Archief Etcetera


Over het verlangen naar een King Size Milky Way



Over het verlangen naar een King Size Milky Way

Over het verlangen naar een King Size Milky Way

Pieter De Buysser

'Wat uit liefde wordt gedaan, geschiedt altijd aan gene zijde van goed en kwaad'

Nietzsche, Voorbij goed en kwaad, 153

Een beschouwend kritisch stuk over de State of The Union van Wayn Traub, zoals ik de redactie had beloofd en voorgesteld, kan ik onmogelijk schrijven. Ik wil u in deze brief verduidelijken waarom. Ten eerste: deze State of the Union maakt integraal deel uit van het artistieke parcours van Geert Bové, alias Wayn Traub. Hij schrijft zelfs dat hij deze 'gelofte' ook had afgelegd zonder dat Het Theaterfestival hem had uitgenodigd. Ingaan op deze State of the Union betekent dan ook noodzakelijkerwijs ingaan op het parcours waaruit deze State of the Union is voortgekomen. Hij wijst zelf stelselmatig op de onlosmakelijke verbondenheid tussen zijn werk en zijn persoonlijke noodzaak. Hier past de nodige schroom. Ik wil niet dat een stuk over de State of the Union herleid wordt tot een persoonlijke tweekamp tussen twee makers. Voor ego-futiliteiten is de ruimte van het theater tegelijk te spotziek en te ontzettend. En vooral: daarvoor staat er vandaag te veel op het spel buiten de muren van de theaters en de kolommen van Etcetera. Ik zie graag duizend bloemen bloeien. Dat we in Vlaanderen op dit moment zulk een divers landschap hebben is zonder meer prachtig. Je moet als maker die daar middenin kan opgroeien al goede redenen hebben om een polemiek te beginnen. Ik vrees dat ik die heb. Ik had geschreven 'een polemiek met hem', maar ik heb verschillende keren tevergeefs contact met hem gezocht. Stil blijven luisteren naar een State of the Union als deze én toekijken op het parcours waaruit dit komt, om er vervolgens het mijne van te denken, betekent in stilte bijdragen aan de uitholling van de kracht van theater. En ik hoop

nog steeds dat het theater een levend deel van onze democratie mag zijn. In weerwil van de totalitaire tendensen in de hedendaagse politiek en in het hedendaagse theater. Ten tweede: Ik trek zijn innerlijke drang om werk te maken op geen moment in twijfel. Maar wat is er aangrijpender dan de harten-klop van iedere klassieke tragedie: bevlogen mens reikt naar de zon, verschroeit zijn vleugels en stort te pletter. Telkens zoiets gebeurt past een ingetogen zwijgen. Polemiek of kritische beschouwing zoals deze brief is uiteindelijk futiel gewauwel bij de schone gruwel van deze oertragedie die zich dagelijks herhaalt, niet in het minst bij opgroeiende tieners. Het werkelijk theatrale in het werk van Geert Bové speelt zich buiten zijn werk af: het is de opkomst en de afgang van Wayn Traub, een klassiek geval van hybris. Liever zou ik nu met lelies en liergetokkel de lof toezwaaien aan het lef dat hij heeft gehad, om dan plaats te ruimen voor de stofferige wijsheid. Ten derde: Hoezeer het werk ook noodzakelijk mag zijn voor de psychische gezondheid van Geert Bové, het werk zelf is uiteindelijk te dom en te onnozel om op te reageren. Laat het vooral bestaan in al zijn naïeve romantische kitsch. De angel ligt niet in het feit dat iemand zoiets maakt (wie durft in alle deemoed te beweren dat het verlangen Groot Kunstenaar te zijn hem gedurende de gehele puberteit gespaard is gebleven?) - wel in de context en de omkadering waarin dit werk getoond wordt. Een bloedend hertje in een glazen bol kan zijn emotionele charmes hebben, maar laat het bijvoorbeeld een State of The Union balken en het wordt gevaarlijk.

Daarom heb ik niet zozeer kritiek op de 'rêverieën' van Geert Bové, wel op hoe een kritische context daarmee omspringt.

Traub heeft ook het Manifest voor het dierlijk theater op zijn actief. Een onbenullig doorslagje van enkele van de meest verspreide clichés gelepeld uit de erfenis van de arme, altijd opnieuw en steeds meer verminkte Antonin Artaud. Meer valt daar helaas niet over te zeggen. Behalve nog dat het zo opzichtig een instrumentje was ter zelfpromotie dat het iets koddigs kreeg. En natuurlijk mag Geert Bové zijn eigenste zoete zaligheid volgen. Het probleem is dat, als het kritische apparaat rond kunstwerken indommelt, het weldra niet meer mogelijk zal zijn voor iedere kunstenaar om effectief zijn eigen weg te volgen.

