Archief Etcetera


Lindy Hoppers



Lindy Hoppers

MARTIN

Lindy Hoppers, 1936, Harlem

Elisabeth Waterhouse

Vertaald door Elke Van Campenhout



MUNKÁCSI



De lindy hop is de ‘oorspronkelijke' vorm van de swing, die ontstond in de Savoy Ball- room in Harlem, geopend op 12 maart 1926. De lindy is een schoolvoorbeeld van culturele mix, waarin lokale Afro-Amerikaanse dansen – zoals de charleston, black bottom en tapdans – ver- smolten met Euro-Amerikaanse ballroomdansen zoals de two-step en de foxtrot. Munkácsi's foto's documenteren de zogenaamde ‘breakaway', het meest typische element van de lindy hop, waarbij de gesloten partnerpositie wordt opengebroken om een vrijere en meer individuele solo- dans mogelijk te maken. Naarmate de lindy evolueerde, werden er ook partnerworpen opgeno- men, evenals ‘swings', ‘jumps' en ‘lifts'. De beelden van de luchtsprongen zijn de best gekende portretteringen van de lindy hoppers. Deze Munkácsi-serie vormt daarop een opvallende en interes- sante uitzondering.

Hoewel de Savoy Ballroom een geïntegreerde plek was waar alle dansers welkom waren, onafhankelijk van raciale afkomst, werd het soort dans dat er werd beoefend toch vaak als exotisch, bedreigend en inferieur beschouwd door de Kaukasische Amerikanen. Velen waren geschokt door de uitzinnige, wilde sfeer die de swingmuziek ontketende, en die de dansers op en neer liet stuite- ren als ‘jitterbugs' (zenuwpezen). Het duurde tot oktober 1942 voor de New York Society of Teachers of Dancing zich akkoord verklaarde om een gestroomlijnde versie van de swing aan te leren.

‘De jitterbug, bondgenoot van de swing, is aan herwaardering toe... Deze favoriete dans van de jeugd, die tot hiertoe beschimpt en verfoeid werd door vastgeroeste ballroom goeroes en een directe nakomeling van de lindy hop, kan volgens de trendwatchers van het stijldansen niet langer worden genegeerd. Nu de spron- gen verfijnd en aangepast zijn aan de gewoonlijk drukbevolkte dansvloer, zal deze dans dit seizoen zijn plaats innemen naast de rumba, samba, foxtrot en wals.'1

18 Lindy Hoppers, Harlem, 1936

In Life Magazine van 28 december 1936 werden vier dansfoto's opgenomen: beelden van dansers in de Arthur Murray studio, van een aantal performers van het American Ballet of New York, van filmdan- ser Fred Astaire, en van een koppel lindy hop-dansers. Martin Munkácsi (1896-1963), een pionier van de moderne fotojournalistiek en een bijzonder sterk actiefotograaf, realiseerde de laatste twee opnames. Ze kregen een gelijkaardige, twee pagina-brede afdruk in het magazine. De beelden in deze Etcetera zijn een selectie uit de vijftien Life-foto's. Ze werden tevens herdrukt voor de Munkácsi-retrospectieve Budapest - Berlin - New York in de Martin-Gropius-Bau in Berlijn (5 augustus - 6 november, 2006). Deze aan- trekkelijke foto's werden door de curatoren niet van een context voorzien, misschien omdat de dansers in de oorspronkelijke publicatie van Life niet werden benoemd, en omdat men er niet van uitging dat ze meer waren dan getalenteerde sociale dansers, een boodschappenjongen en een wasvrouw. Nochtans

is het heel interessant om deze dansers en de foto's van naderbij te bekijken. Dit artikel geeft de aanzet tot een noodzakelijke dialoog over de foto's, door de identiteit en de verwezenlijkingen van deze dansers te verduidelijken, en door vragen te stellen bij de rol die de raciale relaties speelden in de oorspronkelijke kadering van deze foto's in Life.

Lindy Hoppers, Harlem, Martin Munkácsi, 1936



Meer dan zes jaar nadat Munkácsi's foto's werden afgedrukt, lanceerde Life een groter artikel over de lindy hop, waarin het magazine de lindy omarmde als ‘America's Folk Dance'. Hoewel het talent van veel Afro-Amerikaanse dansers ontegensprekelijk was, maakte racisme het hen nog steeds onmogelijk om te kunnen genieten van het respect, de formele erkenning en de werkomstandigheden die pasten bij hun talent. De pioniers van de Afro-Amerikaanse salon- dans, zelfs de professionele lindy hoppers, werden niet erkend door de toenmalige critici. Op 19 mei 1940 schreef John Martin, danscriticus voor de New York Times, het volgende: ‘De wedstrijddanser is in de eerste plaats simpelweg een recreatieve danser die zich bewust wordt van zijn gave, zich hierop concentreert, en uitpakt voor zijn toekijkende vrienden om zijn supe- rioriteit bevestigd te zien. Om dit proces mee te maken moet je gewoon naar de Savoy Ballroom in Harlem gaan en naar de lindy hoppers kijken: in se nog altijd recreatieve amateurs, die zich uitsloven om zich helemaal uit te leven in hun specifieke specialiteit. Of sta even stil op Broad- way rond theatertijd en applaudisseer voor de kleine negerjongens die dansen voor kleingeld met een oprechte trots om hun vaak povere verwezenlijkingen. Van hier is het nog een grote stap naar de verwezenlijkingen van een Alicia Markarova of een Paul Haakon, al is het wel al een stap in de goede richting.' 2

