Archief Etcetera


Gezien op televisie: Kaatje is verdronken (Tom Van Dyck/De Kempvader)



Gezien op televisie: Kaatje is verdronken (Tom Van Dyck/De Kempvader)

KAATJE IS VERDRONKEN

(tom van dyck/de kempvader)

Gezien op televisie

IKwestie van er geen doekjes om te winden: Van Dycks eerste commerciële productie is een onderhoudende voorstelling geworden die borg staat voor een gezellig avondje theater met weinig hoofdbrekens. Vermaak verzekerd dus. Of ze de publiekstoeloop nu echt verdient, en of al die glunderende toeschouwers nu echt gelouterd de theaterzaal uitstappen, is een andere zaak.

Kijkkasten

Kaatje is verdronken is een tekst van de Nederlandse theater- en filmmaker Alex van Warmerdam (ex-Hauser Orkater, De Mexicaanse Hond, enzovoort). Het stuk gaat over het behoorlijk verzuurde koppel Johannes en Irma, de bewoners van een huis met (verwilderde) tuin, en tevens ouders van Ka, een krolse adolescente. Vader Johannes, die de zaken niet geheel in zijn greep heeft, acht het nodig een tuinman aan te werven om twee vliegen in één klap te slaan: de tuin in orde brengen en tegelijk verhinderen dat dochterlief het opgeschoten onkruid gebruikt als gemeentelijk alkoof. De tuinman die uiteindelijk opduikt is Koppe, een oude en sinistere kennis. Eén die blijkbaar iets te maken heeft met de verdrinkingsdood, zoveel jaren geleden, van Irma's zus, het verdronken Kaatje uit de titel.

De rest laat zich raden. Het stuk ontrolt zich als een lappendeken van korte (huishoudelijke) scènes met nog meer problemen aan de horizon. Verongelijkte pa tegen betweterige ma. Betuttelende ma tegen revolterende dochter. Onhandelbare dochter tegen bedillerige pa. Tussen

de bedrijven door, brengen de liedjes iets meer aan het licht over het verleden. Inzonderheid dat van tuinman Kobbe die in het heden eerst moeder Irma tracht op te vrijen en uiteindelijk met dochter Ka aan de haal gaat. Maar of ook dit Kaatje in het water eindigt, komen wij niet echt te weten.

Van Dyck heeft voor zijn enscenering teruggedacht aan zijn Kempense jeugd, toen de zalen altijd volliepen voor de poppenkast (een kijkkast, net als de andere). In Kaatje is verdronken fungeert ze dan ook als decor: felblauw, reusachtig en gesofistikeerd - met een paar luiken in de voorwand. Eén daarvan verschaft de muzikanten toegang tot de voorscène waarop een ontstemde piano staat te wachten. Naast de liedjes, worden op die plek ook de 'buitenscènes' van het stuk vertolkt. De rest blijft binnen het kader. Telkens het rode doekje opengaat, zitten wij dus in de huiskamer van het gezin: enkel een knalgele achterwand, waartegen een sofa, een stoel of een deur de locatie wat nader typeren.

Deze kleurrijke, uiterst handige poppenkastidee garandeert een vlot verloop van de voorstelling. Of ze dramaturgisch zo pertinent is als op het eerste gezicht lijkt, valt echter te betwijfelen. Na een tijdje bekruipt je namelijk het gevoel dat ze ofwel in de weg staat, ofwel onvoldoende wordt doorgetrokken. Anders geformuleerd: ofwel past ze niet echt bij de teneur van het oorspronkelijke stuk, ofwel is ze te bepalend voor een bewerking die haar intrinsieke beloften niet helemaal waarmaakt.

etcetera 92 O O O

53



Van Warmerdam concipieerde zijn Kantje als een realistisch en grimmig verhaal, dat door een absurdistische draai een vervreemdende en bijwijlen melancholische -zeg maar poëtische-kwaliteit krijgt. Ontstemd of geblutst realisme, als het ware. Door haar uitvergrotend effect heft de poppenkast die subtiliteit echter op en noopt ze tot een gelijkaardige benadering van de tekst. Van Warmerdams schriftuur is oer-Hollands. Voor deze voorstelling werd zijn stuk dan ook 'vervlaamst' (dat wil zeggen: her en der bewerkt, in de gij-vorm herschreven en van zuidelijke en hilariteit genererende schuttingwoorden voorzien). Dat brengt de plot probleemloos dichter bij huis, maar verbastert de schriftuur en vergroot de facto de afstand tussen realisme en absurditeit. Niet genoeg evenwel: soms is de tekst overduidelijk behandeld, soms ook weer niet. Eén en ander maakt dat wat bizar of bevreemdend moet overkomen, nu eens onlogisch lijkt en dan weer inconsequent. Johannes, bijvoorbeeld, is de minst geschoolde van het gezelschap (Irma wrijft hem maar al te graag onder de neus dat zij secundair onderwijs heeft genoten). Maar waar je in de Vlaamse poppenkast verwacht dat hij dan op zijn minst verkavelingsvlaams zou spreken, uit hij zich voor het merendeel van de tijd in voortreffelijk Nederlands.