Daarom schrijf ik deze brief. Niet het werk van Geert Bové is controversieel: het zijn de context en het kritische kader die problematisch zijn.

Dat er in Vlaanderen iets ligt te rotten is niet nieuw. Om maar iets te zeggen: het proces dat ons naar een zuiver Vlaamse republiek stuwt, raakt jaar na jaar verder in een stroomversnelling. Een zekere gewenning aan de welstand heeft onze kritische, historische zin verdoofd. En voor het we goed en wel beseffen, worden we langs alle kanten genaaid.

Symptoom: na de lekkernijen van Jan Fabre is er nu zijn zoon Geert Bové, een jongeman die zich door zijn gelovigen Wayn Traub laat noemen. Maar terwijl Fabre in zijn beginjaren nog enkele kritische, soms ook mooie en provocerende fratsen uithaalde voordat hij een pastiche van de Grote Kunstenaar werd, kiest Geert Bové meteen voor het blinkende sokkeltje van de kunstenaar dat nog is overgebleven uit de romantiek.

Er wordt enthousiast geslingerd met inmiddels uitgeholde begrippen als 'avant-garde' en 'grensverleggende kunsten' en feitelijk zien we theatrale exploten met de intrinsieke kracht en de historische relevantie van een mooie theepot. Een verrukkelijke, verrassende, mooie theepot. Ideaal voor de gevarieerde korf aan kunst- en cultuurabonnementen die het aura van de kunstenaar moet warm houden. Klassewerkjes worden daar nog graag mee gedecoreerd.

Op de plaats waar zich een historisch besef zou kunnen bevinden, ligt een ratatouille van striking images. Op de lege plaats die de eclips van God in de cultuur heeft achtergelaten

42

• 9® etcetera 94



nestelt zich de Kunst en de Kunstenaar. We kunnen het niet alleen aan Kamagurka overlaten om hier op te reageren.

Pijnlijk hoogtepunt van die zoete slaap was de State of the Union. Geert Bové met de hand op het hart. Het pianotrio Narziss und Goldmund speelt voor en na de verschijning van de Kunstenaar supermarktmuziek die gezellig uitnodigt om half versuft achter je winkelkar te lopen en nog een paar pakken koffie in te laden. Daartussenin: tremolo en eenzelfde ernst als die waarmee prins Laurent het opneemt voor de diertjes. Als hij het meende met zijn 'gelofte', dan was het van een simplistische, romantische Davidsfondspoëzie die grenst aan een oervlaams geflirt met een übermenschgedachte. Als hij ironisch was, dan was het slecht gedaan. Dan doen de mannen die schoenen van Brantano verkopen een veel betere job, mét meesterschap en integriteit: ze verkopen schoenen en daar zeuren ze niet over. Moest het dus ironisch bedoeld zijn, dan verkoopt Geert Bové 'Wayn Traub'. Dat is zijn goed recht. Maar dan heeft dat niets met meesterschap te maken, maar alles met klemgereden zijn in een commerciële ideologie waar ook de kunsten niet van gespaard blijven. Als Geert Bové het daarentegen ernstig meent, dan vrees ik dat hij niet doorheeft dat zijn pathetische gestes en de impliciete inhouden die aan de tekens die hij hanteert kleven even ernstig zijn als die van priester-dichter Cyriel Verschaeve. Als het dan toch weer ironisch zou zijn, dan is de opvoering van 'Wayn Traub' door Geert Bové niet meer dan het equivalent van de Quick in de kunstensector. Helaas vinden we geen spoor van enig historisch/ideologisch bewustzijn. We zien enkel de samengeknepen billetjes en de streberij van niet echt de meest begaafde der Vlaamsche Zonen die zichzelf gezworen heeft dat hij kost wat kost De Primus zal zijn. Zoiets bij een kampvuur tussen veertienjarigen is hartverwarmend. Op een State of the Union is dat ranzig.

De State of the Union van Het Theaterfestival heeft in Vlaanderen de traditie om uiterst persoonlijke stemmen te laten horen. Het is jammer dat net op een kritiek moment in de geschiedenis van het festival hier op een pijnlijke manier van is afgeweken. Want hoe vaak ook het woord 'ik' viel in deze State of the Union, persoonlijk was dit niet. Dit was het symptomatisch gebazel van vage, puberale dromen die blind de wetten van de symbolische kapitaalmarkt naprevelen. Een kunstwerk gaat een gesprek aan met zijn tijd. Een

gesprek, in volle wederkerigheid. Dan kom je niet ver met frasen als 'Ik geloof in een grote kunst met een grote artistieke kwaliteit (esthetisch, historisch, vormelijk en inhoudelijk) en met een grote boodschap (sic).'

