Archief Etcetera


Culturele competenties verhogen: Ann Olaerts over kunsteducatie in het cultuurbeleid



Culturele competenties verhogen: Ann Olaerts over kunsteducatie in het cultuurbeleid

Marleen Baeten

Culturele competenties verhogen

ANN OLAERTS OVER KUNSTEDUCATIE IN HET CULTUURBELEID

'Culturele competentie verruimen en cultuurparticipatie verhogen': het is één van de doelstellingen die het cultuurbeleid 2000-2004 vooropstelde. 'Die noodzakelijke verhoging en verruiming van cultuurparticipatie is slechts zinvol indien ze gepaard gaat met een verhoging van de kwaliteit van de culturele bemiddeling.' (Beleidsnota Cultuur 2000-2004, p. 9). Een andere ambitie van minister Anciaux en zijn kabinet bestond in 'een geïntegreerde aanpak': 'We streven naar een permanente ontwikkeling in het gehele culturele landschap. Een geïntegreerd beleid creëert de voorwaarden waarin de verschillende aspecten verbonden aan het culturele gebeuren - creatie, spreiding, bewaring en omkadering - op een samenhangende wijze aan bod komen.' (Ibid.) In het kader daarvan werd en wordt aan vier sectorale decreten gewerkt: landelijk jeugdwerk (goedgekeurd op 26/04/02), sociaal-cultureel volwassenenwerk (goedkeuring ontwerp van decreet op 22/11/02), erfgoed (ontwerp van decreet in voorbereiding) en kunsten (ontwerp van decreet in voorbereiding).

Lange tijd werd er ook gewerkt aan een 'koepeldecreet', maar dat werd in het najaar 2002 definitief aan de kant geschoven. De denkoefening hing samen met de grondige herstructurering van het overheidsapparaat tijdens de huidige legislatuur. Vandaag vormen Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur samen één van de zeven departementen. In de toekomst zullen dertien ministeries overeenstemmen met evenveel 'homogene beleidsdomeinen'. Indien alles volgens plan verloopt, zal Cultuur vanaf volgende legislatuur samen met Jeugd, Sport en Media één van de dertien beleidsdomeinen vormen. Het 'koepeldecreet' moest voor heel dat beleidsdomein een uniforme regeling treffen voor beleidsinstrumenten enerzijds en voor een aantal 'transversale' (sectoroverstijgende) materies anderzijds. Bij nader inzien was het zogenaamde 'homogene' beleidsdomein toch te breed om er een coherent beleid op te enten. Bovendien vroegen een aantal transversale materies om een meer sectorspecifieke benadering. Exit dus het koepeldecreet. De reikwijdte van het oorspronkelijke koepeldecreet wordt nu ingeperkt tot Cultuur en Jeugd. Een aantal oorspronkelijk transversale materies krijgen een plaats toegewezen binnen de sectorale

decreten. Concreet komen er geen overkoepelende decreten en dito structuren voor internationale werking, voor sociaal-artistieke projecten en werkingen en voor kunst- en cultuureducatie. Dit soort werkingen, evenals kwaliteitsbeoordeling en steunpunten, krijgen hun plaats binnen de vier sectorale decreten (kunsten, erfgoed, sociaal-cultureel volwassenen-werk en jeugd) en eventuele andere decreten (zoals het lokaal cultuurbeleid).

