Archief Etcetera




kunstwerken) en tegelijkertijd relatief probleemloos weet te functioneren. Met permissie, maar iedereen die nadenkt over 'het sociale' zou zich over zoveel complexiteit op zijn minst moeten verwonderen. Dat het paradoxale functioneren van een flink deel van de hedendaagse kunstcommunicatie zo weinig verbazing wekt, heeft te maken met de dominante quasi-sociologi-sche lezing van het kunstbestel (niet het minst binnen dat bestel zélf). Via het werk van onder meer Pierre Bourdieu raakte vanaf eind jaren tachtig van de vorige eeuw een primair politieke, machtsgerichte visie op de reflexieve kunstkunst ingeburgerd (de hausse van politieke correctheid tijdens de jaren negentig zat daar voor veel tussen). Die zegt dat de machtige criticus, museumdirecteur, curator, verzamelaar... op een voor anderen bindende manier beslist over wat wel, wat geen kunst is of over wat wel, wat geen interessante kunstwerken zijn. Tot op zekere hoogte klopt dat natuurlijk voor bijvoorbeeld individuele kunstorganisaties of -evenementen. Maar zelfs de curator-kingmaker is enkel een sluiswachter die particuliere kunstwerken buiten de muren van zijn tentoonstelling kan houden, maar niet ook bindend beslist voor de bezoekers. Zij zien Delvoyes varken, en zij zijn het onderling oneens over het antwoord op de vraag of het wel of niet de status van kunstwerk kan claimen. De kunsttheoreticus De Duve is daarom de betere socioloog -al zal hij dat niet meteen een eretitel vinden...- wanneer hij de doorbraak van 'de kunst in het algemeen' verbindt met een fundamentele democratisering van het kunstgebeuren. De toegang tot het kunstcircuit mag hoogst ongelijk zijn, er is geen enkel ander sociaal domein dat structureel zichzelf ter discussie stelt tot op het niveau van de enkelvoudige communicatie. Mensen praten voor en tegen in alle sociale sferen, maar alleen het kunstsysteem voedt dat soort discussie ook bij wijze van spreken willens en wetens via individuele kunstwerken. Het resulteert zelfs in een uitzonderlijk pluralisme en relativisme. De Duve wijst er inderdaad terecht op dat iedere regelmatige kunstparticipant zijn of haar idiosyncratische mentale kunstverzameling aanlegt. Tussen al deze denkbeeldige collecties bestaan, Wittgensteiniaans gesproken, wel zekere familiegelijkenissen. Die zijn echter onvoldoende sterk om ook een min of meer eenduidige inhoudelijke identiteit van 'de kunst in het algemeen' te poneren, integendeel.

De democratie van de hedendaagse kunst

Het kunstbestel is dus na de institutionalisering van 'het Ducham-pisme' in een situatie van radicale heterogeniteit beland. Dat is 'de democratie van de kunst': een menigte of, met een modewoord, 'een multitude' van artefacten die in een en dezelfde beweging zeggen wel en niet kunst te zijn, plus een menigte van mensen die alsnog de juiste toedracht probeert te achterhalen. Heterogeniteit is ook het waarmerk van nogal wat individuele kunstwerken, zoals videocollages en installaties of -in de podiumkunsten- voorstellingen die moeilijk kunnen verhelen dat ze een aaneenschakeling van indivi-

duele frasen of statements zijn. In dit soort werken schuren uiteenlopende materialen, referenties naar de hoge en de lage cultuur, getoonzette klanken en pure noise tegen elkaar aan. Ook dat is kunstdemocratie: een radicale gelijkheid, een uitwissing van de gangbare sociale hiërarchieën en culturele onderscheidingen. Alles kan inderdaad kunst zijn, en alles -ook het lelijke, banale, commerciële- kan onderdeel worden van een kunstwerk. 'La révolution esthétique, eest d'abord la gloire du quelqonque', zo merkt Jacques Rancière terecht op -en hij heeft het niet over de UFO genaamd postmoderne kunst maar over de romans van Gustave Flaubert en de portretten van Walker Evans.

Door wat dan ook in een kunstwerk in te schrijven, of het in een institutionele kunstcontext binnen te brengen, verandert 'de kunst in het algemeen' het statuut van het geciteerde of toegeëigende 'iets'. Het wordt een vormelijk én communicatief gegeven dat binnen het betrokken werk een onderscheidende lading bezit die het daarbuiten niet heeft. In die zin is een niet onbelangrijk deel van de hedendaagse 'kunst in het algemeen' één grote differentiemachine, een gigantisch apparaat dat doorlopend nieuwe onderscheidingen produceert. Kunstbeschouwers trachten die vaak te hercoderen in termen van de gangbare sociale, culturele, seksuele... onderscheidingen of categorieën: 'die video doet mannelijk aan...', 'dat werk koketteert met de maatschappelijke marge', 'het is pure camp, het zoekt bewust de kitsch van de massacultuur op'.... Soms lukken deze herinterpretaties, maar even vaak is er een massief onbegrip, wat nogal eens uitmondt in irritatie, woede of gewoonweg onverschilligheid. Dit niet-begrijpen heeft zo zijn relevantie, zeker gezien de hoge scholingsgraad van het overgrote deel van het kunstpubliek. Men bezit een universitair diploma, men waant zich wetend en begiftigd met enig esthetisch onderscheidingsvermogen - en plots is er dat varken van Delvoye en voelt men zich buiten spel gemanoeuvreerd. De spontane reactie 'dit is geen kunst!' (woedend gefluisterd richting echtgenote) vergeet de mogelijke sociologische pointe. Want het genereren van nieuwe verschillen met een zowel kunstig als niet-kunstig karakter ondergraaft altijd weer opnieuw de gangbare sociale scheidslijnen en bijhorende identiteiten. Je vindt een artefact wel of geen kunst, en je begrijpt het wel of niet. Anders dan participatieonderzoek wel eens suggereert, kan je daarbij niet op een directe manier terugvallen op je diploma, inkomen, sociale status, leeftijd of geslacht. Deze onverschilligheid van esthetische tegenover sociale verschillen maakt veel 'kunst in het algemeen' radicaal democratisch want radicaal egalitair. Dat is inderdaad een heel andere kijk dan die van het gangbare participatiediscours, dat het niet-begrijpen in de kunstsfeer niet helemaal correct begrijpt. Het dominante discours over kunstdeelname is wars van 'moeilijkdoenerij' want die is 'elitair'. Maar juist de aangeklaagde elite ziet zich eveneens geconfronteerd met een resem kunstwerken die ze afwisselend geamuseerd en geïrriteerd, even vaak schouderophalend en hoe dan ook niet-begrijpend voorbij-

De toegang tot het kunstcircuit mag hoogst ongelijk zijn, er is geen enkel ander sociaal domein dat structureel

zichzelf ter discussie stelt tot op het niveau van de enkelvoudige communicatie.

50

900 etcetera 101

Volledig artikel als PDF

Auteur

Publicatie Etcetera, 2006-04, jaargang 24, nummer 101, p. 51

Trefwoorden kunstwerkengangbareonderscheidingenenkelvoudigesocialekunstbestelkunstcircuitkunstduveongelijk

Namen De DuveDucham-pismeGustave FlaubertJacques RancièrePierre BourdieuUFOWalker Evans


Development and design by LETTERWERK