Blue in the face
Jan Fabres I am a mistake, het wettelijk rookverbod en de idee van de vrijheid
Jan Fabre zei met zijn nieuwe voorstelling I am a mistake zowel een ode aan de artistieke vrijheid als aan de sigaret te willen brengen. Erevoorzitter van de
1 Het theoretische principe is minstens zo oud als
Sinds
De liberale denkers, waaronder Berlin zelf, beschouwen beide principes van vrijheid als onverzoenlijk, incompatibel, hoewel hun aan-
hangers hetzelfde ideaal zeggen na te streven: welvaart, welzijn en persoonlijke vrijheid. Maar misschien is die consensus misleidend. Positieve vrijheid betekent dat men beperkingen van negatieve vrijheid accepteert om zoveel mogelijk individuen – én ‘collectieven', die volgens de verdedigers van de positieve vrijheid wél bestaan – van zoveel mogelijk aspecten van de negatieve vrijheid te laten genieten. Dat is de paradox. Het meningsverschil over die aspecten van negatieve vrijheid die eventueel onderdrukt mogen worden is meer dan een marginale discussie, omdat het hier gaat over wat rechtsfilosofen the principled limits of law noemen: kent de mogelijkheid van de wetgever om wetten te maken, over om het even wat, grenzen die niet als zodanig tot de wet zélf behoren? Die vraag stellen liberaaldemocraten zich voortdurend, ze beantwoorden ze meestal positief: er zijn grenzen aan de wetgevende ijver, grenzen die eigen zijn aan de idee ‘vrijheid' zélf.
Omgekeerd doen de sociaal-democraten natuurlijk hetzelfde: dat men positieve vrijheid als beleidsconcept accepteert, impliceert meteen dat men de garanties van de negatieve vrijheid aan beperkingen – die niet door de wet zélf geïnspireerd zijn – onderwerpt. De kwestie is dus: gebeurt de beperking van de (individuele) vrijheid in naam van het collectief – als principled limit – of gebeurt de beperking van de (collectieve) vrijheid – (kansen) gelijkheid – in naam van het individu?
In een kwestie als ‘vrijheid van meningsuiting' is dit relatief eenvoudig: enkel materiële schade kan volgens de ‘libertairen' deze vrijheid begrenzen, maar voor hen heeft iedereen het recht om anderen te beledigen, te beschimpen of anderszins verbaal aan te vallen. Zelfs links-liberalen als
Nog een stap verder is het ‘moreel activisme' van de overheid, dat eigenlijk geen principled limits aanvaardt: situaties kunnen, ethisch gezien, wetgevend ingrijpen noodzakelijk maken, omdat ze per definitie onvoorspelbaar zijn en het dus niet mogelijk maken bij voorbaat de afweging tussen positieve en negatieve vrijheid te maken. Wie kon ooit vermoeden dat sommigen zich vermomden als pedofielen, op zoek naar virtuele minderjarigen in
2 Het rookverbod is een symbooldossier in de (relatief beheerste) strijd tussen libertairen en communautairen. Alle aspecten van de discussie over vrijheid als politiek ideaal kunnen er mee in verband gebracht worden. De maatschappelijke consensus over de schadelijkheid van tabak is groot, de bereidheid van rokers om beperkingen te aanvaarden is eigenlijk even reëel. Zelfs al zorgt de medisch-wetenschappelijke literatuur over passief roken volgens sommigen voor meer verwarring dan zekerheid – elk rapport heeft wel iets partijdigs – toch accepteert men over het algemeen het voorzorgsprincipe: totdat ondubbelzinnig duidelijk zou gemaakt worden dat passief roken níet schadelijk is, moeten we strenge regels maken. Het begon met een rookverbod op openbare plaatsen – stationshallen e.d. – en geleidelijk werden alle plaatsen waar mensen onvrijwillig met sigarettenrook in aanraking komen rookvrij gemaakt, al dan niet met voorzieningen voor nicotineverslaafden: de trein, de werkplek, de restaurants. Onlangs werd een wetsvoorstel ingediend om het net helemaal te sluiten, met een rookverbod in alle cafés. Technisch gezien gaat het om twee terreinen: de arbeidsomgeving en de (afgesloten) publiek ruimte.