Culturele competentie is een breed begrip. Het heeft zowel een artistieke als een maatschappelijke component. Daarom werd ervoor gekozen om educatie in te schrijven in de verschillende sectorale decreten, zij het met verschillende accenten en invullingen. In de decreten jeugd en sociaal-cul-tureel volwassenenwerk staat de algemene persoonsontplooiing voorop; kunstbeleving kan hiertoe bijdragen. In het kunsten- en erfgoeddecreet staan de kunstenaar en zijn werk centraal. Hier staat de kunsteducatie in het teken van toeleiding naar de kunsten. Het kunstendecreet voorziet in drie ondersteuningsvormen voor kunsteducatieve initiatieven: a) structurele ondersteuning (twee of vier jaar) voor organisaties die kunsteducatie als kerntaak hebben, b) extra honorering voor structureel erkende artistieke organisaties (met als kerntaak het creëren of presenteren van artistieke producten) die kunsteducatie als optioneel doel in hun werking integreren, c) projectmatige, eenmalige ondersteuning voor kunsteducatieve activiteiten van niet-structureel gesubsidieerde organisaties. In het erfgoeddecreet wordt alleen de projectmatige ondersteuningsvorm weerhouden. De erkenningsvoorwaarden in het museumdecreet veronderstellen sowieso dat musea op een of andere wijze een educatieve werking ontplooien. Op het niveau van kunsteducatieve ondersteuning gaat men ervan uit dat de scheiding tussen hedendaagse kunst en erfgoed moeilijk te trekken valt. De structureel gesubsidieerde organisaties in het kunstendecreet zullen dus ook ten dienste staan van de erfgoedinstellingen.

Tot hier het beleidskader dat de achtergrond vormt voor een gesprek over kunsteducatie met Ann Olaerts, raadgever op het kabinet Cultuur van minister van Grembergen.

etcetera 86 • 45



educatie werd ingeschreven in elk van de vier sectorale decreten

educatie werd ingeschreven in elk van de vier sectorale decreten

1. Jeugd —I alqemene persoonsontplooiinq

in functie van 1 r 3

2. Sociaal-cultureel volwassenenenwerk _| (kunstbeleving kan daartoe bijdragen)

3. Erfgoed i toeleiding naar de kunsten

in functie van

4. Kunsten _| (de kunstenaar en zijn werk staan centraal)

drie ondersteuningsvormen binnen het kunstendecreet

a. structurele ondersteuning voor organisaties met kunsteducatie als kerntaak

b. extra honorering voor structureel erkende artistieke organisaties die kunsteducatie als optioneel doel in hun werking integreren

c. projectmatige ondersteuning voor eenmalige kunsteducatieve activiteiten van niet-structureel gesubsidieerde organisaties

etcetera: Welke waren de vertrekpunten voor het beleidsdenken rond kunst- en cultuureducatie?

ann olaerts: Minister Anciaux heeft van meet af aan de nadruk gelegd op participatie, maar dat is meteen te eng geïnterpreteerd. In onze ogen ging publieksparticipatie niet alleen over verbreding, maar ook over verdieping. Dus ook over educatie. Op het ogenblik dat we begonnen, had de educatie nog geen goede plek. Een aantal organisaties die al jarenlang actief zijn op dat terrein (zoals ABC, De Veerman, Kunst in Zicht) worden niet goed ondersteund binnen de huidige subsidiestructuur.

Ons vertrekpunt was dat educatie een aspect is van het volledige cultuurbeleid, en dus een transversale benadering nodig heeft. Eén van de mogelijke opties was een sector educatie creëren en daar alles in onderbrengen wat met kunst- en cultuureducatie te maken heeft. We hebben dat niet gedaan omdat we er ten eerste van uitgaan dat educatie een belangrijk aandachtspunt is of zou moeten zijn in de vier beleidsvelden jeugd, sociaal-cultureel werk, erfgoed en kunsten. Ten tweede is het zo dat de educatieve omkadering in elk van die beleidsvelden toch een specifieke aanpak vergt. Ten derde gedijt een educatieve werking het best als deze dicht bij de praktijk zelf wordt ontwikkeld.. Dat heeft ons ertoe gebracht om per grote sector een invulling te geven aan educatie. Vandaar de drie invalshoeken voor educatie: jeugd, sociaal-cultu-reel volwassenenwerk, kunsten. In de kunsten is educatie op dit ogenblik het minst zichtbaar aanwezig. Alleen binnen het muziekdecreet - dat pas in 1999 in voege is