Maria-Dolores had temidden van de onnozele pathetiek nog iets onderhoudends en fascinerends: Geert Bové is een prima monteur van beelden. De State of the Union daarentegen was misplaatst en raakte door zijn gestes en inhouden -allicht per ongeluk -verstrikt in enkele obscure vlekken uit het collectief geheugen. Maar het gevaar dat de State of the Union aankondigde: dat hier van een louter fascinerende taal naar een fascistische taal zou worden afgegleden, is helemaal bezworen door de voorstelling Jean-Baptiste. Jean-Baptiste was op het gênante af onnozel entertainment. Een knullige heruitzending van Beschuldigde sta op, weliswaar met een paar welgekomen momentjes van verlichting dankzij enkele soevereine acteurs. Het geheel versierd met de kostelijkste artikelen uit de new-age supermarkt. De Wagneriaanse tendensen zijn zo van de pot gerukt dat er niet eens inkt verspild hoeft te worden aan de ideologieën die een voorstelling als deze in haar kielzog zou kunnen meesleuren.

Nu heb ik niets tegen een avondje showtime, mits goed gedaan. Ik ben niet genoeg purist om onschuldig vermaak en escapisti-sche kitsch niet te verdragen. Integendeel: ik kijk al naar uit het moment waarop Geert Bové één of ander staatsjubileum mag regisseren. Hij vindt vast snel genoeg iemand die een goed woordje voor hem kan doen. Misschien hoeven we helemaal niet zo lang te wachten en knutselt hij in een Joop-van-den-Ende-productie in het Sportpaleis eerst nog een paar meesterlijke spektakels in elkaar.

Een interessantere vraag is: hoe diep en hoe ver zijn wij ingeslapen dat dit ernstig wordt genomen?

Ik waag een gok: woorden als 'roeping' en 'heilig' zijn krachttermen die meer dan één gevoelige snaar raken. We zitten met een tijdsgewricht waarvan de meest middelmatige dweper weet dat het aan zulke woorden ligt te bloeden. Het postmodernisme krijgen we de deur maar niet uit zonder kleerscheuren: je kan het toch moeilijk opgeven om tolerant te zijn? En intussen is iedereen het erover eens dat anything goes ons vrolijk te pletter rijdt. De tentakels van de moderne rede hebben zodanig veel van ons dagelijks leven geïnstrumen-

taliseerd dat we algauw smachten naar nog eens zo'n goed oud ritueel, een écht, een geméénd. Er wordt massaal, jawel massaal, om grote verhalen, ruimere verbanden en archaïsche mythes gesmeekt, en vooral: we willen graag nog eens iemand zien die het méént.

Dat we van die misselijk makende ironie afwillen: jazeker, ik ook, graag zelfs. Dat we daarom plat op de buik moeten gaan voor een roepertje dat enkel meent dat hij het meent, dat is een andere vraag.

Beste lezers, ze komen terug, de raclettemonden die spreken van spieruwallieteit, de zwetende kaaseters, zij die met hun oksels vol look grote gevoelens verkondigen. Ze proberen ons rituelen aan te smeren, allemaal oogjes toe en mondjes open en luisteren naar de verkorene die zijn Roeping uitsnurkt. Hölderlin heeft tevergeefs de lege kamers van ons heelal verkend. Het menselijk al te menselijke wordt onder de mat geveegd en ligt daar te stinken naast de vrolijke wetenschap die nog nooit haar blije dans heeft kunnen inzetten. We willen King Size Milky Ways en met de zon hebben we niet genoeg, we willen op sublieme wijze de vulkanenkraters induiken en noemen dat mystiek, terwijl we domoren zijn, idiote domoren. We willen niets geweten hebben van onze afgrondelijke aansprakelijkheid, we staan zo heet van onszelf dat we het heelal dichtlassen, we verdragen de tocht niet, de kille eindeloze tocht die het vertrek van het godenhuishouden in onze nek blaast. We hebben een knetterend vuurtje van kunst en poëzie aangestoken om samen bij te verwijlen en we ronden af, het is wel welletjes geweest, we stampen nog kort naar een ander, armer continent en laten ons verstand herleiden tot de grootte van een schoteltje en juichen dan verrukt dat het verstand tot aan z'n rand is gebracht. De wetenschap heeft ons genoeg vernederd, gedaan daarmee, genoeg herleid tot gen en molecule. Waar eens de godsdienst was, is nu De Kunst, onze zoete wraak. En steeds verder verdwijnt uit het zicht, het punt waar de radicale scepsis en de radicale mystiek elkaar raken. Kunstenmakers knutselen verlichte constructies in elkaar en roetsjen met hun werk naar boven - een spectaculaire, louter technische sirocco. Maar eenmaal boven, beginnen sommigen plots te spreken van levitatie en De Hoogte die hen geroepen heeft. En zo worden ze gevaarlijke, papale zotten.

etcetera 94 O O O

43


Development and design by LETTERWERK