Archief Etcetera


Edito



Edito

Liefde is...

in het theater niet meteen het meest populaire onderwerp. Natuurlijk sterven Romeo en Julia nog elke dag een bitterzoete dood op de planken. En het gebekvecht van Martha en George blijft het publiek fascineren, zelfs als het nog nooit van Virginia Woolf heeft gehoord. Maar in het eerste geval is de liefde niet meer dan een paar dagen oud, en in het tweede op zijn minst disfunctioneel te noemen.

Er is maar heel weinig theater gemaakt over de alledaagse liefde. De liefde die niet struikelt over zijn eigen destructie, die niet van bij het begin gedoemd is om venijnige oneliners te produceren. ‘Echte' liefde is dan ook niet erg theatraal: ze koketteert niet, is weinig exhibitionistisch aangelegd. In tegenstelling tot haar jongere zusje, de passie, kijkt de liefde niet voortdurend in de spiegel om haar eigen aantrekkelijkheid te verhogen. In tegenstelling tot de passie is ze niet zichtbaar exuberant, geen hulde aan het seksuele gevaar, geen ode aan de overtreding.

Wie wil nu komen kijken naar de harmonieuze verhouding tussen twee gelijkgestemden? Wie is er nu eigenlijk geïnteresseerd in die moeizame, alledaagse strijd van twee mensen om de vuile afwas, de sleur en de verveling te trotseren? Maar bovendien, wat moet een hedendaagse kijker met die bizarre sprong in het duister, die de ene geliefde voor de andere maakt? Niet omdat hij ‘niet anders kan' (zoals John Malkovich' ‘It's beyond my control' in Dangerous Liaisons), maar omdat hij bewust kiest om te geloven in die ander, om een absoluut niet-ironisch gebaar te stellen, waarin hij die ander uitverkiest tot geprefereerde partner die zich onderscheidt van alle anderen.

Dat is niet meteen theatervoer in onze hyper-ironische tijden, waarin geen enkele uitspraak nog zonder aanhalingstekens kan worden gelezen. En als daar dan

al een ‘nieuw realisme' tegenover staat, is dat zeker niet bekommerd om de besognes van het harmonieuze koppel. Nee, dan staat die midden op de straat, in het brandpunt van de ‘realiteit', en daar heeft de liefde blijkbaar niet veel mee te maken.

Ondanks al deze bezwaren, heeft Etcetera voor dit nummer toch gekozen voor de liefde. Ondanks het ongemakkelijke geschuifel van nogal wat aangesproken schrijvers, ondanks het gekronkel om onder de druk van de opdracht uit te slibberen, is dit nummer opgedragen aan die onmogelijke belofte, aan de overgave, en aan het engagement van het graag-zien. Daarbij gaat het uiteraard niet enkel om de uiterst persoonlijke verhouding tussen twee (of drie, of in uitzonderlijke gevallen ook wel eens zeven) mensen, maar ook om de liefde voor de kunst: de verhouding van de liefhebber voor het kunstobject, voor de voorstelling en voor het theater.

En die liefde is niet zo harmonisch als ze op het eerste windstille moment lijkt. De Franse filosoof Alain Badiou omschrijft de liefde als een radicale breuk met de status quo. Voor hem is het moment waarop de liefde doorbreekt een gebeurtenis, een ontmoeting die ‘een nieuwe verhouding tot de wereld' laat ontstaan. De liefde heeft in zijn opvatting niks conventioneels, in tegendeel, het is de krachttoer van de liefde dat zij het verschil kan laten bestaan.

Ook Slavoj Žižek heeft het niet zo begrepen op de romantisch-harmonieuze visie op de liefde. Voor hem gaat het om ‘a cosmic unbalance taken to the end'. Een onevenwicht van waaruit ooit de wereld is ontstaan (want als de chemische elementen voor eeuwig in harmonie waren blijven rondzwalpen, had de wereld nooit vaste grond onder de voeten gekregen), en dat ook vandaag nog het onmogelijke een plaats geeft in onze alledaagse beleving.



