Archief Etcetera


11 stemmen over theaterauteur en theatertekst



11 stemmen over theaterauteur en theatertekst

11 stemmen over theaterauteur en theatertekst

Marianne Van Kerkhoven

In dit nummer van Etcetera vindt u een aantal artikels, interviews, verslagen die zich concentreren rond het thema van de theatertekst en de theateTauteur: geen historisch overzicht van de Vlaamse toneelschrijfkunst en haar huidige stand van zaken, maar een caleidoscoop van stemmen van schrijvers en/of regisseurs, theatermakers, dramaturgen die op dit moment volop in de praktijk staan en daar met teksten aan de slag gaan.

De Vlaamse theatertekstenmaker heeft zich in de voorbije decennia losgemaakt uit een literair keurslijf en heeft zijn plek gevonden binnen de muren van het theater zelf. Het beeld van de auteur die in de eenzaamheid van zijn kamer doorheen zijn verbeelding gestalte geeft aan personages die met elkaar beginnen te praten is grotendeels vervangen door dat van een maker van tekstmateriaal wiens schrijftafeltje zich heel dicht bij of zelfs in het repetitielokaal bevindt; soms staat die schrijver ook mee op de scène. Over dit nieuwe statuut van de auteur'tussen schrijftafel en repetitieruimte'spreken heel wat van de door ons in deze teksten samengebrachte stemmen (Rudi Meulemaris, Ivan Vrambout, Jeroen Olyslaegersjo Roets...) Dat de schrijver hierdoor een deel van zijn autonomie verliest en het auteurschap moet delen met regisseur en spelers lijkt daarbij niet echt tot frustraties te leiden.

Het tekstmateriaal van deze 'nieuwe auteur' kan de meest diverse vormen aannemen: het kan de bewerking van een roman zijn, een collage van niet-literaire tekstfragmenten los van enige narrativiteit, een al dan niet narratief biografisch portret, een filosofisch discours, een hermetisch gedicht, dialogen uit een filmscenario, dooT de acteurs geïmproviseerd materiaal, reclameteksten, een op de straat afgeluisterde conversatie, zelfs een toneelstuk. Met theatrale genres (komedie, tragedie enz.) wordt geen rekening meer gehouden. Epiek en lyriek zijn in gelijke mate als of zelfs méér dan dramatiek aanwezig op de scène. De eenheden van tijd, plaats en handeling zijn allang opgeschort. Zelfs de contouren van personages vervagen. Elke tekst kan en mag in het theater. Jan Ritsema werpt zich in zijn artikel terecht op als felle verdediger van deze VTijheid, die zowat vijftien jaar geleden binnen de Vlaamse toneelschrijfkunst haar intrede deed. Vandaag anno 2003 willen we onderzoeken waar dit alles ons naartoe leidt: als alles kan en mag, wat kiezen we dan uit dat 'alles' en waarom? Hoe gaan we vandaag om met die vrijheid? Welke beperkingen van die vrijheid hebben we tot nog toe ondervonden?

Zijn er teksten die beter werken op een scène dan andere? En wordt dat dan bepaald door de schriftuur zelf of enkel door de manier waarop een tekst wordt geënsceneerd/gespeeld? Waarom bleek bijvoorbeeld Kopnacid van Stefan Hertmans meer 'speelbaar' dan zijn Mind the Gap? Lag dat enkel aan de aanpak van respectievelijk Jan Ritsema en Cerardjan Rijnders als regisseurs of waren er redenen inherent aan de tekst? Paul Pourveur geeft in zijn interview een aanzet tot antwoord door te zeggen dat hij bij het schrijven 'rekening houdt met het theatrale dispositief', waarmee hij bedoelt dat hij

als schrijver het besefin zijn schriftuur integreert dat zij moet 'kunnen functioneren in een relatie scène-publiek'. Deze mening wordt gedeeld door vele anderen: Peter Anthonissen, Bart Moeyaert, Jan Ritsema, enz. hebben het in dit verband over 'gaten of openingen laten' voor het publiek of over 'er moet veel te raden overblijven' voor de toeschouwer.

De behoefte aan een grote vrijheid aan vomien is wellicht ontstaan uit het besef van de complexiteit van onze wereld, van die zo overdonderende veelheid aan gegevens die op ons afstormen: zo'n wereld vraagt immers aan de toneelschrijver om het ook over 'alles' te hebben. En hoe doet hij dat dan in godsnaam? Welke consequenties heeft dat voor de inhoud en de structuur van zijn teksten? Paul Pourveur situeert een van zijn stukken 'tussen narrativiteit en databasewerkelijkheid', die hij als natuurlijke vijanden beschouwt. Voor Christophe Vekeman en Jo Roets lijken een goede verhaallijn en een daaruit voortvloeiende structuur nog steeds onontbeerlijk. Is narrativiteit - gedragen door personages - nog steeds het meest aangewezen middel om betekenis te geven aan de veelheid van gegevens uit de werkelijkheid en daar een eigen tegen-wereld uit te construeren? Of welke andere structuren kunnen wij hanteren om onze internetwerkelijkheid hanteerbaar en leesbaar te maken op een scène? Dat deze vraag niet simpel te beantwoorden is, blijkt o.a. uit de tekst van Erwin Jans, waarin enkele stukken geanalyseerd worden die een poging doen de 11 september-ervaring naar het theater te vertalen. Wat vermag het theater nog na deze zo 'spectaculaire enscenering'? Hoe vat je een dergelijke catastrofe in een dramatekst en welke gevolgen heeft dat voor de dramatische structuur en de taal? Bovendien komt weer die kernvraag van het politieke theater boven: hoe een door velen ervaren werkelijkheid (het 'alles'?) weergeven in een medium waarvan de speler, een individu op een scène (een enkeling, het 'enkele') de drager is?

En tegenover het 'alles' staat ook het 'niets'. Dat een auteur toch ook telkens weer op zoek blijft gaan naar die nulgraad - van zijn onderwerp en in zijn schrijven - daarvan getuigt o.a. Pascale Platel, de enige vrouw in ons gezelschap van schrijvers. Schrijven voor theater blijft een leren omgaan met taal, een leren omgaan met het leven, ook met het eigen leven en de ficties die zich daarop vasthechten. Reflecties op het schrijfproces, op de eigen praktijk zijn uiteraard aanwezig in de hier aangeboden teksten: er is sprake van schrijfplezier, van genot, van kunst die misschien geen troost maar wel inzicht verschaft in het leven.

Tot conclusies leiden al deze teksten en interviews voorlopig niet, zeker niet met betrekking wat nu wel 'theatraliteit' is: ook daarin heerst een - vaak zelfs onuitgesproken - diversiteit van meningen. Door u in dit dossier een veelheid van stemmen aan te bieden hopen wij toch een klein beetje dichter te komen bij die transparante, fluctuerende kern van die theatraliteit en hoe die zichtbaar wordt in het schrijven voor theater.

14

9®B etcetera 88


Development and design by LETTERWERK