getreden - bestaat de mogelijkheid tot ondersteuning van muziekeducatieve organisaties (zoals Musica, Jeugd en Muziek, De krijt-kring,...). Vandaar dat we bij de besprekingen over het kunstendecreet gezegd hebben dat kunsteducatie er een duidelijke rol in zal toebedeeld krijgen. In het kunstendecreet is er een hoofdstuk gewijd aan organisaties die kunsteducatie als kerntaak hebben. Voor gezelschappen, muziekensembles, kunstencentra en zo meer zal de expliciete keuze voor kunsteducatie meegenomen worden in een globale beoordeling en subsidiëring. Voorstellingen maken en presenteren blijft hun kerntaak, maar we willen het mogelijk maken dat een interessante educatieve werking mee in overweging genomen wordt bij de toekenning van subsidies. Zoals dat ook voor een internationale of een sociaal-artistieke werking het geval zal zijn.

etcetera: Zal er een kwalitatieve beoordeling zijn van deze optionele doelen? olaerts: Ja zeker. Door het feit dat we de educatie nu duidelijk gekaderd hebben binnen de verschillende decreten, hangt er automatisch ook een kwaliteitsbeoordeling aan vast. We vinden het heel belangrijk dat de expertise op dat terrein geëvalueerd wordt. Er gebeurt ontzettend veel, maar daarvan is nooit iets aan kwalitatieve beoordelingen onderhevig geweest. En er zijn kwaliteitsverschillen, alle goede bedoelingen ten spijt.

etcetera: Zijn er initiatieven om de deskundigheid die her en der opgebouwd is door te geven en verder te ontwikkelen? olaerts: We willen stimuli geven om de

expertise verder te ontwikkelen. En - op een ander niveau - misschien ook te concentreren. In die zin zien we een belangrijke rol weggelegd voor de steunpunten. Die kunnen ideeën en methodes aanleveren. Anderzijds zijn we in het kader van het kerntakendebat ook met de provincies aan het praten. In de huidige theoretische oefening zouden de provincies een belangrijke regionale rol kunnen spelen op vlak van het in kaart brengen van de expertise. Het doel is om netwerken te creëren van mensen die bezig zijn met kunsteducatie, zodat ze beter inzetbaar worden.

etcetera: Loopt dat clan niet parallel met de coördinatietaak die de volkshogescholen zullen krijgen met betrekking tot het vormingsaanbod in hun regio?

olaerts: Het is de bedoeling om beide structuren op elkaar af te stemmen, maar ze kunnen naast elkaar bestaan. In onze denkoefeningen overwegen we verschillende modellen voor een voortdurende kwaliteitsverbetering. Op dit ogenblik vervult Kunst in Zicht in Antwerpen de facto een coördinerende rol inzake kunsteducatie; en men is vragende partij om die expertise te kunnen inzetten binnen de provincie Antwerpen. Dat is één van de mogelijke modellen.

etcetera: Stel dat heel wat artistieke organisaties zich met educatie gaan bezighouden. Houdt dat niet het gevaar in van een onoverzichtelijk aanbod aan ad hoc-initiatieven met een erg smalle focus, namelijk beperkt tot één specifieke voorstelling, tentoonstelling, of concert? olaerts: Vandaar dat wij denken aan een clustering op regionaal niveau. Daarnaast is



het de taak van de structureel gesubsidieerde kunsteducatieve organisaties om een kader en de nodige knowhow te bieden aan de mensen die het in de praktijk moeten waarmaken. Zij moeten de mensen die zich met kunsteducatie bezighouden voortdurend voeden.