Het spel vertoont dezelfde grilligheid. In het eerste tafereel trekt Johannes letterlijk Irma's haren uit het hoofd, maar voor de rest gedraagt (en kleedt) hij zich als een brave ambtenaar. Die discrepantie heeft tot gevolg dat de acteurs tussen twee stoelen terecht komen en volgens hun eigen temperament voor de ene of de andere stoel opteren. Een gebrek aan eenstemmigheid, aan spelhomoge-

Kaatje is verdronken TOM VAN DYCK/DE KEMPVADER Foto Koen Broos

niteit dus. Lucas Van den Eynde houdt het vrij realistisch. Tom Van Dyck varieert naargelang zijn tegenspeler (wat nog enigszins strookt met zijn Kobbe-personage) en Tania Van der Sanden schmiert er maar op los. In menige recensie wordt zij daarom met de vinger gewezen. Ze overdrijft en tiert veel te hard, luidt het. Voor hetzelfde geld kan je echter stellen dat zij de

enige is die de poppenkastidee consequent en met brio doortrekt tot in haar spel (en overigens ook in haar kostumering). Misschien ten koste van Alex van Warmerdam, maar alleszins in het voordeel van de voorstelling. De vierde kracht, de jonge Kyoko Scholiers, redt zich als de jonge Ka nog het best uit deze tweeslachtige situatie. Zij heeft het echter ietwat

gemakkelijker: haar uitbarstingen en humeurwisselingen passen nu eenmaal bij haar puberale opmaak. Haar grilligheid is inherent aan haar rol.

In dit opzicht, zijn het uiteindelijk de liedjes van Luc De Vos die het dichtst aanleunen bij Van Warmerdams grimmige mix van schaamteloze humor en schroomvallige poëzie. De Vos is niet alleen een

54 ® ® ® etcetera 92



bewonderaar van de Nederlander, hij voelt hem duidelijk ook aan.

Lichtbakken

De vraag die uiteindelijk rijst is dan ook of deze voorstelling -verzorgd, amusant, met overduidelijk spelplezier op de planken gebracht-wei voldoende in haar mars heeft om het label 'niet te missen' opgekleefd te krijgen. Voor alle duidelijkheid: het succes is de makers ervan van harte gegund. Het zijn om te beginnen hun centen en het lijdt geen schijn van twijfel dat zij in de eerste plaats het maken van degelijk theater voor ogen hebben gehad en niet het scheppen van flink wat poen. Terzijde: of gesubsidieerde producties altijd zoveel beter zijn en een even lovenswaardig doel nastreven, valt gelukkig buiten het bestek van dit artikel.

Aan de andere kant staat het evenzeer buiten kijf dat dezelfde productie in het niet-commerciële circuit beduidend minder succes zou hebben geoogst. Minder met dezelfde rasacteurs. Veel minder met een even goede maar onbekende cast. En helaas nóg minder met onbekende acteurs in een betere voorstelling.

De conclusie is bekend: het grote publiek komt alleen af op wat 'evenementswaarde' heeft (of wordt toegedicht). De rol van de media -ooit lichtbakens, nu lichtbakken om konijnen te vangen- valt in deze niet te onderschatten. En allicht minder omwille van de naambekendheid die zij in de hand werken, dan wel omwille van het hele mediacircus dat elke dag meer een doel op zich wordt. Niet alleen 'Gezien op televisie', maar ook 'Gehoord op de radio'. En 'Gelezen in de pers'.

Dat hoeft an sich geen probleem te zijn: hoe meer zielen in het thea-

ter, hoe meer vreugd. Het probleem ontstaat pas wanneer de media (om welke reden dan ook) eerst zelf een productie opfokken, ze dan in de kijker gaan zetten, ondertussen interessantere producties links laten liggen en ten slotte het geheel verslaan alsof het om een ontdekking ging. Waar dit nog kan worden begrepen van, bijvoorbeeld, commerciële televisiestations, wordt het problematisch als het van een staatszender komt. In dit laatste geval gaat het stricto sensu wel om belastinggelden. Zolang het dan goede producties betreft (en laten wij Kaatje daar maar bijrekenen), kan het nog door de vingers worden gezien. Maar als er een soort parallelcircuit ontstaat (met niet alleen ad hoe recensenten maar ook een ad hoe publiek), dan gaat het onvermijdelijk de populistische kant uit en loert junk theater om de hoek. Het Frans heeft daar een mooie uitdrukking voor: nivellement par Ie bas. Het product in die omstandigheden aanbieden 'met extra catharsis' zet weinig zoden aan dijk: Kaatje zal er afglijden en verdrinken.

Rud Vanden Nest

KAATJE IS VERDRONKEN

tekst Alex van Warmerdam regie Tom Van Dyck muziek Luc De Vos en Tom Pintens spel Kyoko ScholieTS, Lucas Van den Eynde, Tania Van der Sanden, Tom Van Dyck, Luc De Vos, Tom Pintens

productie De Kempvader i.s.m. Arenbergschouwburg première 19 februari 2004, Arenbergschouwburg (Antwerpen)


Development and design by LETTERWERK