueert van wat in Vlaanderen als 'cultuur' wordt ervaren.

13. Wordt deze verschuiving ook niet gereflecteerd door de manier waarop er in de media over 'cultuur' wordt bericht?

De veranderingen in de perceptie van wat cultuur is, gaan nog steeds onverminderd voort. Die evolutie wordt ook weerspiegeld door de culturele berichtgeving.

Ik geef een voorbeeld. Was 'cultuur' nog duidelijk het monopolie van Radio 3, dan is daar met de oprichting van Klara een einde aan gekomen en is de cultuurberichtgeving op Radio 1 duidelijk toegenomen. Ze gebeurt er ook op een andere manier.

50

• •• etcetera 83



Dat de Vlaamse televisie intussen haar 'kunstzaken' heeft afgebouwd maakt deel uit van dezelfde evolutie waarbij de perceptie van het begrip 'cultuur' zich heeft gewijzigd en er een nieuw spanningsveld is ontstaan met de 'kunstensector'.

Alleen de VRT-nieuwsberichtgeving houdt het nog steeds bij de traditie. Het weer en de sportuitslagen. Misdaden en verkeersproblemen. Cultuurberichtgeving blijft er voornamelijk beperkt tot bekroningen en doodsberichten, zeg maar geboorten en overlijdens.

Hoe dan ook, vandaag lijken de verschillende kunstopvattingen niet meer gelinkt aan de verschillende wereldbeschouwingen die zich politiek structureel beschermd weten door hun eigen zuil.

De hedendaagse vraag of het Cultuurpact nog wel bescherming biedt aan levensbeschouwelijke minderheden en niet veeleer een overblijfsel is uit de tijd waarin kunst en cultuur in Vlaanderen uitdrukkelijk gepolitiseerd waren, geeft aan in welke richting de noties 'cultuur' en 'kunst' zijn geëvolueerd.

Toch kan men in de congresteksten van hedendaagse politieke partijen nog steeds een luik'cultuur' terugvinden. Niet dat er overdreven veel belang aan wordt gehecht. Een ministerportefeuille op Cultuur staat niet hoog in aanzien.

Wat in deze teksten opvalt is dat de omschrijving van begrippen als 'cultuur', 'cultuurbeleid' en 'cultuurpolitiek' zo ruim mogelijk worden gehouden. Ongeveer alles is 'cultuur' en het lijkt erop dat we met die uitvinding ook heel gelukkig zijn in onze beschaving. Wij waren vroeger ook veel godsdienstige!'.

Ook wordt het begrip 'cultuur' hoe langer hoe meer door de verschillende politieke fracties in het Vlaamse parlement op gelijklopende wijze omschreven. Over hoe het komende bloeitijdperk van de Vlaamse cultuur er moet uitzien, blijkt een brede consensus te bestaan. Avant-garde is een historisch begrip uit het begin van de vorige eeuw. Vooroorlogs.

14. Ik vraag me af of de consensus in de cultuurpolitiek over wat kunst en cultuur moeten zijn, ertoe bijdraagt dat zowel de inhoudelijke meningsverschillen als de polemiek in de Vlaamse cultuurberichtgeving ver te zoeken is.

Op het politieke beleidsniveau wil men het af en toe nog wel eens hebben over budgetverdeling, maar essentiële vragen over inhoudelijke aspecten laat men over aan de dynamiek van de vrije markt. Staatslieden horen zich immers niet met de inhoud te bemoeien, maar mogelijkheden

te creëren. Waar ze zich dan bij hun keuze door laten leiden behoort tot de goed (?) bewaarde geheimen van hun adviseurs. Maar in welke mate die zich op hun beurt laten beïnvloeden door de culturele berichtgeving weet niemand. Of toch?

De tijd van de ont-zuiling en de ont-ideo-logisering komt eraan in Vlaanderen.

15. In welk mate is hiermee een nieuw elan gegeven aan de nieuwe discussie, waarmee ik bedoel de niet-politieke, de niet-ideologische, deze die zich niet verbindt met het ideeëngoed van de eigen zuil?

16. Wat zijn daarbij de belangrijkste thema's?

17. En zijn die ook in de hedendaagse cultuurberichtgeving aan de orde?

Het is me opgevallen dat op het beleidsniveau nog steeds nauwelijks onderscheid wordt gemaakt tussen 'cultuurbeleid' en 'kunstenbeleid'. Zoals bijvoorbeeld ook een 'cultuurcentrum' nauwelijks wordt onderscheiden van een 'kunstencentrum'. Beide behoren tot de sociaal-culturele sector.

Wat ik me afvraag, is of het voor de kunstensector zo gunstig is dat de 'kunst', ondanks de ont-ideologisering van het cultuurbeleid, nog steeds tot de culturele sector behoort, rekening houdend met de hedendaagse omstandigheid dat ongeveer alles 'cultuur' is, dus behoort tot het 'cultuurbeleid' en derhalve ook ressorteert onder ministeriële bevoegdheid.

Ik weet wel dat men het zou kunnen toejuichen dat de kunstensector niet geïsoleerd wordt, maar binnen een steeds verdere democratisering van de samenleving en een steeds omvangrijker participatie aan het culturele leven een eigen plaats heeft verworven.

