Archief Etcetera


Een concrete King Lear: Die tintelende verwarring



KAAITHEATER

Een concrete King Lear

Die tintelende verwarring

Hoe komt een voorstelling van Jan Decorte op mij af? Wat flitst er - weken na die voorstelling - door mijn hoofd bij de onverwachte vraag iets over King Lear te schrijven? Negentien indrukken. Aan de oppervlakte.

1. Acteurs tekenen zich met een vaste en roekeloze hand. Niet het ronde, gepolijste, afgeborstelde en genuanceerde karakter (maar de steeds zo doorzichtige rol). Wel een schijnbaar vlak karakter, uitgezuiverd, geabstraheerd haast, zoals mensen in 't café op mij overkomen wanneer ik ze langer dan één minuut aandachtig bekijk. De korst is ruw en wat eronder zit heb ik zelf maar uit te zoeken.

2. Kent: patriottisch braaf, deugdzaam, dom ogend maar slim handelend, hardnekkig principieel, maar ook: gevoelig, Kent komt niet door een of ander procédé tot leven, tenzij dan door de totale aanwezigheid van Guy Dermul. Zijn 'ongeschooldheid is zijn kracht: het plezier van te kijken naar een acteur.

3. Ik voel dat elke actie zin heeft, niet voor het publiek maar voor de acteurs op de scène. Er gebeurt nooit niets bij Decorte, al lijkt het voor de toeschouwer die aan geëxploiteerde zingeving gewend geraakt is, dikwijls net omgekeerd. Als in King Lear dan toch al eens naar de andere kant overgeheld wordt, dan wordt het buiten verhoudingen onzinnig en blijft het mij verrukken. Zie Gloucester en zijn saxofoon; zie de Engelse vlag als slotbeeld.

4. Ludo Hellinx heeft een bordje Comwalt + Albany om de nek hangen. Als er slechts een van beiden op de scène staat, wordt er een stuk zwarte tape over de andere naam geplakt. Grappig. Als Cornwall dood is, wordt er een kruis overgeplakt. Zeer grappig.

5. Bij elk personage, bij elke situatie voel ik me aangetrokken en afgestoten, niets ligt mij goed en altijd is er iets vertrouwd.

6. Edmund: vals, onderdanig, bangelijk en onnozel. Hij trekkebeent alsof zijn pak hem twee maten te klein zit, hulpeloos alsof alle last van de wereld op zijn frêle schouders rust. Miezerig en laf, en door zijn gewrongenheid of sluwheid raakt hij me toch.

7. Er wordt stil gesproken, met de rug naar het publiek geacteerd, in het halfduister, slecht gearticuleerd. Het verplicht me de realiteit van de scène te aanvaarden en mijn eigen verwachtingspatronen af te breken. Ik mis een dialoog in het begin, brokken van Lears monoloog in de storm ontgaan me: ik wéét dat het een 'belangrijke' passage is, maar mijn voorstelling lijdt er niet wezenlijk onder. Ik blijf kijken, vanop een afstand en toch zeer betrokken. Het boeit me meer dan wanneer elk woord me zorgvuldig in de oren geluisd wordt.

8. Lear gaat weg van Goneril, maar komt nog even terug om haar een verwijt naar het hoofd te slingeren. Gaat weer weg, komt weer terug. Weg. Terug. Enzoverder. Niet weg willen maar koppig weggaan. Aan- en afdraven bij een pijnlijk afscheid.

9. Ik zie mensen acteren, zonder pathetiek of enige verhevenheid, simpel en vooral: kwetsbaar. Guy Dermul, Bea Rouffart (als Cordelia), Jean-Pierre Maes, Johan Heestermans, Sigrid Vinks, Johan Daenen.

10. De twee broers tesamen. Edgar in een voortvarend groen kostuum, een en al zelfvertrouwen, die zich amuseert met de jongere Edmund te plagen en voor de gek te houden. Hier staat niet goed tegenover kwaad, maar verwaandheid tegenover wraak.

11. De spanning tussen acteur en tekst is dikwijls fascinerend. Bij Mieke Verdin als Edgar/Arme Tom is dit erg boeiend. De lijdzaamheid van Arme Toms tekst tegenover haar krachtige en franke spel; het statige of zalvende van Edgars woorden tegenover haar brute présence. Mieke Verdin verbergt zich niet en houdt zich voldoende ver weg van een 'personage', zodat de tekst als een zelfstandige realiteit op ons afkomt. De spanning die daaruit voortkomt, is



me veel interessanter dan een vermeende identificatie.

12. De manier waarop Gloucester zijn bastaardzoon Edmund een draai rond de oren geeft, eigenlijk zonder reden, tenzij dan de kittelorigheid van de vader. Gloucester: een door en door goed mens voor zijn omgeving, maar in het eigen nest een bazig en driftig heertje.