Wat Badiou het ‘moment van de waarheid' noemt, en Žižek duidt als een ‘eeuwig onevenwicht', is precies wat de liefde zo menselijk maakt. Het gaat in de verste verte niet om de wereldvreemde unie, de versmelting van twee zusterzielen, maar wel om het moment dat de mens, precies door het samenzijn met de ander, beseft hoe fundamenteel eenzaam hij is. Hoe onmogelijk die fusie, en hoe onmenselijk. In een liefdesrelatie komt het verschil in de schijnwerpers te staan. De passie kan zich nog wentelen in violente zelfbevrediging, maar de liefde is, alle spreekwoorden ten spijt, niet blind. Diegene die lief heeft omarmt het gewelddadige potentieel van de ander: hij laat die ander toe in zijn leven, hoewel hij weet dat hij hem daardoor iedere dag opnieuw de kans geeft om hem te kwetsen, te verlaten en misschien wel te vernietigen. En daar gaat hij zelfs niet dramatisch over doen.

Omdat er een keerzijde zit aan de medaille. Wat de liefde ook kan doen, is de onmenselijkheid van het menselijke draagbaar maken. Wat de liefde ook kan doen, is de liefhebber tot meer maken dan hij zelf ooit zou kunnen zien. Tot iemand anders dan hij ooit had geaspireerd. De koestering van het gevaar brengt ook de opdracht mee de voortdurende uitdaging om jezelf in vraag te stellen, om jezelf te verhouden tot die ander, die je als zo fundamenteel anders herkent. In die zin is de verhouding tussen de liefhebber en zijn geliefde niet zo verschillend van die tussen de kijker en het kunstwerk. De toeschouwer die van het theater houdt, zit in de zaal met een grote verwachting, maar is ook bereid om die ander te zien voor wat zij is.

De liefde van de theaterganger is niet passief. Ze leunt niet afwachtend achterover in de zetel, wachtend op de striptease. Ze reduceert ook de ander niet tot een projectiescherm voor zijn eigen verlangens. In deze

liefde spreekt de liefhebber de geliefde niet neerbuigend toe, maakt hij zich niet kleiner om te verleiden, blaast zij zich niet op om te domineren, maar spreken ze over mekaar in alle kwetsbaarheid. Dat is inderdaad een weinig spectaculaire verhouding. En bovendien vraagt ze tijd, engagement, en heel veel geduld. Deze liefde loopt tegen teleurstelling aan, onbegrip, en frustratie. Maar af en toe trekt ze je ook volledig uit je cocon. Dwingt ze je om te spreken, over die verlorenheid, over die flits van herkenning, over datgene dat je zo persoonlijk leek, over het moment waarop je jezelf in de wereld ziet staan. Helemaal alleen. Met je broek op je knieën.

In dit nummer vind je de getuigenissen van liefhebbers: makers en kijkers trekken hun beste kleren aan voor een blind date met een collega, schrijvers getuigen van hun intieme liefdesobjecten. We duiken de geschiedenis in om de stukken en brokken van theaterteksten terug aan mekaar te lijmen, en we kijken terug op een liefdevol theaterseizoen.

Deze redactie neemt hiermee afscheid van Etcetera. Met dank aan alle liefhebbers die de ploeg de laatste jaren hebben versterkt: Jeroen Versteele, David Bergé, Pieter De Buysser, Bojana Cveji ́c, Charlotte Vandevyver, Jo Huybrechts,Daniëlle de Regt, Anne Dekerk, Maarten Soete, Inneke Tengrootenhuyzen,

Koenraad Raeymaekers, Ingrid Van der Haegen, Hilde Princen, Johan Van Looveren en....

Elke Van Campenhout xxx


Development and design by LETTERWERK