Toch blijkt dat de voogdij van de politiek zich in dit proces telkens weer aandient onder allerlei vormen van verantwoord staatsburgerschap en zich in steeds dwingendere mate concentreert - niet op het creëren van mogelijkheden - maar op het efficiënt financieel beheer van overheidsfondsen (wat niet hetzelfde is als het creëren van mogelijkheden).

Het pleidooi voor de autonomie van de kunst is nog steeds actueel.

18. Is het in dit verband ook niet zo dat de cultuurberichtgeving in de meeste gevallen de kant van de overheid en de commercie kiest en zich nauwelijks bekommert om de sociale positie van de individuele kunstenaar? Zijn imago mag dan al een belangrijk mediatiek gegeven zijn, zijn

identiteit is dat niet. Beroerde Vlamingen.

De zgn. verruiming van het begrip 'cultuur' die zich voordoet als marktgegeven en als beleidsoptie, draagt er m.i. toe bij dat in de hedendaagse berichtgeving over cultuur vooral het intuïtieve, het emotionele, het onderbewuste wordt belicht. Dat is een interessante evolutie.

In een zelfde beweging gaat er ook meer aandacht naar wat men de 'uitvoerende' kunst is gaan noemen ten overstaan van de 'creatieve' kunst. (Dat beide categorieën zowel creatief als uitvoerend kunnen zijn is intussen bekend.)

19. Wat ik in elk geval uit de berichtgeving overhoud, is dat het intuïtieve, het emotionele en het onderbewuste op een meer fascinerende, begrijpelijkere, toegankelijkere manier op het podium verschijnen dan bijvoorbeeld in een boek of in een schilderij, om nu eens twee oude, ambachtelijke kunstgenres te noemen. Of vergis ik me?

Ik heb de indruk dat over dit groepsbeleven van 'cultuur' uitvoerig en uitbundig wordt bericht. Oppervlakkig ook. Gelukkig maar, want dus zeer toegankelijk. En vooral positief. Tanden poetsen is een plezier geworden. We maken een opleving mee van de evenementencultuur en de festivalcultuur. Het zijn vormen waar zowel de commerciële als de politieke sector (hun strategieën zijn trouwens ook meer en meer gelijklopend) hun voordeel bij doen.

De cultuurberichtgeving in Vlaanderen lijkt het niet moeilijk te hebben om op deze trend binnen de zgn. culturele sector in te spelen. Het is merkwaardig en boeiend hoe dit alles in elkaar past, elkaar versterkt, commercieel rendabel wordt gemaakt, politiek wordt ondersteund, internationaal uitstraalt en breekt met een traditie van reflectie, kritiek en discussie. Het einde van de geschiedenis? In elk geval van het Avondland. Het is om licht euforisch bij te worden. Wij zijn een schoon volk.

Berichtgeving over 'kunst' blijft evenwel nog steeds het zgn. 'moeilijke' onderdeel, niet alleen omdat de kritische benadering hier veel rationeler gebeurt, denk ik, maar ook omdat men toch blijft aanvoelen dat kunstcritici vanuit een theoretisch kader werken. (De interessante opvatting dat de kunstkritiek vandaag eigenlijk toch geen 'niveau' meer haalt, laat ik hier buiten beschouwing. Het is een stelling die ik graag beter onderbouwd zou zien.)

Wel is het zo dat diegenen onder de kunstcritici die in de hedendaagse media aankomen met op theoretische kennis gesteunde waardeoordelen zonder meer naar de vaktijdschriften worden verwezen.

etcetera 83 OOO

51



Intussen krijgen die vaktijdschriften het financieel steeds moeilijker binnen de logica van de industriële cultuurbedrijfsvoering die met veel overtuiging wordt gehanteerd op een beleidsniveau dat zich uitdrukkelijk niet met inhoudelijke vragen wenst te bemoeien. Hallo?

Men moet geen cultuursociologische studie laten uitvoeren, denk ik, om in te zien dat deze situatie in niet onbelangrijke mate dit deel van de cultuurberichtgeving in Vlaanderen hypothekeert. Ik vind dat ik dat mooi heb gezegd. Het klinkt goed, ik zal maar oppassen.

De bedrijfsmatige benadering, gekoppeld aan het sociaal-economische programma dat de kunstensector de laatste tijd over zich heen beeft gekregen, toont aan dat de autonomie van de artistieke ontwikkeling steeds minder op waardering kan rekenen en evenmin wordt beschouwd als een dynamische sociale factor die in een samenleving zorgt voor zingeving en kwaliteit.

20. In dit verband vraag ik me af of de culturele berichtgeving in kranten en weekbladen aan deze evolutie bijdraagt. Of onderzoekt ze ook de mogelijkheden om tegen deze ideologie in te gaan, bijvoorbeeld door de manier waarop er over cultuur kan worden bericht?

In elk geval stel ik voor dat diegenen die in de sector van de cultuurberichtgeving werkzaam zijn, niet ophouden met op te komen voor hun eigen positie en aandringen op tijd en middelen om zowel aan kunstkritiek als aan onderzoeksjournalistiek te doen.

Reflectie of weerspiegeling

Dat was het zo ongeveer. Misschien ben ik te weinig vertrouwd met wat de Vereniging voor Theatercritici die me heeft uitgenodigd, nauw aan het hart ligt. In elk geval weet men nu waar ik van wakker lig als het gaat om cultuurberichtgeving in Vlaanderen. Of deze problematiek ook anderen aanspreekt, mag blijken uit het debat. Ik kijk er met belangstelling naar uit.


Development and design by LETTERWERK