In beide opzichten is het rookverbod het theater binnengedrongen. De schouwburg is een werkplek – voor technici en performers – en het is ook een gesloten openbare ruimte. Roken in de foyer kan niet meer, sinds 1 januari 2007, maar kan roken op de scène wel nog? In principe niet, want op de scène zijn mensen aan het werk en – zonder échte vierde wand – zij werken in een publieke ruimte. Toch hebben de ministers van
Naar aanleiding van een klacht van een
Een opmerkelijke opvatting over de relatie tussen tekst en opvoering, alsof een regieaanwijzing een juridische verplichting bevat. Met zo'n richtlijn van de minister van
alle auteurs het fundamentalisme van de erven-Beckett aanhangen. En een regieconcept – in de dramatekst of in een
De juridische basis van de uitleg van de minister van
3
Het meningsverschil tussen de minister en Anciaux is principieel, zeker als deze laatste nog eens de voorbeeldfunctie van het rookverbod ter sprake brengt: hij pleit onomwonden voor ‘moreel activisme', hij gaat verder dan enkel het harm principle – dat hier nogal voor de hand ligt. Eigenlijk hebben de antirookactivisten niet eens een ‘communautaire' interpretatie van de wet nodig, om de zaak van de niet-rokers te bepleiten: zelfs de hardnekkigste libertair accepteert de mogelijke schade aan derden als beperking van de (negatieve) vrijheid. Hoogstens zal een beroep op het voorzorgsprincipe – redelijk risico leidt automatisch tot vrijheidsbeperking – bij hen op minder gejuich onthaald worden. Hun ‘
Het argument van de rookactivisten ligt helemaal in de lijn van dit (post-moderne) bewustzijn-van-de-twijfel. Alleen is het opmerkelijk dat zij, als het om de politiek-juridische vormgeving gaat, objectieve bondgenoten worden van een ‘moreel activisme' dat ooit het verbod op homoseksuele handelingen legitimeerde. De consequentie is wel dat ‘artistiek roken' – als aspect van artistieke vrijheid, hoe futiel ook – ondergeschikt is aan een veralgemeend voorzorgsprincipe. Maar de omgekeerde redenering is net zo verdedigbaar: astmapatiënten en andere mogelijke toeschouwers die acuut gevoelig zijn voor tabaksrook zijn immers gewaarschuwd, zoals de migrainelijders en de epileptici bij het gebruik van stroboscopen. Informed consent heet dat in de geneeskunde: een patiënt wordt op de hoogte gebracht van slaagkansen en bijwerkingen van een (riskante) behandeling. De kunstliefhebber als patiënt die tussen twee kwalen moet kiezen: een merkwaardige analogie, maar niet noodzakelijk absurder dan de (veel ingrijpender) keuze van het gezin-met-jonge-kinderen tussen het bruisende stadsleven, inclusief vervuiling, en de lethargie van het platteland, maar wel met zuivere lucht. Zijn de (rokende) warriors of beauty van Jan Fabre mij meer waard dan mijn voorkeur voor een rookvrije omgeving? Als het er op aankomt, kan ik die keuze maken, zeer rationeel. ‘Elk voordeel heb zijn nadeel', zei
4 Jan Fabre heeft steeds een duidelijk onderscheid gemaakt tussen zijn verantwoordelijkheid als kunstenaar – een streven naar schoonheid als ondubbelzinnige prioriteit – en zijn engagement als burger, ook en vooral waar dit meer impact heeft dankzij precies die status als kunstenaar. Weinig kunstenaars hebben zich de bruine vloedgolf in de Vlaamse politiek in de jaren '90 zo hard aangetrokken als Jan Fabre. De zoon van de
Met I am a mistake creëert hij echter een misverstand, zelfs al beweert hij dat de – al bij al milde – provocatie van het antirookactivisme een metafoor is voor een radicaal pleidooi voor artistieke vrijheid. Een misverstand dat minder in de voorstelling zelf dan in het discours eromheen zit. In interviews verbindt Fabre zijn project – roken en schoonheid, een soort hommage aan de rokers
I am a mistake draait rond een tekst die Fabre, niet zo lang na zijn grote doorbraak als theatermaker, in 1988 schreef. Eigenlijk is het een romantische tirade van een kunstenaar die zijn nietigheid én zijn grootheidswaan in één gebaar wil vatten: de sigaret waaraan hij verslaafd is. De sigaret die een remedie tegen eenzaamheid is, en een voortdurende herinnering aan sterfelijkheid. De tekst schrijft ‘artistiek roken' voor, en een uitvergroting van de schadelijke gevolgen – hoesten, rochelen, duizelen – , te vertolken door een actrice die ‘geleefd' heeft.
Dat de zaal zich langzaam vult met sigarettenrook, dat niet alleen de actrice maar ook enkele toeschouwers beginnen te kuchen en te hoesten, dat zorgt voor een ontheatrale gimmick rond dit spektakel, maar amper voor een betekenis die verder reikt dan de ‘gebakken lucht' die de zaal ingeblazen wordt.
5
Rekening houdend met de commotie die deze demonstratie van ‘artistiek roken' teweegbracht, is I am a mistake een nogal misplaatst commentaar bij een bijzonder relevant debat over een politieke vrijheid die nooit in de buurt komt van de artistieke autonomie die Jan Fabre – geheel terecht – claimt. Maar het is geen relevante bijdrage aan dat debat, ook niet artistiek. Misschien is de aanleiding wel helemaal fout, zoals er ook geen theater – of een gedicht, of een intieme film – gemaakt kan worden over het recht om 's nachts 200 km per uur te rijden op de lege autosnelweg.
Natuurlijk heeft Fabre met I am a mistake geen voorstelling over het recht op roken gemaakt, maar de naïviteit van zijn mededeling én de luisterrijke omkadering van het evenement – een opdrachtwerk van de
Auteur Klaas Tindemans
Publicatie Etcetera, 2008-04, jaargang 26, nummer 111, p. 37-41
Trefwoorden vrijheid • rookverbod • mistake • negatieve • roken • fabre • positieve • schade • anciaux • accepteert
Namen Aboli • Antonin Artaud • Antwerpen • Belang • België • Blok • Bozar • Brooklyn • Brusselse • Chantal Akerman • Churchill-richtlijn • Cultuur • Dans • European Concert Hall Association • Filip De Winter • Grondwet • Henry Leboeufzaal • Hilde Van Mieghem • Hommage • Immanuel Kant • Isaiah Berlin • Italiaanse • Jim Jarmusch • Johan Cruijff • KVS-bezoeker • Kanker • Lou Reed • Luis Buñuel • Madonna • Mistake • Modellbuch • Osama Bin Laden • Paul Auster • Quand • Ronald Dworkin • Second Life • Seefhoek • Smoke • Troubleyn • Verlichting • Vic Anciaux • Vlaamse Liga • Volksgezondheid • Wayne Wang • Werk • Wolfgang Rihm
Development and design by LETTERWERK