13. In King Lear is alles en iedereen even belangrijk. Het verhaal met zijn hoofd- en nevenintriges, met zijn essentiële en functionele aspecten, wordt zonder nadrukkelijke accenten gespeeld. In plaats van naar het drama van Lear geduwd te worden, krijg ik het 'drama' van een tiental personen en houd ik - om mij niet meteen duidelijke redenen - vooral Edmund, Kent en Gloucester over. Die gelijkwaardigheid van de verschillende delen komt vooral goed tot uiting na de pauze. Shakespeares tekst, met de vele korte scènes, leent zich daar uitstekend toe. Zonder overgangen of verwijzingen naar wat voorafging, ontwikkelt de voorstelling zich. Als toeschouwer moet men zich schrap zetten, want er wordt vanop de scène geen enkele toegeving gedaan, men probeertje niet te lijmen. Het is juist dan dat mijn denken (én mijn plezier) in een stroomversnelling geraakt, alle remmen los!, omdat ik de persoonlijk opgebouwde gedachten-gang bevestigd, afgebroken of op een zijspoor gezet zie. Ik schipper vrijelijk willekeurig van links naar rechts.

14. Lear is Gloucester in 't kwadraat. Als een gearriveerde burgerman heeft hij alles geregeld: een oude vervelende man die niet meer wil denken en alleen nog wat praktische regelingen moet treffen om dan rustig te kunnen uithollen. Het minste onevenwicht haalt hem uit zijn humeur. Een oude zeurpiet dus, knorren en morren houdt hem recht, maar in zijn verontwaardiging ook lucied en vinnig.

15. Gloucester die zich in een afgrond waant en op zijn gat valt. Cordelia die in tranen uitbarst voor een apegapende Lear in rolstoel, Gloucesters ogen die uitgetrapt worden, Regans doodsstrijd. King Lear is nooit eenduidig. Ik vind de voorstelling zeer grappig maar ook wrang en schrijnend. Zelfs de meest gewelddadige scènes hebben iets komisch in zich. Een ongenuanceerd extreem tref ik nergens aan.

16. Bij Goneril thuis. Oswald komt op met een tafel en vier stoelen. Ersatz-aluminium en kunststof met houtmotief. Kitsch. Kan het anders bij een tot de verbeelding sprekend koppel als Goneril en Albany. De middelmaat als norm. Oswald legt de stoelen omgekeerd op tafel. Opgeruimd staat netjes. Orde als norm.

17. Ik kijk naar King Lear zoals ik naar Johan Daenens schitterende doek kijk. Ik zie misschien een zee, of duinen, of krijtrotsen, maar vooral een houding, een gevoeligheid, een vormelijk eenvoudige maar inhoudelijk complexe realiteit, die mij vrij laat associëren, maar die mij naarmate ik aandachtiger wil kijken op mezelf teruggooit. Wat ik nu - vier weken later - aan King Lear overhoudt is: een agressief melancholisch gevoel. Was dat de bedoeling van de maker? Neen.

Was dat mijn indruk op het moment van de voorstelling? Ik geloof het niet. Zal dat over een maand nog zo zijn? Misschien.

18. De kleine Lear staat op een stoel zijn grote Goneril uit te schelden, dat alle denkbare ellende en de grootste vernedering over haar moge komen, dat haar kinderen haar als teken van buitenissige ondankbaarheid in de goot mogen gooien. Een stukje hoogdravende retoriek dat er zo driftig uitgestotterd wordt dat ik er, ondanks een fikse lachbui, stil van word.

19. Jan Decortes voorstellingen halen hun kracht uit hun concreetheid, hun realiteitsgehalte, hun dagelijksheid en dus ook veelzijdigheid/complexiteit. Een stofzuiger op de scène kan even interessant worden als King Lear die doodvalt. De wereld is nu eenmaal niet zo eenvoudig dat alles draait rondom een koning, zelfs al heet het stuk Koning Lear. De bereidheid om niets op voorhand te aanvaarden, en elk vooroordeel te laten vallen, is een appèl aan de intelligentie en de intellectuele weerbaarheid van het publiek. Vijf keer na mekaar brengt een voorstelling van Decorte die tintelende verwarring in mijn hoofd, terwijl bijna alle Vlaamse voorstellingen mij in lengte van jaren alleen maar moe gemaakt hebben.

Theo Van Rompay

KING LEAR

auteur: Shakespeare, vertaling Jan Decorte, groep; Het Trojaanse Paard, regie en decor: Jan Decorte, dramaturgie en kostuums: Sigrid Vinks, decorbouw: Johan Daenen en Kris Van Haute, spelers: Dirk Van Dijck, Jean-Pierre Maes, Guy Dermul, Willy Thomas, Mieke Verdin, Johan Heestermans, Ludo Hellinx, Sigrid Vihks, Johan Daenen, Rita Wouters, Frie Couwberghs, Bea Rouffart


Development and design by LETTERWERK