ETCETERA: Ik denk dat nogal wat mensen behoefte hebben aan een kader (historisch, cultuurfilosofisch...) van waaruit ze aan diverse artistieke activiteiten kunnen deelnemen. Wie zal hen dat bieden? Kan je dat van de kunstproducerende organisaties verwachten? OLAERTS: De cursusmatige benadering komt voor rekening van de volkshogescholen en de gespecialiseerde vormingsinstellingen (decreet op het sociaal-cultureel volwassenen-werk). De ondersteunende, projectmatige benadering valt onder het kunstendecreet. Overlappingen zal je wel nooit kunnen vermijden, maar de vormingsinstellingen hebben de globale ontwikkeling van hun publiek als doel, terwijl de kunstensector zich toespitst op materie-ontwikkeling, coördinatie van netwerken en ondersteuning van begeleiders. Vanuit een voeling met de artistieke praktijk.

Als straks de decreten in werking treden, zullen we zien of we het bij het rechte eind hebben. We staan nog voor een heel grote uitdaging. Vóór juni 2004 moeten het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk, het erfgoeddecreet en het kunstendecreet goedgekeurd worden in het parlement. Pas wanneer het verhaal van de vier grote domeinen binnen cultuur zichtbaar wordt, zal je ook het verhaal van de educatie beginnen te zien. Want de functie educatie honoreren we binnen het geheel.

Wat mij betreft kunnen ook de sectorale steunpunten een actieve rol spelen op vlak van educatie. Ze hebben die opdracht niet expliciet gekregen, maar in de toekomst zou dat toch wat beter kunnen geformuleerd worden. Heel veel hangt ook af van hoe het zal lopen met het steunpunt Cultuur en Onderwijs.

ETCETERA: In het onderwijs doet men toch steevast een beroep op de kunstensector voor de realisatie van zijn culturele projecten? OLAERTS: Een uitklaring van de relatie tussen cultuur en onderwijs is heel belangrijk. Eén van de huidige wrevels is dat kunsteducatieve projecten soms wel en dan weer niet in aan-

merking komen voor projectmatige ondersteuning vanwege Onderwijs. Op die basis kan je geen continuïteit uitbouwen. Een aantal jeugdtheaters levert al jarenlang grote inspanningen op vlak van kunsteducatie. Vroeger werden ze daarvoor ondersteund door het ministerie van Onderwijs, maar toen er plots een einde kwam aan die ondersteuning (sinds het schooljaar 2000-2001 kunnen de kunstinstellingen geen gedetacheerde leerkrachten meer aanstellen, mb) werd hun werk nergens meer gehonoreerd. Ze komen bij ons aankloppen, maar op dit ogenblik kunnen wij helaas niet inspelen op die vraag. In de toekomst kan de subsidieaanvrager aangeven dat hij wil ondersteund worden voor initiatieven op vlak van kunsteducatie. De beoordelingscommissie moet dan oordelen of het educatief project mee in aanmerking komt voor structurele ondersteuning.

Pas wanneer het verhaal van de vier grote domeinen binnen cultuur zichtbaar wordt, zal je ook het verhaal van de educatie beginnen te zien. Want de functie educatie honoreren we binnen het geheel.

ETCETERA: Op 18 februari 2002 ondertekenden minister Vanderpoorten en minister Anciaux een 'protocol van samenwerking met betrekking tot cultuur en onderwijs'. Welke waren de ambities?

OLAERTS: De situaties die ik daarjuist schetste, hebben ons ertoe aangezet om met Onderwijs aan tafel te gaan zitten en naar een protocol toe te werken. Op dit ogenblik is het protocol nog een lege doos. Ons eerste doel is

het creëren van een structurele basis voor overleg tussen Onderwijs en Cultuur. Er is net een onderzoek uitgeschreven om de regelgevingen aan beide kanten in kaart te brengen, zodat we ze op elkaar kunnen afstemmen. Het kabinet Cultuur en het kabinet Onderwijs hebben gezamenlijk drie werkgroepen samengesteld om ideeën te ontwikkelen over de raakvlakken tussen Cultuur en Onderwijs: binnen de schooltijd (regulier onderwijs), de vrije tijd (deeltijds kunstonderwijs) en de professionele tijd (artistieke opleidingen). Een stuurgroep coördineert de werkzaamheden van deze werkgroepen en distilleert uit de voorstellen van de werkgroepen één geïntegreerd advies voor beide ministers. We verwachten in elk geval veel van dit beleidsvoorbereidend werk.