Lindy Hoppers, Harlem, Martin Munkácsi, 1936



Op dezelfde manier werden de Afro-Amerikaanse dansers in de tekst van 28 december 1936 in Life gecontextualiseerd: hun verwezenlijkingen werden erkend, maar tegelijk bestem- peld als een aparte, niet-blanke en niet-professionele categorie: ‘Deze negers uit Harlem dansen Harlems favoriete dans met de animo en gratie die hen eigen is, en waar een blank koppel alleen maar van kan dromen. De lindy hop is een combinatie van fox-trotten, trucken, de Susie-Q en adagio.

De gespecialiseerde lindy hoppers die op deze twee pagina's getoond worden, zijn nu nog een boodschap- penjongen en een wasvrouw. Binnenkort staan ze misschien op Broadway.'3 Hoewel ze niet op Broad- way terechtkwamen, viel dit nummer van Life precies samen met de transformatie in de carrière van deze dansers.

In tegenstelling tot hun portrettering in Life, waren de dansers die door Munkácsi waren gefotografeerd, uitstekende professionele dansers. Op de webpagina van de ‘savoystyle', die wordt bijgehouden door onderzoeker Judy Pritchett, staat in een briefwisseling met lindy hop-legende Frankie Manning vermeld dat Munkácsi George Greenidge en Willa Mae Ric- ker fotografeerde.4 Beiden waren dansers uit Harlem, die gemanaged werden door Herbert ‘Whitey' White, een Afro-Amerikaanse buitenwipper van de Savoy ballroom. Onafhankelijk van deze bron kan bevestigd worden dat het wel degelijk om Willa Mae Ricker gaat, door

de volledige fotoreeks van Munkácsi te vergelijken met haar tweede fotoreportage voor Life Magazine door de fotograaf Gjon Mili. Ze danste ook in een aantal films, waaronder A Day at the Races (1937) en Hellzapoppin' (1941) van de Marx Brothers. Hoewel er geen andere gedrukte bevestiging van de identiteit van Greenidge voorhanden is, danst de man van de Munkácsi foto's ook in A Day at the Races en in Keep Punchin' (1938). Zodoende is hij duidelijk één van Whitey's dansers en waarschijnlijk is het ‘Long-Legged George', de vernieuwer van de long- legged charleston, de turn-over charleston en de side flip.

Tegen het einde van 1936 was Whitey de manager van twee groepen dansers: de eerste had een contract van zes maanden bij de Cotton Club, de tweede (waartoe Greenidge en Ricker behoorden) maakte zijn Hollywood filmdebuut in 1937. In de daaropvolgende jaren toerden Whitey's lindy hoppers door heel Europa, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Amerika. Ze reisden ook met belangrijke swingbands en traden op in zalen als de Radio City Music Hall in New York City en de Moulin Rouge in Parijs.

Binnen de context van de weerstand die hierboven werd beschreven, was het misschien een bedoelde zet, of het resultaat van een onuitgesproken raciaal vooroordeel, waardoor de fotosequentie in Life de nadruk legde op de Europese en ballroom-aspecten van de dans (verticaliteit, voetenwerk, kunde en gratie), en de dynamische krachtige kicks, spins, throws en lifts vergat. De dansers lijken vreugdevol, maar nog steeds in controle, kundig maar niet bedreigend virtuoos. Deze foto's zijn zeker goed gemaakt (of goed gekozen) voor het Life publiek van 1936: blanke Amerikanen van de hoge en middenklasse, die verondersteld werden gefascineerd, onwetend en zelfs bedreigd te zijn door deze ‘Harlemse negers' en hun dans.

© foto's: F.G. Gundlach, Klaus Honnef, Enno Kaufhold, Martin Munkácsi, Steidl, isbn 0-500-54330-5

1 New York Times, 12 oktober 1942, p. 13.

2 Martin, John, New York Times, 23 augustus 1943.

3 Life Magazine, 19 mei 1940, p. 111.

4 In een persoonlijke briefwisseling met Pritchett, geeft ze aan dat Grenidge verkeerd is gespeld op de savoystylewebpagina.

http://www.savoystyle.com/george_grenidge.html 23 augustus, 1943


Development and design by LETTERWERK