ETCETERA: Tijdens het debat 'Wie slikt de pil?' over dit onderwerp, tijdens het jongste Theaterfestival, was er kritiek op de samenstelling van de werkgroepen. OLAERTS: Ik weet dat de jeugdtheaters en het jeugdwerk erover morren, maar in de werkgroepen zitten toch mensen die in die sectoren gewerkt hebben of er nog in werken. Ze zitten daar omwille van hun expertise. En elke werkgroep is zo samengesteld dat de verschillende potentiële actoren die met kunsten cultuureducatie bezig zijn, erin voorkomen. Ik ben het er wel mee eens dat er iets schort aan de communicatie over de werkgroepen. Men had wat vroeger naar buiten moeten komen om het wantrouwen van de buitenwacht weg te nemen. Zo gauw er ideeën van de werkgroepen op de tafel liggen, zijn we er uiteraard voorstander van dat die ook besproken worden door een bredere groep mensen.

Het is zeker geen gemakkelijke oefening. Je zit met verschillende culturen en geschiedenissen rond de tafel. De openheid om langs beide zijden uit je eigen sector of gebied te breken is niet altijd evident. Ik hoor dat er gemopperd wordt dat het veel te traag gaat. Ik kan dat wel begrijpen, maar als je met twee ministeries wil samenwerken, dan is dat een langer proces dan wanneer je het alleen doet. Maar als we in ons opzet slagen, zal het iets heel belangrijks zijn.

ETCETERA: Is liet de bedoeling om cultuur ook een plek te geven in de onderwijsprogramma's? OLAERTS: Ondanks alle goede bedoelingen en interessante praktijken die er in de loop der



jaren ontwikkeld zijn, met een heel grote inzet van leerkrachten en andere mensen, blijft het zo dat de inbedding van cultuur in het onderwijs grotendeels van projectmatige aard is. Dat brengt een grote afhankelijkheid van personen met zich mee. Het proces om cultuur ook een structurele inbedding in onderwijsprogramma's te geven is heel moeizaam, maar belangrijk. Het maakt deel uit van het protocol, maar het zal nog heel lang duren. Cultuur is intussen wel opgenomen in de eindtermen (lager onderwijs en de eerste graad secundair onderwijs), maar dan lees ik weer dat het vak esthetica op de helling staat. Dat zijn slechte signalen. Als je nadenkt over cultuurparticipatie en culturele vorming, kan je er niet omheen dat alle jongeren onderwijs lopen. Structurele samenwerking met het onderwijs is nodig om iedereen een culturele fond te geven. Als we in onze posities blijven steken, komen we er niet. Dan blijven we afhankelijk van de goodwill van het onderwijs om de knowhow uit de culturele sector al dan niet binnen te halen. In de lerarenopleidingen gebeurt dat al tamelijk systematisch, maar toch nog altijd op projectmatige basis. Men zou die samenwerking meer structureel moeten plannen. Misschien moeten we bescheidener zijn en meer stapsgewijs te werk gaan, maar we mogen het uiteindelijke doel niet uit het oog verliezen. Theoretisch gezien zijn beide ministers absoluut vragende partij voor een betere onderlinge afstemming tussen cultuur en onderwijs. Alleen, de implementatie ervan vraagt veel tijd. Het is ook een complexe materie. Door de ambities in het protocol hoog te stellen hebben we het onszelf niet gemakkelijk gemaakt. Je hebt niet alleen Cultuur en Onderwijs, en hun administraties, maar binnen het departement onderwijs vormen het reguliere onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en de professionele opleidingen ook nog eens aparte entiteiten.

ETC ET ER A: Welke positie krijgt het Steunpunt Cultuur en Onderwijs? OLAERTS: In het protocol hebben we de optie genomen voor een steunpunt dat tussen beide departementen in staat, en waarin Cultuur en Onderwijs een gelijkwaardige input hebben. Een belangrijk gegeven is dat het steunpunt zal groeien vanuit de CANON Cultuurcel, die sinds 1995 werkzaam is binnen Onderwijs. Op dit ogenblik is dat de enige organisatie op het snijvlak tussen cul-

tuur en onderwijs, maar een goed aanspreekpunt moet samengesteld worden uit beide kanten. De CANON Cultuurcel zal dus een onderdeel worden van het nieuwe steunpunt, met dien verstande dat alles wat te maken heeft met subsidiëring van projecten naar de administratie Onderwijs zal verhuizen. Naar analogie met de sectorale steunpunten zal het steunpunt Cultuur en Onderwijs een plek zijn voor ondersteuning, informatie en dienstverlening.

Als je nadenkt over cultuurparticipatie en culturele vorming, kan je er niet omheen dat alle jongeren school lopen. Structurele samenwerking met het onderwijs is nodig om iedereen een culturele fond te geven. Als we in onze posities blijven steken, komen we er niet.

ETCETERA: Zal ook het statuut analoog zijn aan dat van de sectorale steunpunten? OLAERTS: Dat is nog niet uitgeklaard. Waarschijnlijk zal het een onafhankelijk overheidsstatuut hebben, zoals Cultuurnet Vlaanderen (Centrum voor cultuurcommunicatie): een vzw die aangestuurd wordt door de overheid, maar die een redelijk grote autonomie heeft. Er zullen duidelijke doelstellingen uitgeschreven worden - in functie van de ondersteuning van beide departementen - en er wordt een beheersovereenkomst afgesloten. Op dit ogenblik is er door de kabinetten en de administraties Cultuur en Onderwijs

een basistekst opgesteld waarin wij de globale doelstelling voor dat steunpunt hebben neergeschreven. Die tekst is nu aangeboden aan de stuurgroep en de werkgroepen. In maart verwachten we hun advies.

ETCETERA: Betekent het wegvallen van het koepeldecreet een gemiste kans om de media bij kunst- en cultuureducatie te betrekken? OLAERTS: Ja zeker. Op dit ogenblik vormen de media een lastige materie omdat ze in twee minsterportefeuilles zitten. De oefening die deze regering gemaakt heeft, ging uit van dertien beleidsdomeinen, voor dertien ministers. Indien dat lukt, vallen cultuur, jeugd, media en sport vanaf volgende legislatuur onder één beleidsdomein. Dan hebben we een goede uitgangspositie om te onderhandelen over de taken van de media. Niet alleen inzake kunsteducatie, maar inzake cultuur in het algemeen. Met de VRT is een beheersovereenkomst afgesloten. Dan werk je met afstand van bestuur. Je kan met hen overleggen, maar je zou erin moeten slagen om cultuur op te nemen in de beheersovereenkomst. En dat is nu toch niet goed gelukt.

ETCETERA: Wanneer heeft men binnen het kunstendecreet het doel van kunsteducatie bereikt? Moeten de publiekscijfers stijgen? OLAERTS: Neen, de kunstbeleving staat voorop. We moeten de mogelijkheden creëren om de weg naar de kunsten te vinden. Het is niet de bedoeling om dat af te meten aan een kwantitatief bereik. Kunsteducatie mag bijvoorbeeld geen veredelde kinderopvang zijn. Eén van de consequenties van de opname van educatie in het kunstendecreet is dat er zal moeten gewerkt worden aan de verhoging en verspreiding van expertise. Voorlopig is het echter wachten op de implementatie van de verschillende decreten. Voor de structureel gesubsidieerde organisaties zal dat ten vroegste in 2006 het geval zijn. Voor de organisaties die vandaag al aan het werk zijn, duurt dat dus nog heel lang.


Development and design by LETTERWERK